ECLI:NL:RBROT:2024:7625

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
20 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/680643 / HA ZA 24-511
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident in verzet tegen verstekvonnis met vordering tot schorsing uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een incident in verzet. De eiseres, BOGO HOLDING B.V., had eerder op 24 april 2024 een verstekvonnis verkregen tegen INFINITY HOLDING B.V. en FIJNAART TOTAALONDERHOUD B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Infinity c.s.). In het verstekvonnis was Infinity c.s. veroordeeld tot betaling van diverse geldbedragen aan Bogo, en was de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard. Infinity c.s. hebben verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis en vroegen de rechtbank om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen totdat er een eindvonnis zou worden gewezen.

De rechtbank heeft de vordering van Infinity c.s. tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van Bogo bij de uitvoerbaarheid bij voorraad zwaarder wogen dan die van Infinity c.s. bij behoud van de bestaande situatie. Infinity c.s. voerden aan dat de vorderingen van Bogo geen stand zouden houden en dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis hun voortbestaan in gevaar zou brengen. De rechtbank oordeelde echter dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het beginsel van uitvoerbaarheid bij voorraad rechtvaardigden.

De rechtbank heeft Infinity c.s. veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Bogo zijn begroot op € 792,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak zal op 11 september 2024 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/680643 / HA ZA 24-511
Vonnis in incident in verzet van 28 augustus 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOGO HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gedaagde in verzet,
verweerster in het incident,
hierna te noemen: Bogo
advocaat mr. H.L.J.M. van Grinsven te Tilburg.
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INFINITY HOLDING B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
hierna te noemen: Infinity,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FIJNAART TOTAALONDERHOUD B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
gedaagden,
eiseressen in verzet,
eiseressen in het incident,
hierna gezamenlijk te noemen: Infinity c.s.
advocaat mr. D.T. Mensinga te Rotterdam.

1.Waar deze zaak over gaat

1.1.
Op vordering van Bogo heeft de rechtbank op 24 april 2024 een verstekvonnis gewezen. Daarin zijn Infinity c.s. veroordeeld om diverse geldbedragen aan Bogo te betalen en is het verstekvonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Infinity c.s. hebben met hun dagvaarding verzet tegen dat verstekvonnis ingesteld en willen dat de vorderingen van Bogo alsnog worden afgewezen. Ook willen zij dat de rechtbank de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis schorst totdat eindvonnis wordt gewezen. Daarvoor hebben zij een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ingesteld (de vordering in het incident). Bogo is het niet met de gevorderde schorsing eens.
1.2.
De rechtbank wijst vonnis in het incident en wijst de gevorderde schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorbaat van het verstekvonnis af met veroordeling van Infinity c.s. in de kosten van het incident.
1.3.
Hierna worden de procedure en de standpunten van partijen, voor zover hier van belang, nader omschreven en wordt het oordeel van de rechtbank toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het door de rechtbank op 24 april 2024 tussen Bogo en Infinity c.s. gewezen verstekvonnis onder zaak- en rolnummer 676189 / HA ZA 24-268 (verder: het verstekvonnis) en de daarin vermelde processtukken,
  • de verzetdagvaarding tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening van Infinity c.s. met 76 producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident van Bogo met 8 producties.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

