ECLI:NL:RBROT:2024:7554

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
ROT-23_8019
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor woonruimte wegens mantelzorg door de rechtbank Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 19 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring voor woonruimte behandeld. Eiseres had eerder een urgentieverklaring gekregen voor mantelzorg voor haar dochter en kleinzoon, maar had deze woning binnen twee jaar verwijtbaar opgegeven. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een nieuwe urgentieverklaring rechtvaardigen. Eiseres had in januari 2022 een urgentieverklaring gekregen, maar verhuisde in augustus 2022 terug naar [plaatsnaam 2], wat door de rechtbank als verwijtbaar wordt beschouwd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar geestelijke en lichamelijke toestand ten tijde van de verhuizing niet goed was, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de beslissing van verweerder te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de afstand tussen de woningen van eiseres en haar dochter goed te overbruggen is en dat er geen schrijnende situatie is ontstaan die een nieuwe urgentieverklaring rechtvaardigt. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de urgentieverklaring door het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland terecht is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/8019

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaatsnaam 1] , eiseres,

gemachtigde: mr. C.S. Winter,
en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland, verweerder,

gemachtigde: [naam 1] .

Procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 29 juni 2023 afgewezen.
Met het besluit van 26 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven (het bestreden besluit).
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft in reactie hierop een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een aanvullend stuk ingebracht.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Het geschil

