ECLI:NL:RBROT:2024:7552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/679820 / KG ZA 24-496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen MASO HOLDING B.V. en BIG M HOLDING B.V.

In deze zaak heeft MASO HOLDING B.V. (hierna: Maso) een kort geding aangespannen tegen BIG M HOLDING B.V. (hierna: Big M) met als doel het opheffen van conservatoire beslagen die door Big M zijn gelegd op certificaten van aandelen die in eigendom zijn van Maso. De voorzieningenrechter heeft op 25 juni 2024 geoordeeld dat het enkele feit dat de waarde van de beslagen certificaten veel groter is dan de vordering van Big M, onvoldoende is om te concluderen dat er sprake is van een vexatoir beslag. Maso heeft niet voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij door het beslag onevenredig wordt getroffen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Maso niet heeft aangetoond dat zij in betalingsnood verkeert en dat het beslag enkel op de certificaten ligt en niet op haar bankrekeningen. De vordering van Maso tot opheffing van de beslagen is afgewezen, evenals het verzoek om Big M te verbieden in de toekomst opnieuw beslag te leggen. Maso is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.973,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/679820 / KG ZA 24-496
Vonnis in kort geding van 25 juni 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MASO HOLDING B.V.,
gevestigd te Maassluis,
eiseres,
advocaten mrs. R. Ahmad, T.D. Groeneweg en C. Breeman te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BIG M HOLDING B.V.,
gevestigd te Maassluis,
gedaagde,
advocaten mrs. C.P.B. Kroep en S. Erkel te Enschede.
Partijen worden hierna Maso en Big M genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 3 juni 2024, met producties 1 t/m 8;
  • het door Big M overgelegde beslagrekest, met producties 1 t/m 9;
  • de aanvullende productie 9 van Maso;
  • de spreekaantekeningen namens Maso;
  • de pleitnotitie namens Big M.
1.2.
Op 11 juni 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
De Stichting Administratiekantoor Briljant Disguise (hierna: de Stichting) heeft als doel het beheren van de aandelen in het kapitaal van SMS Holding B.V. (hierna: SMS Holding). De Stichting houdt alle aandelen in SMS Holding met uitzondering van twee stemrechtloze aandelen. De Stichting heeft certificaten uitgegeven aan Amsan B.V. (hierna: Amsan) (5,01%), Big M (5,10%) en Maso (89,89%). Boer Inter B.V. (hierna: Boer Inter) had tot voor kort 28,6% van de certificaten in eigendom, maar zij heeft haar aandeel op 29 maart 2024 aan Maso geleverd.
2.2.
Big M heeft op of omstreeks 23 maart 2024 aan Maso en Amsan een dagvaarding laten betekenen in het kader van een uittredingsprocedure als bedoeld in artikel 2:343 BW. Big M vordert in deze procedure dat Maso en Amsan worden veroordeeld tot het overnemen van de door Big M gehouden certificaten van aandelen tegen betaling van een nader te bepalen prijs.
2.3.
Op verzoek van Big M heeft de voorzieningenrechter in deze rechtbank op 3 mei 2024 verlof verleend om ten laste van Maso conservatoir verhaalsbeslag te leggen op alle – door de Stichting uitgegeven en/of toegekende – aan Maso in eigendom toebehorende certificaten van aandelen (89,89% van het totaal). Daarnaast is verlof verleend om conservatoir derdenbeslag te leggen onder de Stichting op alle gelden, geldwaarden en andere vermogenswaarden die de Stichting onder zich heeft of zal verkrijgen uit de ten tijde van de beslaglegging bestaande rechtsverhouding(en) met Maso. Het verzoek om daarnaast conservatoir derdenbeslag te leggen onder de ABN Amro Bank N.V. is in het kader van proportionaliteit afgewezen. De vordering van Big M is begroot op € 11.000.000,00.
2.4.