3.Het geschil in het incident

3.1.
Infinity c.s. vorderen – samengevat – dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding in die zin dat zij bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal gelasten dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis althans de uitvoerbaar bij voorraad verklaring wordt geschorst totdat in deze procedure een eindvonnis wordt gewezen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Dit met veroordeling van Bogo in de kosten van dit incident, c.q. deze voorlopige voorziening, inclusief nakosten, en te vermeerderen met wettelijke renten
3.2.
Bogo voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, althans tot niet-ontvankelijk verklaring van Infinity c.s. in de vordering. Dit met veroordeling van Infinity c.s. in de kosten van het incident, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente, en uitvoerbaar bij voorraad.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Infinity c.s. hebben voldoende processueel belang bij de incidentele vordering. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Daarom moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt.
4.2.
Het uitgangspunt daarbij is dat degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen belang heeft bij de uitvoerbaarheid bij voorraad. Er moet sprake zijn van omstandigheden die maken dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan dat belang van degene die de veroordeling verkreeg. Verder geldt dat bij de toepassing van deze maatstaf de kans van slagen van het tegen de beslissing aangewende rechtsmiddel buiten beschouwing blijft. Wel kan de rechter bij zijn beoordeling betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing op een kennelijke misslag berust (vgl. HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.3.
Infinity c.s. stellen dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis moet worden geschorst omdat:
de vorderingen van Bogo geen stand zullen kunnen houden;
Infinity c.s. op 24 april 2024 het verstek hebben gezuiverd, dan wel het verstek hebben geprobeerd te zuiveren maar het hiertoe ingediende formulier die dag niet meer in behandeling is genomen;
de eventuele tenuitvoerlegging van het vonnis het voortbestaan van Infinity c.s. in gevaar brengt.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat die stellingen geen omstandigheid opleveren die maakt dat het belang van Infinity c.s. bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van Bogo bij uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis. Zij licht dit toe als volgt.
Over stelling 1)
4.5.
Met hun stelling dat de vorderingen van Bogo geen stand zullen kunnen houden grijpen Infinity c.s. vooruit op de beoordeling van de hoofdzaak. Daarmee doen zij in feite een beroep op de kans van slagen van het door hen ingestelde verzet tegen het verstekvonnis. Dat is geen omstandigheid die een rol kan spelen bij de afweging van de belangen die de rechtbank moet maken (zie de in 4.2 vermelde maatstaf).
Over stelling 2)
4.6.
Niet gebleken is dat Infinity c.s. het verstek tijdig hebben gezuiverd. Dit volgt uit het volgende.
4.6.1.
Het geding tussen partijen is er één dat met een dagvaarding wordt ingeleid en waarin verplichte procesvertegenwoordiging geldt. Zulke zaken worden op een rol geplaatst waarin de stand van de procedure wordt bijgehouden. In aanvulling op de wettelijke bepalingen is op die zaken het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken van toepassing dat over de voortgang van het geding gaat (verder: het Landelijk procesreglement).
4.6.2.
Het zuiveren van verstek kan zolang het eindvonnis nog niet is gewezen door in het geding te verschijnen (artikel 142 Rv).
4.7.
Het verstekvonnis is een eindvonnis en is gewezen op 24 april 2024.
4.7.1.
Het verschijnen in een geding is een proceshandeling en vindt plaats door een bericht van een advocaat aan de rechtbank (met een B2-formulier) waarin deze zich voor een partij stelt. Het tijdstip waarop dergelijke berichten uiterlijk moeten worden ingeleverd is 10.00 uur op de roldatum waarop de zaak waarin men wil verschijnen voor vonnis staat (artikelen 1.2 onder k en 1.3 Landelijk procesreglement).
4.7.2.
Infinity c.s. hebben gesteld dat zij hebben geprobeerd het verstek op 24 april 2024 te zuiveren. Uit die stelling kan niet zonder meer worden afgeleid dat de zuivering tijdig – dat wil zeggen uiterlijk om 10:00 uur – heeft plaatsgevonden. Infinity c.s. hebben zo bezien onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat het verstekvonnis op een kennelijke misslag berust. Dit geldt temeer, nu uit de door Infinity c.s. overgelegde stukken lijkt te moeten volgen dat zij op 24 april 2024 pas rond 17.00 uur het hiervoor bedoelde bericht hebben ingediend. De e-mail die het kantoor van de advocaat van Infinity c.s. die dag aan de advocaat van Bogo stuurde is namelijk om 17.03 uur verzonden en daarin staat dat het bij die e-mail toegezonden B2-formulier “zojuist” is ingediend.
4.7.3.
Hieruit volgt dat niet kan worden aangenomen dat Infinity c.s. het verstek tijdig hebben gezuiverd. Dat komt in beginsel voor hun rekening en risico. In bijzondere situaties zijn uitzonderingen op dat beginsel mogelijk, bijvoorbeeld als zou blijken dat door onvoorziene omstandigheden het niet gelukt is de zuivering tijdig te doen plaatsvinden. Infinity c.s. hebben echter geen feiten gesteld waaruit volgt dat zich een bijzondere situatie heeft voorgedaan die een uitzondering rechtvaardigt.
4.8.
Dit betekent dat het verstekvonnis niet op een misslag van de rechtbank berust.
4.9.
De mislukte poging van Infinity c.s. om het verstek op 24 april 2024 te zuiveren levert daarom geen omstandigheid op die maakt dat de belangafweging in hun voordeel uitvalt.
Over stelling 3)
4.10.
Infinity c.s. hebben onvoldoende onderbouwd dat de eventuele tenuitvoerlegging van het verstekvonnis hun voortbestaan in gevaar brengt. Zij stellen dat zij niet over de financiële middelen beschikken om de vordering “naar de stand van de pet van Bogo” te voldoen, maar maken dat niet concreet met financiële gegevens en documenten waaruit die blijken. Infinity c.s. verwijzen in dit verband nog wel “mede” naar de gelegde conservatoire beslagen, maar dat is niet voldoende. Zij maken namelijk niet inzichtelijk dat die beslagen doel hebben getroffen (Bogo spreekt dat tegen) en ook niet dat haar bedrijfsvoering daardoor in het gedrang komt. Niet valt in te zien dat de conservatoire beslagen in andere zin eraan bijdragen dat het voortbestaan van Infinity c.s. in geval van tenuitvoerlegging van het verstekvonnis in gevaar komt.
4.11.
Ook het gestelde gevaar voor het voortbestaan van Infinity c.s. leidt er daarom niet toe dat de belangenafweging in hun voordeel uitvalt.
Slotsom en proceskosten
4.12.
De slotsom is dat de gevorderde schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van het verstekvonnis moet worden afgewezen omdat het belang van Infinity c.s. bij behoud van de bestaande situatie niet zwaarder weegt dan het belang van Bogo bij die uitvoerbaarheid bij voorraad.
4.13.
Infinity c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Aan de zijde van Bogo worden die kosten begroot op:
- salaris advocaat
614,00
(1 punt × tarief II)
- nakosten
178,00
(plus verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
792,00
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Infinity c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Bogo tot op heden vastgesteld op € 792,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe; als Infinity c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten Infinity c.s. € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Infinity c.s. in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
11 september 2024voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een mondelinge behandeling.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.
2515/1980