Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt of het UWV het bezwaar van [naam 2] terecht gegrond heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
11. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
12. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
13. Eiseres voert met betrekking tot de maatregel aan dat [naam 2] bij zijn indiensttreding het oude adres heeft doorgegeven en dat dit adres ook op zijn CV, jaaropgaaf en loonbelastingverklaring stond. Alle oproepen aan [naam 2] zijn door eiseres per e-mail en/of per telefoon, gebruikelijk via WhatsApp, aan hem doorgegeven. Eiseres voegde e-mails van 14 april 2023 en 19 april 2023 bij.
14. In het verweerschrift heeft het UWV zich voor het eerst op het standpunt gesteld dat [naam 2] met de brief van 24 april 2023 een officiële waarschuwing heeft gekregen in verband met het niet verschijnen op de afspraak van 24 april 2023, zodat het opleggen van een maatregel alleen betrekking kan hebben op het niet verschijnen op de daaropvolgende afspraak van 26 april 2023. Omdat [naam 2] voor deze afspraak alleen per brief van
24 april 2023, welke brief gericht was aan het oude adres, is uitgenodigd en stelt deze brief niet te hebben ontvangen, was de maatregel ten onrechte opgelegd.
15. Het gaat om de vraag of [naam 2] door eiseres op de hoogte is gesteld van de verplichting om zich op 26 april 2023 te melden bij [naam bedrijf 2] te Wateringen voor een intakegesprek en het starten van het re-integratietraject. Eiseres heeft de brief van
24 april 2023 waarin deze verplichting werd genoemd aan het oude adres van [naam 2] verstuurd, waardoor hij deze brief niet heeft ontvangen. De rechtbank stelt vast dat, ook al rijzen er vragen over het al dan niet doorgeven van het juiste adres door [naam 2] en of [naam 2] nu wel of niet aan de re-integratieverplichtingen heeft voldaan, eiseres niet heeft aangetoond dat de oproep voor 24 april 2023 op een andere manier dan per brief kenbaar is gemaakt aan [naam 2] . Om die reden heeft het UWV de eerder aan [naam 2] opgelegde maatregel op goede gronden kunnen intrekken. De rechtbank is wel van oordeel dat het bestreden besluit, gelet op het pas in het verweerschrift ingenomen standpunt, onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd.
16. Verder stelt eiseres dat het op grond van de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Beleidsregels) niet met terugwerkende kracht kunnen schorsen van een uitkering voor rekening en risico van het UWV moet komen. Het was duidelijk dat [naam 2] vanaf 24 april 2023 niet aan zijn verplichtingen voldeed en dit mag niet ten koste van eiseres komen.
17. Het UWV heeft in het verweerschrift aanvullend gemotiveerd dat het de verantwoordelijkheid en taak van een eigenrisicodrager is om een verzoek tot afgifte van een besluit in lijn met de geldende wet- en regelgeving te doen. De rechtbank constateert dat het UWV pas tijdens de zitting erop heeft gewezen dat [naam 2] binnen een maand na het besluit van 2 juni 2023 contact met eiseres heeft opgenomen, waarmee de schorsing ongedaan werd gemaakt.
18. De schorsing van de uitkering kan op grond van artikel 2, eerste lid, van de Beleidsregels pas met ingang van de eerstvolgende betaling worden geëffectueerd zodat deze, zoals het UWV terecht heeft vastgesteld, niet met ingang van 24 april 2023 kon plaatsvinden. Ook het feit dat [naam 2] op 2 juni 2023 contact met eiseres heeft opgenomen, staat in de weg aan het alsnog opleggen van een schorsing per een latere datum dan
24 april 2023. De schorsing is daarom terecht ingetrokken. Het bestreden besluit is naar het oordeel van de rechtbank echter ook op dit punt, nu pas tijdens de zitting is gewezen op de termijn waarbinnen [naam 2] zich nog kon melden om de schorsing ongedaan te maken, onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
19. Eiseres voert tot slot aan dat ze schadeloos gesteld dient te worden. Omdat het opleggen van de schorsing op grond van de Beleidsregels pas kan met ingang van de eerstvolgende betaling, moet de betaling van de ZW-uitkering vanaf 24 april 2023 volgens eiseres voor rekening en risico van het UWV komen. [naam 2] heeft zich namelijk vanaf
24 april 2023 en meermaals niet aan zijn re-integratieverplichtingen gehouden.
20. Het verzoek van eiseres om vergoeding van schade kan niet worden toegewezen, omdat niet is gebleken dat eiseres als gevolg van een onrechtmatig besluit schade lijdt of zal lijden als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft, zoals ook weergegeven onder 18, immers overwogen dat het UWV de schorsing terecht heeft ingetrokken. Het geconstateerde gebrek van het besluit op dit punt doet daar niet aan af. De betaling van de ZW-uitkering vanaf 24 april 2023 komt nog steeds voor rekening van eiseres.