Big M heeft 8 mei 2024 twee conservatoire beslagen gelegd ten laste van Maso. Maso heeft ten eerste beslag gelegd op ‘de aandelen op naam in de Stichting, staande ten name van Maso’. Big M heeft daarnaast beslag gelegd op ‘alle vorderingen die Maso op de Stichting heeft of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding rechtstreeks zal verkrijgen en op de onder de Stichting berustende aan Maso toebehorende roerende zaken die geen registergoederen zijn’.
2.5.
Maso heeft met een herstelexploot van 3 juni 2024 alsnog conservatoir
beslag doen leggen op alle door de Stichting uitgegeven en/of toegekende aan Maso in eigendom btoeehorende certificaten van aandelen.

3.Het geschil

3.1.
Maso vordert - verkort weergegeven - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. de beslagen als bedoeld onder 2.4 op te heffen;
2. Big M te verbieden uit kracht van het verlof van 3 mei 2024 dan wel uit kracht van enig (toekomstig te verkrijgen) verlof verband houdende met de uittredingsprocedure, conservatoir beslag te (laten) leggen of te laten rusten op meer dan 5.212 certificaten van aandelen in eigendom behorende aan Maso, een en ander op verbeurte van een dwangsom;
3. Big M te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Big M voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Maso in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Maso vordert op grond van artikel 705 Rv – kort gezegd – opheffing van de beslagen zoals genoemd onder 2.4 en Big M te verbieden conservatoir beslag te (laten) leggen op meer dan 5.212 certificaten van aandelen van Maso. Niet in geschil is dat het beslag van 8 mei 2024 op ‘de aandelen van Maso’ onjuist was en daarmee geen werking heeft. Deze fout is door Big M gecorrigeerd door het leggen van het beslag zoals genoemd onder 2.5. Namens Maso is tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat laatstgenoemd beslag valt onder de werking van vordering 2 en dat zij (thans) vordert dat dat beslag (hierna: beslag I) wordt opgeheven voor zover dit beslag rust op meer dan 5.212 door de Stichting uitgegeven en/of toegekende certificaten van Maso. Daarnaast vordert zij volledige opheffing van het beslag dat onder de Stichting ten laste van Maso is gelegd (hierna: beslag II).
4.2.
Maso legt het volgende aan haar vordering te grondslag. Beslag I is vexatoir voor zover het rust op meer dan 5.212 certificaten. Beslag I rust nu op 81.620 certificaten met een waarde van – uitgaande van de berekening van Big M – in totaal € 172.000.000,00. Nu de vordering van Big M door de voorzieningenrechter is begroot op € 11.000.000,00, overstijgt de waarde van de in beslag genomen certificaten de begrote vordering ruim vijftien keer. Hierdoor wordt Maso door het beslag op onevenredige wijze getroffen.
Het beslag op de certificaten geldt bovendien ook als beslag onder de Stichting ten aanzien van de baten voortvloeiende uit die certificaten. Aldus treft het beslag ook de toekomstige dividenden op de certificaten. Beslag II zorgt ervoor dat er ten laste van Maso onder de Stichting beslag ligt op alle dividenden. Dit geldt dus ook voor de dividenden die zien op de certificaten waarop Big M geen beslag mag leggen gelet op het betoog van Maso ter zake beslag I. In aanmerking nemende dat in de visie van Maso het beslag op 5212 certificaten kan blijven rusten, is beslag II evident disproportioneel en daarmee vexatoir.
Immers, zo stelt Maso, door de wijze waarop thans beslag is gelegd wordt Maso de toegang tot al haar dividendstromen vanuit de Stichting ontzegd waardoor Maso in betalingsnood komt. Deze liquiditeiten moet Maso gebruiken om bestaande verplichtingen aan derden te voldoen, zoals het betalen van rente en het terugbetalen van geleende gelden bij financierende partijen. Dit betreft, aldus Maso, onder meer de financiering die Maso heeft aangetrokken in het kader van het kopen van de certificaten van Boer Inter.
4.3.
