ECLI:NL:RBROT:2024:7876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
83-165166-21, 83-186934-21 en 83-165374-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens witwassen, voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten en valsheid in geschrift

Op 14 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 1,1 miljoen onveraccijnsde sigaretten, witwassen van de opbrengst van de verkoop van deze sigaretten, en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 4 maart 2019 tot en met 8 mei 2019 opzettelijk accijnsgoederen voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de wet op de accijns waren betrokken. Daarnaast heeft de verdachte een aanzienlijk contant geldbedrag van € 46.990,- voorhanden gehad, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard, wat leidde tot het vermoeden van witwassen. De rechtbank heeft de verdachte ook vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van witwassen met zijn broer, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen bevolen. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van het bewijs en de omstandigheden van de zaak, waarbij de rechtbank de impact van de illegale sigarettenhandel op de samenleving en de fiscale gevolgen heeft meegewogen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige overtreding van de wet, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de legale economie en het sociale stelsel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 83-165166-21, 83-186934-21 en 83-165374-21 (t.t.z. gevoegd)
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.E.J. Backer heeft gevorderd:
  • onder parketnummer 83-165166-21: bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 primair;
  • onder parketnummer: 83-186934-21: bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • onder parketnummer: 83-165374-21: bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

Partiële vrijspraak onder parketnummer 83-165166-21:

4.1.
Ten aanzien van feit 1: het aantal tenlastegelegde sigaretten en medeplegen:
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is wettig en overtuigend bewijs voorhanden van de tenlastegelegde aantal onveraccijnsde sigaretten en medeplegen van het voorhanden hebben daarvan.
Uit het dossier blijkt in hoofdlijnen voldoende dat elke doos met het opschrift ‘Bericap’ 14.000 sigaretten bevatte en elke kleinere ‘mastercase’-doos 10.000 sigaretten.
In de woning en de schuur van de verdachte, boxen [nummer 1] en [nummer 2] van Shurgard Nieuwegein en box [nummer 3] van Shurgard Rotterdam zijn grote hoeveelheden sigaretten aangetroffen, waarbij het totaal aantal sigaretten uiteindelijk uitkomt op 3.926.000.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft een link met die opslagboxen bij Shurgard. Hij huurde namelijk (al dan niet via katvangers) deze opslagboxen, hij beschikte over de toegangscodes tot de gebouwen (inclusief liften) van Shurgard en hij had de sleutels van die opslagboxen. De medeverdachte [medeverdachte 1] had ook wetenschap van, en beschikkingsmacht over de illegale sigaretten in de dozen die in die opslagboxen stonden en hij werkte bij de opslag van die dozen nauw samen met de verdachte.
Op de camerabeelden van Shurgard is te zien dat [medeverdachte 1] soms alleen en met soms met de verdachte dozen naar de opslagboxen bracht, en dat zij dozen meenamen uit de opslagboxen en dat zij daarbij niet volledig afgesloten dozen dichtdrukten.
Voorts heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] in een van die opslagboxen goederen verpakt in dozen. Op 4 maart 2019 blijkt namelijk dat hij bij Shurgard Nieuwegein eerst een kar met lege, ingevouwen dozen naar de opslagbox [nummer 1] brengt en dat hij daarna zes karren vol met goederen, verpakt in blauw plastic en afgedekt met een deken, naar die opslagbox brengt. Hij verblijft daar dan langere tijd en verlaat vervolgens de box met onder meer verfrommeld blauw plastic bij zich. De medeverdachte [medeverdachte 1] bracht op 7 mei 2019 50 dozen naar deze opslagbox. In die box heeft de FIOD een dag later 69 dozen met illegale sigaretten aangetroffen.
4.1.2.
