ECLI:NL:RBROT:2024:7903
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de toestemming om als gastouder te werken na overtredingen van de Wet kinderopvang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een gastouder, verzoekster, die haar toestemming om als gastouder te werken had zien intrekken door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Het college had op 22 juli 2024 besloten dat verzoekster vanaf 15 augustus 2024 niet meer als gastouder mocht werken, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet kinderopvang (Wko). Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij haar werkzaamheden kon blijven uitvoeren totdat er een definitieve beslissing op haar bezwaar was genomen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 19 augustus 2024, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster sinds 5 oktober 2018 toestemming had om als gastouder te werken, maar dat er meerdere overtredingen waren geconstateerd door de GGD, waaronder het opvangen van kinderen op een niet-geregistreerd adres en het inschakelen van vrijwilligers tijdens haar afwezigheid. Ondanks de argumenten van verzoekster, waaronder een noodsituatie op haar woonadres, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college in redelijkheid tot de intrekking van de toestemming kon komen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was dat de intrekking van de toestemming ongedaan zou maken. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de beslissing van het college naar verwachting in stand zal blijven en dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.