In de zaak tegen de verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], die ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd was, heeft de rechtbank Rotterdam op 3 juli 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging van verdovende middelen en medeplegen van het vervoeren en/of aanwezig hebben van verdovende middelen. De officier van justitie, mr. W.A.J.A. Welten, eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en een gevangenisstraf van 54 maanden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte als (mede)pleger van de feiten aan te merken. De rechtbank concludeerde dat het DNA van de verdachte weliswaar op verschillende plekken in een auto was aangetroffen, maar dat dit niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid bij de roofoverval op 16 oktober 2023. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij betrokken was bij het inladen van de tassen met cocaïne. De rechtbank verklaarde dat de gedragingen bij de loods duiden op activiteiten die het daglicht niet kunnen verdragen, maar dat er geen bewijs was voor wederrechtelijke toe-eigening van de cocaïne. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. J. Knook.