ECLI:NL:RBROT:2024:786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10-098593-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederspannigheid en mishandeling van verpleegkundigen in een kliniek met ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid

Op 24 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Uganda in 1980, die zich op 11 april 2023 met geweld en bedreiging heeft verzet tegen verpleegkundigen van Antes in Poortugaal. De verdachte was ten tijde van het incident preventief gedetineerd en onderging gedwongen zorg vanwege een psychotische stoornis en alcoholgebruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verpleegkundigen als ambtenaren moeten worden aangemerkt in de zin van het Wetboek van Strafrecht, omdat zij een overheidstaak uitvoerden. De verdachte heeft de verpleegkundigen mishandeld, maar de rechtbank oordeelde dat hij ten tijde van de feiten volledig ontoerekeningsvatbaar was. De deskundigen concludeerden dat de verdachte lijdende was aan schizofrenie en dat zijn geestelijke toestand zijn gedragingen beïnvloedde. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met voorwaarden, waaronder een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, om het recidivegevaar te minimaliseren. De rechtbank heeft de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien de ernst van de feiten en het gevaar voor herhaling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-098593-23
Datum uitspraak: 24 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Uganda) op [geboortedatum01] 1980,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ( [naam instelling01] ) in [plaats01] ,
raadsman mr. R.F. Nelisse, advocaat in Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juli 2023, 20 september 2023, 7 december 2023 en 11 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 7 december 2023 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De steller van de tenlastelegging heeft het onder 1 ten laste gelegde toegesneden op het bepaalde in de artikelen 180 en 181 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat ook de verdediging dit zo heeft begrepen. Daarom begrijpt de rechtbank dat het ontbreken in de tenlastelegging van de in artikel 180 Sr opgenomen term “
ambtenaar” berust op een kennelijke misslag. Gelet daarop zal de rechtbank de woorden “
zijnde ambtenaren, namelijk” inlezen in het onder 1 ten laste gelegde en wel vóór de daarin opgenomen woorden “
verpleegkundige(n)/medewerker(s) van Antes”.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde, te weten de zware mishandeling en de poging zware mishandeling van [slachtoffer01] ;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 uiterst subsidiair ten laste gelegde, te weten wederspannigheid en mishandelingen van [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] ;
  • oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden;
  • bevel dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden;
  • oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.

4.Waardering van het bewijs

De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 april 2023 heeft de verdachte zich met geweld en bedreiging met geweld verzet tegen drie verpleegkundigen van Antes die hem medicatie wilden toedienen. De verdachte verbleef in het kader van een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) in een kliniek van Antes in Poortugaal. Twee verpleegkundigen hebben als gevolg hiervan letsel opgelopen.
Ambtenaar
De verdachte verbleef in de kliniek vanwege een bij beschikking van de burgemeester op 9 april 2023 verleende crisismaatregel zoals hiervoor vermeld. Hij ontving daar (gedwongen) zorg vanwege een psychotische ontregeling nadat hij was gestopt met het innemen van zijn medicatie en vanwege het gebruik van alcohol. De verdachte heeft een recidiverende psychotische stoornis en een stoornis als gevolg van het gebruik van alcohol. Hij is nu vier keer psychotisch geworden en in gedwongen kader opgenomen. Dit was in 2010, 2014, 2020 en 2023.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de in de tenlastelegging genoemde verpleegkundigen, in loondienst bij Antes dan wel daar als zzp’er werkzaam, moeten worden aangemerkt als ambtenaren in de zin van de artikelen 180/181 en 304 Sr.
In de jurisprudentie wordt uitgegaan van een ruime opvatting voor het strafrechtelijke begrip van ambtenaar. In de ogen van de Hoge Raad is iemand ambtenaar als hij door het openbaar gezag is aangesteld tot een openbare betrekking om een deel van de taak van de staat of zijn organen te verrichten [1] . Of de persoon ook arbeidsrechtelijk als ambtenaar valt aan te merken doet niet ter zake [2] . Doorslaggevend lijkt te zijn of de betrokkene als ambtenaar is tewerkgesteld door het daartoe bevoegde gezag [3] of dat de werkgever overheidstaken uitvoert en onder toezicht en controle staat van de overheid [4] .