Inleiding
2. Op 11 januari 2022 heeft verweerder aan eiseres een urgentieverklaring verleend om te kunnen verhuizen van [plaatsnaam 2] naar een woning in Lansingerland in verband met mantelzorg voor haar dochter en kleinzoon. Verweerder heeft daarbij onder meer het volgende meegewogen. De dochter van eiseres is een alleenstaande moeder van drie kinderen. Het oudste kind [naam 2] (dan 11 jaar) heeft autisme, ADHD en een huidafwijking en hij gaat naar een school voor speciaal onderwijs in [plaatsnaam 2] . De dochter heeft gezondheidsproblemen (een slaapstoornis, burn-out en bekkenklachten). [naam 2] vindt de twee jongste kinderen erg druk, dit is de reden dat [naam 2] de helft van de week bij eiseres logeert. De dochter van eiseres is begin 2021 van [plaatsnaam 2] met een urgentieverklaring verhuisd naar [plaatsnaam 3] (gemeente Lansingerland) zodat zij een grotere woning met een eigen slaapkamer voor [naam 2] kon krijgen; zij heeft afgezien van hulp voor [naam 2] via Jeugdzorg.
3. Op 18 maart 2022 heeft eiseres op basis van de verleende urgentieverklaring van verweerder ook een woning in [plaatsnaam 3] gekregen. In juli 2022 heeft eiseres zich weer gemeld bij verweerder voor een urgentieverklaring, nu op medische gronden. Zij heeft toen aangegeven last te hebben van artrose in haar voeten en in haar huidige woning te ver te moeten lopen naar de lift en de fietsenstalling. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de huidige woning geschikt is en haar verwezen naar een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Verweerder heeft het onderzoek naar ondersteuning op grond van de Wmo beëindigd nadat eiseres had aangegeven een betere woning in [plaatsnaam 2] te hebben gevonden, van waaruit zij naar eigen zeggen haar mantelzorgtaken voor het gezin van haar dochter in [plaatsnaam 3] kon blijven verrichten. Eiseres heeft op 4 augustus 2022 haar intrek in deze woning genomen. In april 2023 is de dochter van eiseres verhuisd naar een woning in Bergschenhoek (gemeente Lansingerland).
4. Op 7 maart 2023 heeft eiseres zich bij verweerder opnieuw gemeld voor een urgentieverklaring voor een woning Lansingerland in verband met mantelzorg voor haar kleinzoon en dochter. De aanvraag hiervoor is op 25 mei 2023 door verweerder ontvangen. Eisers heeft haar aanvraag als volgt toegelicht. Het gaat slechter met haar dochter. De jongste kinderen wonen nu bij hun vader in [plaatsnaam 2] , zij komen alleen na schooltijd bij de dochter totdat hun vader hen na zijn werk weer ophaalt. [naam 2] (inmiddels 13) slaapt door de week bij zijn moeder, waar hij voor zijn school in [plaatsnaam 2] door een taxi wordt opgehaald, in het weekend verblijft hij bij eiseres. Het is voor de dochter te zwaar om door de week ’s ochtends op te staan om [naam 2] de deur uit te helpen en om [naam 2] in het weekend naar zijn oma in [plaatsnaam 2] te brengen.
5. Bij besluit van 29 juni 2023 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat eiseres in januari 2022 al een urgentieverklaring wegens mantelzorg voor Lansingerland kreeg en de daarmee verkregen woning binnen twee jaar verwijtbaar heeft opgegeven.
6. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat haar niet mag worden verweten dat zij terug naar [plaatsnaam 2] is verhuisd, omdat zij deze beslissing destijds niet goed heeft kunnen overzien. Zij kampte sinds april 2022 met buikklachten en zij was depressief en angstig omdat zij dacht een dodelijke ziekte te hebben.
7. Uit de medische stukken die eiseres ter onderbouwing heeft overgelegd, komt het volgende naar voren. Eiseres heeft zich in juli 2022 tot de huisarts gewend met buikklachten, waarna verwijzing naar een specialist is gevolgd. Na de intake op 18 augustus 2022 en onderzoek op 28 augustus 2022 is een kleine adenomateuze poliep verwijderd met een afspraak voor controleonderzoek over vijf jaar. In september 2022 is daarnaast bij een CT-scan bij toeval een longembolie gezien, waarvoor eiseres medicatie heeft gekregen.
De arts heeft hierna genoteerd dat eiseres zich veel zorgen maakt over haar gezondheid. Nadat eiseres zich opnieuw had gemeld met buikklachten, heeft op 13 en 22 september 2022 opnieuw onderzoek plaatsgevonden. Hieruit is niets naar voren gekomen. Op 27 september 2022 heeft op verzoek van eiseres opnieuw een gesprek met de internist plaatsgevonden.
De arts heeft met eiseres de eerdere bevindingen besproken en haar geadviseerd behandeling te zoeken voor haar angstklachten. In oktober 2022 hebben soortgelijke gesprekken plaatsgevonden, waarna eiseres is verwezen naar een ander ziekenhuis.
Standpunt verweerder
8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres op 18 maart 2022 met de aan haar verleende urgentieverklaring een passende woning in [plaatsnaam 3] heeft verkregen om mantelzorg te kunnen verlenen aan haar dochter en kleinzoon [naam 2] in [plaatsnaam 3] . Het valt eiseres te verwijten dat zij die woning op 4 augustus 2022 heeft opgegeven door naar [plaatsnaam 2] terug te verhuizen. De problematiek van haar dochter en kleinzoon zijn ongewijzigd gebleven. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij haar beslissing destijds om te verhuizen niet heeft kunnen overzien. Zij heeft eenzelfde aanvraag ingediend binnen twee jaar na het opgeven van die passende woning. Artikel 2.3, tweede lid, aanhef en onder f, van Bijlage I van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (de Verordening) bepaalt dat de urgentieverklaring in dat geval moet worden geweigerd. Volgens verweerder is ook geen sprake van een schrijnende situatie als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, van de Verordening op grond waarvan toch een urgentieverklaring moet worden verleend. Eiseres kan met het openbaar vervoer, de fiets of met de aan haar inmiddels toegekende vervoersvoorziening eenvoudig de afstand tussen haar woning en die van haar dochter overbruggen (circa 8 kilometer). Op die manier kan zij haar dochter helpen of [naam 2] ophalen om bij haar te laten logeren. [naam 2] heeft bij haar dochter een eigen kamer, waar hij zich kan terugtrekken. Hij heeft hier voldoende rust, want de jongste twee kinderen wonen inmiddels elders. De noodzaak van veelvuldig verblijf bij eiseres is verweerder daarom niet duidelijk. Verder wijst verweerder erop dat de dochter van eiseres zelf een maand voor de aanvraag om urgentieverklaring van eiseres is verhuisd. Zij had daarbij ook kunnen kiezen voor een woning dichter bij eiseres om de gestelde mantelzorgproblematiek op te lossen, aldus verweerder.
Wat eiseres daartegen aanvoert in beroep
9. Eiseres betwist dat het opgeven van de woning in [plaatsnaam 3] haar kan worden verweten. Verweerder heeft onvoldoende oog gehad voor haar lichamelijke en geestelijke toestand ten tijde van de verhuizing. Na haar verhuizing naar [plaatsnaam 3] werd zij ernstig ziek. Door angst en depressieve gevoelens raakte zij de grip op de werkelijkheid kwijt en koos zij op irrationele gronden ervoor om dicht bij een ziekenhuis wonen. Eiseres wijst op de door haar overgelegde stukken van de huisarts. Eiseres meent dat wel sprake is van een schrijnende situatie. [naam 2] kan niet door haar dochter worden verzorgd. Het verblijf van [naam 2] in de woning van eiseres is problematisch omdat dit een 55-plus-woning is. Bovendien is [plaatsnaam 2] voor [naam 2] te druk. Het verblijf in [plaatsnaam 2] staat zijn ontwikkeling ook in de weg, omdat hij in [plaatsnaam 2] niet goed buiten kan zijn en niet goed met andere kinderen in contact kan komen. Dit kan volgens eiseres wel in Bergschenhoek. Als eiseres in de buurt van haar dochter woont, kan zij [naam 2] ook door de week opvangen na school.