Opheffing van een beslag kan onder meer, maar niet uitsluitend, plaatsvinden als een van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden aanwezig is. Dit is onder meer het geval als summierlijk blijkt van het onnodige van het beslag. Het is in de eerste plaats aan degene die de opheffing vordert om aannemelijk te maken dat het gelegde beslag onnodig is, maar er wordt uiteindelijk beslist aan de hand van wat door beide partijen (onderbouwd) naar voren is gebracht. De voorzieningenrechter moet bij de beoordeling van de vordering een belangenafweging maken.
4.4.
Tegen voormelde achtergrond spitst het geschil tussen partijen zich toe op de vraag of de gelegde beslagen vexatoir zijn en daarom moeten worden opgeheven. De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als vexatoir en daarom onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.5.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Aangenomen dat, zoals Maso stelt en Big M betwist, de waarde van het beslagene veel groter is dan de gestelde vordering, is dit enkele gegeven onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een vexatoir beslag. Naast deze omstandigheid dient er sprake te zijn van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat Maso dusdanig zwaar wordt getroffen door het beslag dat het beslag, mede in het licht van de belangen van Big M, niet in stand kan blijven. Het ligt op de weg van Maso om deze omstandigheden te stellen en voldoende aannemelijk te maken. Hierin is Maso niet geslaagd. De voorzieningenrechter licht dit als volgt toe.
4.6.
Maso stelt dat zij in betalingsnood zal komen als haar vorderingen niet worden toegewezen. In dat verband heeft zij een aantal van haar betalingsverplichtingen beschreven. Maso heeft haar stellingen evenwel niet met stukken onderbouwd. Aldus is niet aannemelijk geworden dat zij door de gelegde beslagen niet meer aan die verplichtingen kan voldoen.. Hierbij acht de voorzieneingenrechter ook nog relevant dat het beslag enkel op de certificaten ligt en als derdenbeslag onder de Stichting en niet op bankrekeningen van Maso.
4.7.
Maso heeft ook aangevoerd dat zij in haar belang wordt geschaad om ongestoord te genieten van het volle eigendom van de certificaten. Dit argument kan haar niet baten. Aan conservatoir beslag is inherent dat de beslagene in zijn of haar bestedingsmogelijkheden en eigendomsrechten wordt beperkt en dus in de belangen wordt geschaad.
4.8.
Nog afgezien van het voorgaande geldt dat Maso niet heeft kenbaar gemaakt welke andere, minder bezwarende beslagmogelijkheden er zijn, anders dan het conservatoir beslag te laten rusten op een minder aantal certificaten. Tegenover dit beperktere beslag staat echter het belang van Big M dat zij mogelijk de waarde van de certificaten waarop het beslag ligt pondspondsgewijs moet delen met andere schuldeisers van Big M, zoals SMS Bidco B.V. en SMS Holding B.V. Maso heeft dit argument van Big M onvoldoende gemotiveerd weersproken.
4.9.
Ten slotte acht de voorzieningenrechter het van belang dat Maso geen vervangende zekerheid heeft aangeboden, ondanks de bereidheid van Big M om daarmee akkoord te gaan. Maso had door het stellen van zekerheid de door haar gestelde negatieve gevolgen van de beslagen kunnen wegnemen. Door deze vervangende zekerheid niet aan te bieden, is het de vraag hoe knellend het beslag voor Maso daadwerkelijk is.
4.10.
De voorzieningenrechter wijst de vordering tot opheffing van de beslagen dus af.
Beslagverbod
4.11.
De voorzieningenrechter wijst de vordering om Big M te verbieden in de toekomst opnieuw beslag te leggen af. Een beslagverbod beperkt het door artikel 6 EVRM gegarandeerde recht op toegang tot de rechter. In beginsel is een dergelijke vordering alleen toewijsbaar als misbruik van beslagrecht dreigt. Maso heeft onvoldoende onderbouwd dat die situatie zich voordoet.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Maso tot opheffing van de gelegde beslagen en het gevorderde verbod tot het opnieuw leggen van beslag zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
Maso wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Big M worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
4.13.
De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Maso in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Maso niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Maso € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Maso in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Koekebakker en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2024.
[3070/1582]