Beoordeling
Vooropgesteld wordt dat op basis van het dossier met inbegrip van de camerabeelden niet de aantallen sigaretten zoals voor de opslagboxen van Shurgard zijn ten laste gelegd met voldoende mate van zekerheid kunnen worden vastgesteld. De extrapolatie van de daadwerkelijk aangetroffen aantallen naar het totaalaantal ingaande dozen in de opslagboxen, en de aanname dat elke doos ‘Bericap’-doos gemiddeld 14.000 sigaretten bevatte en elke ‘mastercase’-doos gemiddeld 10.000 sigaretten mag hiervoor niet zonder meer gevolgd worden. Immers, nog afgezien van de vraag of de camera de bewegingen van alle dozen heeft geregistreerd, zijn er in een van de opslagboxen alleen al 2 dozen met een andere inhoud dan sigaretten, namelijk parfum, aangetroffen en blijken er ook dozen te zijn verplaatst tussen de opslagboxen in Nieuwegein.
De rechtbank zal daarom uitgaan van het aantal daadwerkelijk aangetroffen sigaretten tijdens de doorzoeking in de opslagboxen van Shurgard in Rotterdam en Nieuwegein.
Dit betekent dat de verdachte partieel wordt vrijgesproken voor een groot aantal sigaretten.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan verder onvoldoende worden vastgesteld dat de medeverdachte [medeverdachte 1] wetenschap heeft gehad van de inhoud van de dozen. Het enkele feit dat de medeverdachte [medeverdachte 1] toegang had tot deze opslagboxen en dat hij in een tijdsbestek van ruim twee maanden regelmatig dozen in de opslagboxen heeft gebracht en daaruit heeft gehaald, al dan niet samen met de verdachte, levert het bewijs van die wetenschap niet op. Niet gebleken is namelijk dat de inhoud van de dozen met daarin sloffen sigaretten voor de medeverdachte [medeverdachte 1] zichtbaar moet zijn geweest. De activiteiten van het in- en uitladen van dozen en de toegang tot de opslagboxen roepen weliswaar de nodige vragen op, maar die activiteiten zouden ook nog kunnen passen binnen de legale bedrijfsactiviteiten van het koeriersbedrijf van de medeverdachte.
Dit brengt mee dat geen sprake is van medeplegen van het tenlastegelegde met de medeverdachte [medeverdachte 1], zodat de verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2: medeplegen
4.1.3.
Standpunt officier van justitie
Er is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden van het medeplegen van witwassen. De kopers van de illegale sigarettenhandel van de verdachte betaalden in de periode van april 2017 tot en met mei 2019 in totaal € 85.918,- op de ING-bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte 2], de broer van de verdachte, met valse omschrijvingen als aankoop van meubels en soms met vermelding van het sigarettenmerk. Op de telefoon van de verdachte zijn screenshots van betalingen van de afnemers aangetroffen. De medeverdachte [medeverdachte 2] had een bankpas van die bankrekening, die op zijn naam stond. Hij pinde hiermee contant geld, terwijl de verdachte op zijn telefoon een app van deze bankrekening had, waarmee hij geld pinde. In totaal werd een bedrag van € 71.750,- via contante opnames van de bankrekening opgenomen.
4.1.4.
Beoordeling
Uit het dossier kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de broer van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte 2], de beschikking heeft gehad over bankafschriften van de ING-bankrekening of anderszins zicht had op het transactieverloop op die rekening noch dat hij wetenschap had van de illegale sigarettenhandel van de verdachte. De enkele omstandigheid dat de medeverdachte [medeverdachte 2] geldbedragen van deze bankrekening pinde, betekent nog niet dat hij bewust en nauw heeft samengewerkt met de verdachte bij het tenlastegelegde witwassen door de verdachte.
Gelet op het vorenstaande is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs van medeplegen van het onder 2 tenlastegelegde witwassen voorhanden. De verdachte zal hier van het medeplegen worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
Ten aanzien van witwassen onder feit 3 primair onder parketnummer: 83-165166-21:
Vast is komen te staan dat de verdachte en zijn echtgenote een bijstandsuitkering voor gehuwden ontvingen van de gemeente [plaatsnaam] en dat in hun woning een fors contant geldbedrag van € 46.990,- is aangetroffen op ongebruikelijke plaatsen. Zo zijn aangetroffen losse coupures in een keukenlade (€ 1.980,-), in een lade van de kaptafel in de ouderslaapkamer (€ 5.950,-) en in een sporttas (€ 35.000,-) en in een plastic tas (€ 3.880,-) in de kledingkast en in een spijkerbroek (€ 680,-) die aan de kapstok in de hal hing.
