ECLI:NL:RBROT:2024:7849

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
83-165199-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten wegens onvoldoende bewijs van wetenschap van illegale inhoud

In de zaak tegen de verdachte, die op 14 augustus 2024 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de beschuldiging van opzettelijk voorhanden hebben van onveraccijnsde sigaretten centraal. De verdachte werd ervan beschuldigd dat hij in de periode van 4 maart 2019 tot en met 8 mei 2019, in of omstreeks Nieuwegein en Rotterdam, samen met anderen of alleen, meermalen sigaretten voorhanden had die niet overeenkomstig de Wet op de accijns waren betrokken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de illegale inhoud van de dozen die hij naar opslagboxen bracht.

Tijdens de zitting op 31 juli 2024 werd vastgesteld dat de verdachte toegang had tot de opslagboxen en regelmatig dozen in en uit deze boxen haalde. Echter, de rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat de dozen met sigaretten illegaal waren. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van de verdachte ook binnen de legale bedrijfsvoering van zijn koeriersbedrijf konden passen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de inhoud van de dozen.

De rechtbank benadrukte dat het enkele feit dat de verdachte toegang had tot de opslagboxen en regelmatig dozen verplaatste, niet voldoende was om te concluderen dat hij op de hoogte was van de illegale sigaretten. De verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, en de rechtbank verklaarde dat de beschuldigingen niet wettig en overtuigend bewezen waren.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-165199-21
Datum uitspraak: 14 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres]
raadsman mr. T. Farber, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.E.J. Backer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Er is wettig en overtuigend bewijs voorhanden van het medeplegen van het bezit van het tenlastegelegde aantal onveraccijnsde sigaretten.
De verdachte heeft een link met de opslagboxen bij Shurgard waarin dozen met illegale sigaretten zijn aangetroffen. Hij huurde (al dan niet via een katvanger) van Shurgard twee opslagboxen in Nieuwegein en één Rotterdam, hij beschikte over de toegangscodes tot de gebouwen van Shurgard en de liften en hij had ook de sleutels van die opslagboxen. De verdachte had wetenschap van en beschikkingsmacht over de dozen met illegale sigaretten die daar waren opgeslagen en hij werkte nauw samen met de medeverdachte [medeverachte]. Op de camerabeelden van Shurgard is te zien dat hij - soms alleen en soms met de medeverdachte [medeverachte] - dozen naar de opslagboxen bracht en dat zij dozen meenamen uit de opslagboxen en dat de verdachte en de medeverdachte [medeverachte] daarbij niet volledig afgesloten dozen dichtdrukten.
Voorts heeft de verdachte goederen verpakt in dozen. Op 4 maart 2019 bracht hij bij Shurgard Nieuwegein eerst een kar met lege, ingevouwen dozen naar de opslagbox 0131 en bracht hij daarna zes karren vol met goederen, verpakt in blauw plastic en afgedekt met een deken, naar de opslagbox, waar uiteindelijk illegale sigaretten zijn aangetroffen. Hij verbleef daar langere tijd en verliet die box terwijl hij verfrommeld blauw plastic bij zich had. De verdachte bracht op 7 mei 2019 50 dozen naar deze opslagbox. Daarin trof de FIOD een dag later 69 dozen met illegale sigaretten aan.
4.1.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan onvoldoende worden vastgesteld dat
de verdachte wetenschap had van de inhoud van de dozen. Het enkele feit dat hij toegang had tot de drie opslagboxen van Shurgard en dat hij in een tijdsbestek van ruim twee maanden regelmatig dozen in de opslagboxen heeft gebracht en daaruit heeft gehaald - al dan niet samen met de medeverdachte [medeverachte] - levert het bewijs van die wetenschap in ieder geval niet op. Verder is niet gebleken dat de inhoud dozen met daarin sloffen sigaretten voor de verdachte zichtbaar moet zijn geweest. En omdat ook niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij de in- en verkoop van die illegale sigaretten betrokken zou zijn geweest, kan ook daaruit niet worden afgeleid dat hij zich had moeten realiseren dat de dozen een illegale inhoud konden hebben en hij die dozen om die reden had moeten openen om de inhoud te controleren. De activiteiten van het in- en uitladen van dozen en de toegang tot de opslagboxen roepen weliswaar de nodige vragen op, maar die activiteiten zouden ook nog kunnen passen binnen de legale bedrijfsactiviteiten van het koeriersbedrijf van de verdachte. Concrete aanwijzingen dat de verdachte wist of moet hebben geweten dat hij illegale sigaretten in handen heeft gehad of heeft gezien of wist dat in de dozen in de opslagboxen illegale sigaretten zaten, ziet de rechtbank dan ook niet in al deze feitelijke omstandigheden.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat de verdachte wist dat zich in de dozen onveraccijnsde sigaretten hebben bevonden.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en I. Bouter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. van Puffelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
in of omstreeks de periode van 4 maart 2019 tot en met 8 mei 2019,
te Nieuwegein en/of Rotterdam, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk
één (of meer) accijnsgoed(eren), te weten
- ( circa) 340.000 stuks sigaretten (garagebox Rotterdam) en/of
- ( circa) 3.926.000 stuks sigaretten (garageboxen Nieuwegein),
althans een (grote) hoeveelheid sigaretten,
voorhanden heeft gehad,
dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de accijns in de heffing
is/zijn betrokken;
(art 5 lid 1 onder b Wet op de accijns, art 97 Wet op de accijns)