De verplichte en gedwongen zorg van een persoon die een crisismaatregel in het kader van de Wvggz heeft opgelegd gekregen, is een overheidstaak en de verpleegkundigen die deze taak uitvoeren, zijn, op het moment dat zij zich met deze specifieke zorgtaak bezighouden, aan te merken als ambtenaren in de zin van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 1
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het begaan van dit feit volledig ontoerekeningsvatbaar was volgens de psychiater en de psycholoog die over de verdachte hebben gerapporteerd. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om aan deze conclusies van de deskundigen voorbij te gaan. Er kan alleen sprake zijn van opzet indien de verdachte in enige mate weet wat hij doet. Daar was bij dit feit geen sprake van volgens de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een verweer waarbij met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij de verdachte het opzet wordt bestreden, zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2775).
De rechtbank is van oordeel dat, anders dan de raadsman heeft gesteld, de door de psychiater en de psycholoog geconcludeerde volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van opzet, nu de rechtbank niet is gebleken dat bij de verdachte ten tijde van het handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Hierbij neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat uit de verklaring van verpleegkundige [slachtoffer02] blijkt dat de verdachte wist waarvoor de verpleegkundigen kwamen, namelijk het toedienen van medicatie, en dat hij dat niet wilde. [slachtoffer02] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft horen zeggen dat de verpleegkundigen moesten ‘oprotten’. Verpleegkundige [slachtoffer01] heeft verklaard dat hij de verdachte heeft horen zeggen dat hij helemaal geen medicatie wilde. Toen de verpleegkundigen uitlegden dat als de verdachte de medicatie bleef weigeren, zij de medicatie met een spuit zouden toedienen, ging de verdachte zich met geweld en bedreiging met geweld verzetten. Hieruit maakt de rechtbank op, dat het handelen van de verdachte een direct gevolg was van de mededelingen van de verpleegkundigen dat de medicatie met dwang zou worden toegediend, waarvan de verdachte zich op dat moment bewust was en dat gelet op de uitlatingen van de verdachte direct daaraan voorafgaand er geen sprake van was dat tijdens dat handelen, ieder inzicht hem heeft ontbroken. Het opzet kan dus bewezen worden.
Feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. Datzelfde geldt voor de in de laatste zin onder het uiterst subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid. Het door het slachtoffer opgelopen letsel kan immers niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. De verdachte zal dan ook van dit deel van de tenlastelegging zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen drie verpleegkundigen, die als ambtenaar werkzaam waren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Daarnaast is bewezen dat de verdachte die verpleegkundigen in die hoedanigheid heeft mishandeld.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 uiterst subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen
- [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ),
- [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) en
- [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ),
zijnde ambtenaren, namelijkverpleegkundigen/medewerkers van Antes, zijnde een zorgaanbieder als
bedoeld in de Wvggz, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
te weten het uitvoering geven aan een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:1
Wvggz en het verlenen van de daaruit voortvloeiende vormen van verplichte zorg
waaronder het verstrekken/toedienen van medicijnen
door
- die [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ), (meermalen) tegen het lichaam te slaan
en trappen
- die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) (meermalen) tegen het hoofd te slaan en
- die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ) in het gezicht te slaan ,
terwijl dit misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten
- een bult bij die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) en
- een gebroken neus/bloedneus bij die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ) ten gevolge heeft gehad;
2
hij op 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ), verpleegkundige/medewerker
van Antes, zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de
Wvggz,
gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ) (meermalen) tegen
het lichaam te slaan en trappen ;
3
hij op 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ), verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde
een zorgaanbieder als bedoeld in de
Wvggz,
gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) (meermalen) tegen het
hoofd te slaan ;
4
(uiterst subsidiair)
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ), verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde een
zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz,
gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ) in het
gezicht te slaan
met zodanige kracht dat die [slachtoffer01] daardoor ten val is gekomen tegen een object.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van
1.