Uit het dossier blijkt niet wat de herkomst van dit aangetroffen contante geldbedrag is en dat dit afkomstig is uit een concreet aanwijsbaar misdrijf.
Het voorhanden hebben van zo’n groot contant geldbedrag als hier is aangetroffen brengt aanzienlijke veiligheidsrisico’s met zich en is hoogst ongebruikelijk als het geld op legale wijze zou zijn verkregen. Daarnaast ontbreekt een verklaarbaar legale bron van inkomsten en vermogen voor het voorhanden van een dergelijk contant geldbedrag.
De bovenstaande feiten en omstandigheden leveren een vermoeden van witwassen op. Van de verdachte mag dan worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare verklaring geeft voor de herkomst van dit contante geldbedrag. Dat heeft de verdachte niet gedaan.
Gelet op het vorenstaande kan het niet anders dan dat het aangetroffen contante geldbedrag (onmiddellijk of middellijk) uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
Ten aanzien van het voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten onder parketnummer 83-186934-21
De verdachte is op 19 februari 2018 te Apeldoorn op de Rijksweg A1 aangehouden in een personenauto waarin 55.720 sigaretten van verschillende bekende merken en 24 kilogram waterpijptabak aanwezig waren. De verbalisanten hebben hierbij geconstateerd dat enkel de sigaretten van het merk Pall Mall waren voorzien accijnszegels, die echter niet overeenkwamen met de hen bekende EU-accijnszegels, en dat alle andere sigaretten niet waren voorzien van accijnszegels.
De verdachte heeft verklaard dat hij de sigaretten en waterpijptabak goedkoop kreeg aangeboden, dat hij hiervoor ruim € 1.000,- heeft betaald en dat hij wist dat een pakje sigaretten in Nederland € 7,50 kost.
De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande al blijkt dat de verdachte wist dat het lage aankoopbedrag van € 1.000,- niet in verhouding stond tot de waarde van deze hoeveelheid sigaretten en waterpijptabak in het reguliere handelsverkeer. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat in Nederland een flinke accijns wordt geheven op sigaretten en waterpijptabak en dat die sigaretten en waterpijptabak voorzien moeten zijn van EU-accijnszegels. De verbalisanten zagen al bij een simpele visuele controle dat dit niet het geval was.
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien heeft de verdachte door aldus te handelen willens en wetens de aannemelijke kans heeft aanvaard dat hij onveraccijnsde sigaretten voorhanden heeft gehad. Er is dus sprake van wetenschap in de vorm van voorwaardelijk opzet.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 83-165166-21:
1.
