ECLI:NL:RBROT:2024:759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
10-298174-23 / vordering TUL: 10-292280-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie met bijzondere voorwaarden

Op 1 februari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De uitspraak volgde op een onderzoek dat plaatsvond op 18 januari 2024, waarbij de verdachte bekendheid gaf aan de tenlastelegging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, maar heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiliteit en psychische problemen na een ongeluk anderhalf jaar geleden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een geladen vuurwapen en munitie voorhanden had, wat een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht. De verdachte had het vuurwapen in zijn auto en gooide het over een schutting toen hij vreesde dat de politie het zou aantreffen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de reclassering, die een (deels) voorwaardelijke straf adviseerde, en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. De verdachte heeft aangegeven bereid te zijn om aan deze voorwaarden te voldoen.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, omdat de verdachte tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging gelast van 18 dagen gevangenisstraf die eerder voorwaardelijk was opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken van de Rechtbank Rotterdam, waarbij de voorzitter en de rechters de beslissing hebben genomen op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-298174-23
Parketnummer vordering TUL: 10-292280-20
Datum uitspraak: 1 februari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-292280-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type HK/UPS Compact, kaliber 9mm met bijbehorend patroonmagazijn en
- kogelpatronen van het kaliber .22lr en Cbc 9mm, Categorie III,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, met betrekking tot munitie van categorie III, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. Daarnaast had hij in de woning van zijn ouders, waar hij verbleef, ook munitie van een ander kaliber voorhanden.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen in de omgeving van verdachte en de algemene veiligheid. Vuurwapenbezit is een toenemend probleem waardoor het veiligheidsgevoel van veel mensen wordt aangetast. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt ook al te vaak tot het gebruik daarvan. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij het geladen vuurwapen in de auto bij zich had, en bovendien, op het moment dat hij bang was dat de politie het bij hem aan zou treffen, over een schutting in een willekeurige tuin heeft gegooid, zonder daarbij aan het gevaar voor anderen te denken.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dat betekent dat het strafblad niet strafverhogend werkt.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een advies over de verdachte opgemaakt, gedateerd 8 januari 2024. Hieruit volgt onder meer het volgende.
De verdachte kent op de meeste leefgebieden instabiliteit. De verdachte heeft geen vast adres en woont tijdelijk in de woning van zijn ouders. Anderhalf jaar geleden kreeg de verdachte een ongeluk en moest hij geopereerd worden aan zijn schouder. Sindsdien kan de verdachte niet meer werken en zit hij thuis. Hierdoor heeft de verdachte naar eigen zeggen psychische problemen gekregen en is hij vrijwillig in behandeling. De verdachte is gemotiveerd om zich te laten omscholen voor werk wat hij nog wel kan. Het (weer) verkrijgen van werk wordt door de reclassering als een belangrijke en beschermende factor gezien. De reclassering rapporteert ook over een risico op terugval in delictgedrag en middelengebruik. Dit hangt volgens de reclassering samen met zijn beperkte vaardigheden om goed om te gaan met stress en tegenslagen alsmede het deels criminele sociale netwerk van de verdachte. De reclassering schat het herhalingsrisico op gemiddeld. De verdachte is volgens de reclassering gemotiveerd voor gedragsverandering en heeft aangegeven graag toezicht van de reclassering te willen.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen van een dagbesteding. De verdachte heeft ter zitting expliciet onderschreven dat hij bereid is mee werken aan deze voorwaarden.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de inhoud van dit rapport.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
Vanwege de ongeneeslijke ziekte en de zeer beperkte levensverwachting van zijn vader is de voorlopige hechtenis van de verdachte na bijna twee maanden onder voorwaarden geschorst. Twee dagen voor de zitting is de vader van de verdachte overleden.
De verdachte heeft op zitting (deels) openheid van zaken over de bewezen feiten gegeven. Hierdoor heeft de rechtbank meer inzicht verkregen in de beweegredenen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank houdt hier rekening mee.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. Nu de officier van justitie, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het reclasseringsrapport, haar eis heeft beperkt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met daaraan gekoppeld een even groot voorwaardelijk deel, ziet de rechtbank in dit geval geen doorslaggevende redenen om van de eis af te wijken.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank voorwaarden verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank acht een verplicht contact met de reclassering noodzakelijk, evenals meewerken aan middelencontrole alsook het zich inspannen voor een structurele dagbesteding.
Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank een proeftijd verbinden van twee jaren om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 maart 2021 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van drie feiten voor zover hier van belang tot een gevangenisstraf van 18 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 24 november 2021.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen en dus 18 dagen gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de proeftijd te verlengen.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf, te weten 18 dagen gevangenisstraf.
Met deze tenuitvoerlegging wordt – gelet op de vandaag opgelegde voorwaardelijke straf – ook beoogd om de verdachte te weerhouden om nogmaals de (algemene of bijzondere) voorwaarden te overtreden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij een nader te bepalen reclasseringsinstelling, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal om het middelengebruik te beheersen, meewerken aan ademonderzoek en urineonderzoek, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt.
de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van een structurele, zinvolle dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan nader aan te bepalen reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 18 dagen, van de bij vonnis van 2 maart 2021 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en J. Groot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 november 2023 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type HK/UPS Compact, kaliber 9mm (met bijbehorend patroonmagazijn) en/of
- ( een) kogelpatro(o)n(en) van het kaliber .221r en/of Cbc 9mm, Categorie III,
voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)