wederspannigheid
en
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enige lichamelijk letsel ten gevolgd hebben, meermalen gepleegd;
2.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
3.
mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

4.(uiterst subsidiair)

mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De deskundigen [psychiater01] , psychiater, en drs. [GZ-psycholoog01] , GZ-psycholoog, hebben ieder een persoonlijkheidsonderzoek ingesteld omtrent de verdachte en daarover op respectievelijk 5 oktober 2023 en 10 oktober 2023 gerapporteerd. Zij komen ieder voor zich tot de conclusie dat de bewezenverklaarde feiten de verdachte niet toe te rekenen zijn.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Daartoe heeft hij aangevoerd dat weliswaar niet ter discussie staat dat de verdachte ten tijde van de delicten beïnvloed werd door de stoornissen waarover de deskundigen hebben gerapporteerd en dat die stoornissen op zichzelf bezien het handelen van de verdachte hebben beïnvloed. Gedragingen van de verdachte die aan het optreden van de in artikel 39 Sr bedoelde stoornis zijn voorafgegaan, kunnen echter in de weg staan aan het oordeel dat een ten laste gelegd feit niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Dit kan slechts indien sprake is geweest van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als het optreden van de stoornis aan de verdachte zelf te wijten is geweest.
De officier van justitie heeft gesteld dat in deze zaak sprake is geweest van zulke bijzondere omstandigheden. De deskundigen hebben immers in hun rapportages onder meer beschreven dat de verdachte bekend was met het feit dat hij psychiatrisch patiënt is, dat hij bekend is met de risico’s van alcohol voor psychotische ontregeling en dat de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten al langere tijd niet meer in zorg was en zijn medicatie niet meer gebruikte. Deze omstandigheden, in samenhang bezien, leiden tot de conclusie dat de verdachte geen beroep op ontoerekeningsvatbaarheid toekomt.
Beoordeling
De psychiater heeft bevonden dat de verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten lijdende was aan schizofrenie, ongespecificeerde psychotrauma of stressor-gerelateerde stoornis en alcoholgebruik in vroege remissie. De psycholoog heeft deze conclusie van de psychiater bevestigd voor zover het de schizofrenie en de stoornis in het alcoholgebruik betreft. Beide deskundigen concluderen dat deze stoornissen de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten beïnvloedden. De psychiater heeft daarbij overwogen dat aannemelijk is dat door de gedwongen toediening van medicatie en de aanwezigheid van meerdere personen, de psychotrauma’s bij de verdachte zijn geactiveerd. Hij voelde zich onveilig, bedreigd en overmeesterd. De verdachte ervoer hierbij acuut gevaar wat voor hevige angst en stress zorgde. Door de desorganisatie in zijn denken, stress en achterdocht is de verdachte niet in staat geweest om keuze overwegingen te maken. De psycholoog heeft overwogen dat de schizofrenie en het daaruit voortvloeiende psychotische toestandsbeeld ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten het denken en het handelen van betrokkene volledig hebben bepaald. Dit heeft voor beide deskundigen geleid tot het advies om de verdachte de ten laste gelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen.
Uit de rapportages van de deskundigen maakt de rechtbank op dat de door de officier van justitie aangedragen bijzondere omstandigheden van het niet gebruiken van medicatie, zich aan zorg onttrekken en het gebruik van alcohol samenhangen met het aan de geconstateerde stoornissen te relateren gebrek aan ziekte-inzicht bij de verdachte. Aldus kan niet gezegd worden dat het optreden van de stoornissen bij de verdachte aan hemzelf te wijten is geweest, zodat de door de officier van justitie genoemde omstandigheden niet aan ontoerekeningsvatbaarheid in de weg staan en de rechtbank aan het standpunt van de officier van justitie voorbijgaat.
