Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 februari 2024, met bijlagen;
- het antwoord;
- de akte van [eiser] van 16 juli 2024, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde wegens een onbetaalde factuur voor juridische werkzaamheden die eiser in opdracht van gedaagde heeft uitgevoerd. De factuur, ter hoogte van € 76,23, is door gedaagde niet betaald. Eiser heeft daarnaast incassokosten van € 150,-, een boete van € 50,- en rente van € 8,09 gevorderd, alsook de proceskosten. Gedaagde heeft de vorderingen betwist, maar heeft zijn verweer niet gemotiveerd, ondanks dat hij daartoe de gelegenheid heeft gekregen. Dit heeft geleid tot de toewijzing van de vorderingen van eiser.
De procedure begon met een dagvaarding op 19 februari 2024, gevolgd door een zitting op 31 juli 2024, waar eiser vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde, mr. J.C. Rijnierse. Gedaagde is niet verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in gebreke is gebleven en heeft de vorderingen van eiser toegewezen. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van in totaal € 284,32 aan eiser, inclusief de gevorderde incassokosten en rente.
Daarnaast is gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 429,39. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat eiser het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren. De kantonrechter heeft in zijn beslissing de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen en het anders of meer gevorderde afgewezen.