hij in de periode van 4 maart 2019 tot en met 8 mei 2019,
te [plaatsnaam] en/of Nieuwegein en/of Rotterdam, opzettelijk accijnsgoederen,
te weten
- ( circa) 74.810 stuks sigaretten (woning [plaatsnaam]) en
- ( circa)
271.98stuks sigaretten (garagebox Rotterdam) en
- ( circa)
715.7stuks sigaretten (garageboxen Nieuwegein),
voorhanden heeft gehad, die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juni 2019 te [plaatsnaam] , althans in Nederland, (telkens) (van) één of meer voorwerpen, te weten
- een geldbedragvan EUR 83.204,53 en/of
- een geldbedragen van EUR 16.959,00 ,
de werkelijke aard, de herkomst, heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerpen was, en/of heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3. primair:
hij, op 8 mei 2019, te [plaatsnaam], een voorwerp, te weten contantegeldbedragenvan (in totaal) EUR 46.990,00
heeft voorhanden heeft gehad , terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen
, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
onder parketnummer 83-186934-21:
hij
op 19 februari 2018 te Apeldoorn, opzettelijk
accijnsgoederen, te weten (circa) 55.720 sigaretten en 24 kilogram
(waterpijp)tabak, voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing zijn betrokken;
onder parketnummer 83-165374-21:
hij, op of omstreeks 18 april 2017 en/of 7 juni 2018, te [plaatsnaam],
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, , geschrift(en) die bestemd
warenom tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten;
- de inlichtingenstaat bij aanvraag bijstand als bedoeld in de Participatiewet en;
- het vragenformulier aflossing
valselijk heeft opgemaakt door aan te geven dat
hij en de medeverdachtegeen inkomsten had
denuit loon en/of geen inkomen uit zelfstandig bedrijf/beroep en/of geen vermogen had
den, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en
hij,
in de periode van 18 april 2017 tot en met 29 september 2019,
te [plaatsnaam], tezamen en in vereniging een ander, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten artikel 17 Participatiewet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Participatiewet, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte en zijn mededader niet (tijdig) doorgegeven aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen dat hij, verdachte, en zijn mededader, vermogen had, immers had hij, verdachte, en/zijn mededader (contante) geldbedragen, te weten
- een geldbedrag van EUR 1.980,00 en
- een geldbedrag van EUR 5.950,00 en
- een geldbedrag van EUR 38.380,00 en
- een geldbedragen van EUR 680,00 ,
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
onder parketnummer 83-165166-21:
1.
opzettelijke overtreding van een in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
2.
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
3. primair:
witwassen;
onder parketnummer 83-186934-21:
opzettelijke overtreding van een in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wet op de accijns opgenomen verbod;
onder parketnummer 83-165374-21:
voortgezette handeling van:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
medeplegen van in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van hemzelf of een ander, terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht of van een ander op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten en/of omstandigheden waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk ruim 1.100.000 onveraccijnsde sigaretten in opslagboxen, in een personenauto, zijn woning en in een schuur voorhanden gehad. Deze sigaretten waren bestemd voor de verkoop. De verdachte heeft langdurig via Facebook illegale sigaretten ver beneden de reguliere prijs aangeboden, verkocht en afgeleverd aan afnemers in Nederland en in Duitsland. Ook kwamen afnemers de illegale sigaretten zelf ophalen bij de verdachte.
Een dergelijke grootschalige illegale handel in sigaretten verstoort de reguliere markt voor tabakswaren en werkt ontwrichtend op de economische ordening en het fiscale systeem van het land. Illegale sigaretten worden doorgaans, en zo ook hier, verkocht voor een prijs die ver beneden de reguliere prijs voor zulke producten ligt. Door deze verkoop worden accijnsverplichtingen voor aanzienlijke bedragen ontdoken, waardoor in dit geval ruim € 213.000 ,- aan fiscaal nadeel ontstaan is. Ook brengt de illegale handel in accijnsgoederen oneerlijke concurrentie met zich ten opzichte van bonafide handelaren en bedrijven die wel voldoen aan hun verplichtingen in het kader van de accijnsheffingen. En, niet in de laatste plaats, doorkruist illegale tabakshandel met prijzen die aanzienlijk onder de markwaarde liggen het anti-rookbeleid van de overheid. Immers de overheid wil het roken van tabak ontmoedigen door heffing van accijnzen en belasting met het oog op de algemene volksgezondheid.
De verdachte heeft zich in het verlengde van de verkoop van illegale sigaretten schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen over een periode van ruim 2,5 jaar. De verdachte liet de opbrengsten hiervan door zijn afnemers storten vanaf augustus 2016 op de bankrekening van zijn echtgenote (€ 16.900,-) en in aansluiting daarop op de bankrekening van zijn broer (€ 83.203,-) met valse omschrijvingen. Ook de verdachte had toegang tot de bankrekening van zijn broer. Vervolgens werden die bedragen nagenoeg helemaal contant opgenomen, en - zoals uit camerabeelden blijkt - ook wel aan de verdachte overgedragen. Daarnaast had de verdachte een contant geldbedrag van in totaal € 46.000,- uit misdrijf afkomstig voorhanden in zijn woning.
Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Bovendien bevordert witwassen het plegen van delicten omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Tot slot heeft verdachte zich over een periode van ruim 2 jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en bijstandsfraude. De verdachte en zijn echtgenote ontvingen vanaf april 2017 een bijstandsuitkering voor gehuwden van de gemeente [plaatsnaam]. Ook ontvingen zij bijzondere bijstand, deels in de vorm van een lening. In het aanvraagformulier van de bijstandsuitkering in april 2017 en in het vragenformulier aflossing in juni 2018 en overigens gedurende de uitkeringsperiode verzwegen zij de maandelijkse inkomsten uit illegale sigarettenhandel en het in hun woning aangetroffen contante geldbedrag van ruim € 46.000,- dat ver boven het vrij te laten vermogen lag.
De verdachte heeft met zijn frauduleuze handelen langdurig misbruik gemaakt van het sociale stelsel, waardoor de samenleving voor meer dan € 50.000,- financieel benadeeld is. Een dergelijk misbruik doet afbreuk aan de onderlinge solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Ook is schade toegebracht aan het vertrouwen dat gemeenten moet kunnen stellen in de documenten die worden ingediend in verband met sociale uitkeringen en aan het vertrouwen dat in het algemeen in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van documenten moet kunnen worden gesteld.
Het handelen van de verdachte was slechts gericht op eigen financieel gewin en hij heeft zich daarbij niets aangetrokken van al deze nadelige gevolgen. De verdachte heeft hiermee een ernstig gebrek aan normbesef getoond.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 mei 2024 op naam van de verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.4.
Strafoplegging
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de hoogte van het benadelingsbedrag in de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken (hierna: LOVS) bij fraude. Op dat punt wordt bij een benadelingsbedrag van € 400.000,- als oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gesuggereerd van tussen de 12 en 24 maanden.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten en het vorenoverwogene acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden een passende straf. Deze straf is aanzienlijk lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van een beduidend lager aantal illegale sigaretten en daarmee samenhangend lager fiscaal nadeel dan de officier van justitie in haar requisitoir is uitgegaan.
Op grond van artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (HGEU) en artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient de verdachte binnen een redelijke termijn te worden berecht. De redelijke termijn is in dit geval gestart op 8 mei 2019, omdat die datum een doorzoeking in de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden en hij toen in verzekering gesteld is. Er is vanaf die datum tot aan dit vonnis een periode van 64 maanden verstreken.
Omdat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden geldt als redelijke termijn in deze zaak een periode van 24 maanden. Dat betekent dat de redelijke termijn met 40 maanden is geschonden en dat er een inbreuk is gemaakt op artikel 47 van de HGEU en artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Daarom zal een strafvermindering van 3 maanden als compensatie worden verleend.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verbeurdverklaring van de voorwerpen, te weten de onder nummers 1 t/m 5 vermelde geldbedragen van in totaal € 46.900,- op de Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggeven voorwerpen op bijlage III.
8.2.