Nu de conclusies van de deskundigen gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens die maakt dat de feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal de verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

7.De maatregel

Advies gedragsdeskundigen en reclassering
Beide gedragsdeskundigen hebben primair geadviseerd een zorgmachtiging te verlenen, mits behandeling in een forensische setting mogelijk is en mits de zorgmachtiging verlengd kan worden als de verdachte onvoldoende medicatietrouw blijkt of de medicatie onvoldoende effect heeft.
Indien geen zorgmachtiging wordt verleend, dan zou terbeschikkingstelling met voorwaarden een optie kunnen zijn om de behandeling voor langere tijd te waarborgen en daarmee het recidivegevaar te minimaliseren.
Op de zitting heeft [psychiater02] , psychiater Fivoor, opsteller van het zorgplan, toegelicht dat een zorgmachtiging een ongeschikt kader is voor het verlagen van recidiverisico. De verdachte voldoet voorts op dit moment niet (meer) aan de voorwaarden voor het verlenen van een zorgmachtiging omdat er op dit moment geen sprake is van een (medische) crisissituatie. Geïndiceerde interventies gericht op preventie en het bevorderen van de gezondheid en welzijn van de verdachte kunnen in het kader van een zorgmachtiging slechts op vrijwillige basis ingezet worden. De verdachte moet dan wel wilsbekwaam zijn om dat te kunnen beslissen. Meer specifiek komt het er op neer dat de verdachte, indien hij zich medicatietrouw toont, binnen korte tijd de kliniek zou kunnen verlaten. Hij zou dan buiten beeld kunnen geraken voor de zorg die noodzakelijk is om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.
Reclassering Nederland heeft op 23 november 2023 een rapport opgesteld en de reclasseringswerker heeft de inhoud van het rapport op de zitting toegelicht.
De conclusie van de reclassering is dat het verlenen van een zorgmachtiging onvoldoende wordt geacht, omdat er dan geen brug wordt geslagen tussen het ziektebeeld van de verdachte en het delictgedrag. Een zorgmachtiging is niet bestemd om recidivegevaar te beperken. Om de kans op recidive zoveel mogelijk te reduceren wordt een stringent kader als terbeschikkingstelling met voorwaarden geadviseerd dat nodig is om het recidiverisico op de lange termijn te kunnen beperken en daarmee de veiligheid van de maatschappij kan borgen. Er kan binnen dit kader bij urgente gevarenrisico's adequater worden ingegrepen en de verdachte kan profiteren van een voorspelbare begeleidingsomgeving waarbij er vanuit de problematiek van de verdachte gewerkt kan worden. Er is op korte termijn een opname nodig en ook beschikbaar, eventueel met inzet van een overbruggingsplek.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit te volstaan met het verlenen van een zorgmachtiging.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het verlenen van een zorgmachtiging, voor zover de verdachte op dit moment al voldoet aan de criteria voor het afgeven daarvan, niet volstaat en dat het opleggen van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. Binnen het kader van deze maatregel kan gerichter zorg worden verleend aan de verdachte om recidiverisico’s te beperken, ook indien de verdachte zich medicatietrouw toont en meewerkt aan interventies die kunnen bijdragen aan gedragsverandering. Met behulp en onder toezicht van de reclassering kan worden toegewerkt naar een voor de verdachte gepast resocialisatietraject.
De rechtbank zal de TBS aan de verdachte opleggen met de voorwaarden zoals hierna vermeld om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te waarborgen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. De verdachte heeft verklaard bereid te zijn tot het naleven van de voorwaarden die hieraan verbonden zijn.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet aan het opleggen van de TBS stelt, te weten:
- bij de verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- de bewezen verklaarde feiten, ter zake waarvan de TBS met voorwaarden zal worden opgelegd, betreffen misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, Sr;
- de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel.
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr mag de totale duur van de TBS een periode van vier jaren niet te boven gaan, tenzij de TBS is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Van dit laatste is sprake, zodat voldaan is aan de voorwaarde voor het opleggen van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling.
