In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een incident in verzet. De eiseres, BOGO HOLDING B.V., had eerder op 24 april 2024 een verstekvonnis verkregen tegen INFINITY HOLDING B.V. en FIJNAART TOTAALONDERHOUD B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Infinity c.s.). In het verstekvonnis was Infinity c.s. veroordeeld tot betaling van diverse geldbedragen aan Bogo, en was de uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard. Infinity c.s. hebben verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis en vroegen de rechtbank om de uitvoerbaarheid bij voorraad te schorsen totdat er een eindvonnis zou worden gewezen.
De rechtbank heeft de vordering van Infinity c.s. tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de belangen van Bogo bij de uitvoerbaarheid bij voorraad zwaarder wogen dan die van Infinity c.s. bij behoud van de bestaande situatie. Infinity c.s. voerden aan dat de vorderingen van Bogo geen stand zouden houden en dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis hun voortbestaan in gevaar zou brengen. De rechtbank oordeelde echter dat deze stellingen onvoldoende onderbouwd waren en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op het beginsel van uitvoerbaarheid bij voorraad rechtvaardigden.
De rechtbank heeft Infinity c.s. veroordeeld in de proceskosten van het incident, die aan de zijde van Bogo zijn begroot op € 792,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak zal op 11 september 2024 weer op de rol komen voor beraad over een mondelinge behandeling.