Beoordeling
De bovengenoemde voorwerpen zullen worden verbeurd verklaard. Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het onder feit 3 primair bewezenverklaarde onder parketnummer 83-165166-21 is met betrekking tot deze voorwerpen begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 56, 57, 225, 227b, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 97 van de Wet op de accijns.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder parketnummer 83-165166-21 onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 83-186934-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 83-165374-21, zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, onder nummers 1 t/m 5 als volgt:
- verklaart verbeurd de geldbedragen ter hoogte van in totaal € 46.990,- als bijkomende straf voor het onder 3 primair bewezenverklaarde onder parketnummer 83-165166-21.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
onder parketnummer 83-165166-21:
1
hij
op één of meer tijdstip (pen)
in de periode van 4 maart 2019 tot en met 8 mei 2019,
te [plaatsnaam] en/of Nieuwegein en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk
één (of meer) accijnsgoed(eren),
te weten
- ( circa) 74.810 stuks sigaretten (woning [plaatsnaam]) en/of
- ( circa) 340.000 stuks sigaretten (garagebox Rotterdam) en/of
- ( circa) 3.926.000 stuks sigaretten (garageboxen Nieuwegein),
althans een (grote) hoeveelheid sigaretten,
voorhanden heeft/hebben gehad,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing
is/zijn betrokken;
(art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns, art 97 Wet op de accijns)
2
hij
op één of meer tijdstip(pen)
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 1 juni 2019
te [plaatsnaam] en/of Oss, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) (van) één of meer voorwerp(en), te weten
- ( een) geldbedrag(en) van EUR 83.204,53 (AMB-053, p. 19) en/of
- ( een) geldbedrag(en) van EUR 16.959,00 (AMB-053, p. 19),
althans een geldbedrag van (in totaal) EUR 100.163,53,
althans een of meer geldbedrag(en)
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of heeft/hebben verborgen
en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren,
en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden
heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben overgedragen en/of omgezet en/of van genoemde voorwerp(en)
gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van witwassen een
gewoonte heeft/hebben gemaakt;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
Hij,
op of omstreeks 8 mei 2019,
te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een voorwerp,
te weten (een) (contante) geldbedrag(en) van (in totaal) EUR 46.990,00 (AMB-029)
en/of een of meer (contante) geldbedrag(en),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en)
gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij
op of omstreeks 8 mei 2019,
te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander (en), althans alleen,
een voorwerp,
te weten (een) (contante) geldbedrag(en) van (in totaal) EUR 46.990,00 (AMB-029)
en/of een of meer (contante) geldbedrag(en),
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat die voorwerp(en)
geheel of gedeeltelijk,
onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
(art 420bis.l Wetboek van Strafrecht)
onder parketnummer 83-186934-21
hij
op of omstreeks 19 februari 2018 te Apeldoorn, althans in Nederland,
opzettelijk
één (of meer) accijnsgoed(eren), te weten (circa) 55.720 sigaretten en 24 kilogram
(waterpijp)tabak,
voorhanden heeft gehad
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing
is/zijn betrokken;
(art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns, art 97 Wet op de accijns)
onder parketnummer: 83-165374-21
Hij,
op of omstreeks 18 april 2017 en/of 7 juni 2018,
te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(een) geschrift(en) dat/die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te
weten;
- de inlichtingenstaat bij aanvraag bijstand als bedoeld in de Participatiewet (p. 5
van de bijlagen van het proces-verbaal) en/of;
- het vragenformulier aflossing (p. 32 van de bijlagen van het proces-verbaal),
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door aan te geven dat hij geen
inkomsten had uit loon en/of geen inkomen uit zelfstandig bedrijf/beroep en/of
geen vermogen had,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
( artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
en/of
Hij,
in of omstreeks de periode van 18 april 2017 tot en met 29 september 2019,
te [plaatsnaam], althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting,
te weten artikel 17 Participatiewet,
opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken,
en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander,
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die
gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders
recht op een verstrekking of tegemoetkoming,
te weten een uitkering krachtens de Participatiewet,
dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming,
immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) niet (tijdig) doorgegeven aan het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen dat hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s), werkzaamheden heeft verricht en/of inkomsten heeft ontvangen
en/of vermogen had,
immers had hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (een) (contante)
geldbedrag(en), te weten
- (een) geldbedrag(en) van EUR 1.980,00 (AMB-029) en/of
- (een) geldbedrag(en) van EUR 5.950,00 (AMB-029) en/of
- (een) geldbedrag(en) van EUR 38.380,00 (AMB-029) en/of
- (een) geldbedrag(en) van EUR 680,00 (AMB-029),
althans een geldbedrag van (in totaal) EUR 46.990,00,
althans een of meer geldbedrag(en) voorhanden;
(art 227b Wetboek van Strafrecht)