Gezien het grote recidivegevaar (in het bijzonder voor geweldsmisdrijven) en de noodzaak van behandeling zal de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast is een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit de hiervoor aangehaalde rapportages blijkt immers dat sprake is van gevaar voor herhaling van soortgelijke strafbare feiten. Om de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld. Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregelen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 55, 57, 180, 181, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 uiterst subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a. de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
b. de ter beschikking gestelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van de ter beschikking gestelde vast te stellen.
c. de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
d. de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
e. de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken.
f. de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
g. de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
h. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht.
4. als de reclassering dat nodig vindt en de ter beschikking gestelde daarmee instemt, kan de ter beschikking gestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de ter beschikking gestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
5. de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
6. de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt zeven weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt.
7. aansluitend aan zijn klinische behandeling laat de ter beschikking gestelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
8. aansluitend op zijn klinische behandeling verblijft de ter beschikking gestelde in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
9. de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
10. de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
11. de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
12. de ter beschikking gestelde geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de
dadelijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. W.J. de Veld en R.E. Drenth, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. de Hooge, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen
- [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ),
- [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) en/of
- [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ),
zijnde ambtenaren, namelijkverpleegkundige(n)/medewerker(s) van Antes, zijnde een zorgaanbieder als
bedoeld in de Wvggz, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening,
te weten het uitvoering geven aan een crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:1
Wvggz en het verlenen van de daaruit voortvloeiende vormen van verplichte zorg
waaronder het verstrekken/toedienen van medicijnen
door
- die [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ), (meermalen) tegen het lichaam te slaan
en/of stompen en/of trappen en/of schoppen
- die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) (meermalen) tegen het lichaam en/of hoofd te slaan en/of
stompen en/of trappen en/of schoppen en/of
- die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ) in het gezicht te slaan en/of stompen,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig
lichamelijk letsel, te weten
- een bult bij die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) en/of
- een gebroken neus/bloedneus bij die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] )
ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ), verpleegkundige/medewerker
van Antes, zijnde een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvgg,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer02] ( [kenmerknummer01] ) (meermalen) tegen
het lichaam te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen;
3
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ), verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde
een zorgaanbieder als bedoeld in de Wvgg,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer03] ( [kenmerknummer02] ) (meermalen) tegen het lichaam en/of
hoofd te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen;
4
(primair)
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
aan [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] )
zijnde een ambtenaar, namelijk verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde een
zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een neusfractuur, heeft toegebracht door
die [slachtoffer01] meermalen althans eenmaal in/tegen het gezicht althans het lichaam te slaan en/of
stompen met zodanige kracht dat die [slachtoffer01] daardoor ten val is gekomen tegen een object
(subsidiair)
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] )
zijnde een ambtenaar, namelijk verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde een
zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer01] meermalen althans eenmaal in het gezicht heeft geslagen en/of heeft gestompt met
zodanige kracht dat die [slachtoffer01] daardoor ten val is gekomen tegen een object,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(uiterst subsidiair)
hij op of omstreeks 11 april 2023 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,
een ambtenaar, [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ), verpleegkundige/medewerker van Antes, zijnde een
zorgaanbieder als bedoeld in de Wvggz,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door die [slachtoffer01] ( [kenmerknummer03] ) meermalen althans eenmaal in/tegen het
gezicht althans het lichaam te slaan en/of stompen
met zodanige kracht dat die [slachtoffer01] daardoor ten val is gekomen tegen een object
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een neusfractuur, ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.HR 25 oktober 1915, NJ 1915, p. 1205; HR 28 februari 1921, NJ 1921, 521; HR 16 november 1948, NJ 1949/138; HR 1 december 1992, NJ 1993/354.
2.HR 18 oktober 1949, NJ 1950/126.
3.HR 16 november 1948, NJ 1949/138.
4.HR 13 oktober 2009, LJN BJ6793 en HR 17 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:32.