Beoordeling door de rechtbank

10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres terecht verwijt de woning in [plaatsnaam 3] te hebben opgegeven. Verweerder heeft in het bestreden besluit meegewogen wat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd over haar lichamelijke en geestelijke situatie ten tijde van haar beslissing om terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] . De rechtbank onderschrijft verweerders conclusie dat de angststoornis van eiseres als gevolg van haar medische klachten niet, zoals zij stelt, een rol heeft kunnen spelen bij die beslissing. Uit de medische stukken, waaronder de overgelegde verklaring van de huisarts, volgt immers dat deze angststoornis pas is ontstaan na het ontdekken van de longembolie in september 2022, terwijl eiseres al in juli 2022 de beslissing nam om terug te verhuizen naar [plaatsnaam 2] . Het bestaan van een aandoening voorafgaand aan die beslissing in juli 2022 op basis waarvan moet worden aangenomen dat eiseres haar beslissing redelijkerwijs niet kon overzien, is niet met objectieve medische gegevens onderbouwd. Het enkele feit dat zij zich met depressieve klachten in mei 2022 heeft gemeld bij de huisarts, is onvoldoende om dit te kunnen aannemen.
11. Verder is niet gebleken dat door de terugverhuizing van eiseres naar [plaatsnaam 2] een dermate schrijnende situatie is ontstaan in het gezin van haar dochter dat verweerder in afwijking van de in artikel 2.3, tweede lid, aanhef en onder f, van de Verordening voorgeschreven weigering toch een urgentieverklaring had moeten verlenen. De afstand tussen de woning van eiseres en de woning van haar dochter is goed te overbruggen. School en opvang van [naam 2] zijn geregeld. De stelling dat in de huidige situatie sprake is van omstandigheden die de ontwikkeling van [naam 2] in de weg staan, is ook niet onderbouwd. Daar komt bij dat eiseres haar dochter kan bezoeken om haar te helpen met huishoudelijke taken. De omstandigheid dat dit enige reistijd oplevert, is onvoldoende om een schrijnende situatie aan te nemen. Bovendien is die hulp minder noodzakelijk dan voorheen omdat de twee jongste kinderen inmiddels bij hun vader wonen. Een meer ideale situatie door een geringere afstand is, gelet op de huidige woningnood en de grote groep woningzoekenden die verweerder volgens de Verordening wel urgent aan een woning moet helpen, onvoldoende om van het bepaalde in de Verordening af te wijken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de gevraagde urgentieverklaring terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.
De rechter is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.