In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 augustus 2024 een eindvonnis uitgesproken in een civiele procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.F. Ammerlaan, is curator in het faillissement van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd in Dordrecht. Eiser heeft twee gedaagden, die zijn verschenen, en twee andere gedaagden, die verstek hebben laten verlenen. De primaire vorderingen van eiser zijn grotendeels toegewezen tegen de gedaagden die niet verschenen zijn.
De procedure begon met dagvaardingen op 28 november 2023, waarbij gedaagden sub 1 en 2 een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten met eiser, waardoor hun vorderingen zijn verminderd tot nihil. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken voor deze gedaagden, aangezien zij ieder hun eigen kosten dragen. Voor gedaagden sub 3 en 4 heeft de rechtbank de primaire vorderingen toegewezen, waarbij eiser een voorschot van € 350.000,00 heeft gevorderd, rekening houdend met het faillissementstekort.
De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagden sub 3 en 4 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de failliete vennootschap, inclusief de faillissementskosten. Daarnaast zijn zij veroordeeld tot betaling van het voorschot en de proceskosten, die in totaal zijn begroot op € 6.893,44. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en gedaagden sub 3 en 4 moeten binnen veertien dagen aan de veroordelingen voldoen, anders komen er extra kosten bij.