ECLI:NL:RBROT:2024:7549

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
16 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/681783 / KG ZA 24-638
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de levering van een onroerende zaak na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiser, die in een affectieve relatie met gedaagde heeft gestaan, dat gedaagde haar medewerking verleent aan de levering van hun voormalig echtelijke woning. De relatie tussen partijen is in juli 2022 beëindigd en zij hebben op 22 december 2023 en 3 januari 2024 een convenant ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over de verdeling van hun gezamenlijke eigendom. Eiser heeft de overbedelingsvergoeding van € 22.474,44 aan gedaagde betaald, maar gedaagde weigert mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning. Gedaagde voert aan dat de berekeningen in het convenant niet kloppen en dat zij niet wil dat haar adres in de akte van verdeling wordt opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde verplicht is om haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning, omdat er geen reden is om aan te nemen dat het convenant niet nagekomen kan worden. De rechter wijst erop dat gedaagde niet heeft onderbouwd waarom de berekeningen in het convenant onjuist zouden zijn en dat zij geen geheim adres heeft. De rechter bepaalt dat gedaagde binnen één week na de datum van het vonnis haar medewerking moet verlenen, anders treedt het vonnis in de plaats van haar handtekening in de akte van verdeling. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/681783 / KG ZA 24-638
Vonnis in kort geding van 15 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te Rotterdam,
eiser,
advocaat mr. M. Jonkman te Capelle aan den IJssel,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. A.C. Gocmen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 26 juli 2024, met producties
1 tot en met 4.
1.2.
[gedaagde] heeft op de ochtend van de zitting stukken per e-mail ingediend, maar de griffie en de voorzieningenrechter konden deze niet openen. De stukken maken dus geen onderdeel uit van het procesdossier.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft op 7 augustus 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [eiser], mr. Jonkman en [gedaagde]. Mr. Gocmen was aanwezig via een digitale geluidsverbinding (MS Teams).
1.4.
Op de mondelinge behandeling heeft mr. Jonkman een printscreen van een social media post van [gedaagde] getoond aan de voorzieningenrechter en aan mr. Gocmen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Deze relatie is in juli 2022 beëindigd. De gevolgen van het einde van deze relatie hebben partijen opgenomen in een convenant dat zij op 22 december 2023 respectievelijk 3 januari 2024 hebben ondertekend. In het convenant staat, voor zover nu van belang:
Artikel 1. DE ECHTELIJKE WONING EN DAARMEE VERBAND HOUDENDE RECHTEN EN LASTEN
1.1
Partijen hebben gezamenlijk in eigendom de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres 1], kadastraal bekend [perceel], groot een are en tweeëndertigcentiare (1 a 32 ca). Partijen hebben deze onroerende zaak in eigendom verkregen door inschrijving in de kadastrale registers van de notariële akte die op 31 mei 2021 verleden is voor notaris [naam 1] ter standplaats Rotterdam.
1.2
De in artikel 1.1 genoemde woning is op 25 oktober 2022 getaxeerd door [naam 2] van [naam bedrijf] De waarde is vastgesteld op € 410.000,00. De in artikel 1.1 genoemde onroerende zaak wordt voor de waarde van € 410.000,00 toegedeeld aan de man, onder de opschortende voorwaarde zoals vermeld in artikel 1.5.
1.3
Op de in artikel 1.1 genoemde onroerende zaak rust een schuld uit hoofde van hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ABN AMRO bank, gevestigd en kantoorhoudende aan [adres 2].
De akte van geldlening met hypotheekstelling ter grootte van € 269.800,00 is op 31 mei 2021 verleden is voor notaris [naam 1] ter standplaats Rotterdam.
1.4
De restanthoofdsom van de in artikel 1.3 genoemde hypothecaire geldlening bedraagt per 1 november 2022 € 295.051,11. Vanaf 1 november 2022 neemt de man op zich om bij uitsluiting van de vrouw alle uit deze hypothecaire geldlening voortvloeiende verplichtingen als eigen schuld te voldoen.
1.5
Toedeling van de in artikel 1.1 genoemde woning aan de man geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de in artikel 1.3 genoemde hypotheeknemer de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de in artikel 1.3 genoemde hypotheekschuld.
1.6
Partijen geven hierbij opdracht aan een nader te bepalen notaris om, zo mogelijk binnen vier maanden na ondertekening van onderhavig convenant, een notariële akte te verlijden waarbij de in artikel 1.1 genoemde onroerende zaak goederenrechtelijk aan de man geleverd wordt.
De kosten van deze akte en de verdere kosten verbonden aan de inschrijving komen voor rekening van de man.
1.7
Ten gevolge van de toedeling van de onverdeelde helft van de hiervoor in artikel 1.1 genoemde
onroerende zaak aan de man, wordt de man overbedeeld. Ter verwerving van die onverdeelde helft van de woning, dient de man derhalve aan de vrouw te voldoen een bedrag van€ 57.474,44. De man heeft reeds tweemaal een bedrag als voorschot aan de vrouw voldaan. In totaal heeft de vrouw reeds een bedrag van € 35.000,00 van de man ontvangen zodat de man nog een bedrag van € 22.474,44 aan de vrouw dient te voldoen. Het bedrag van € 22.474,44 zal voor de datum van levering van de woning ten behoeve van de man worden overgemaakt naar de derdengeldrekening van de nog door de man aan te wijzen notaris. Beide partijen verlenen de notaris bij deze onherroepelijk de opdracht om, direct nadat voornoemde levering heeft plaatsgevonden, namens hen het bedrag uit overbedeling uit te betalen op de rekening van de vrouw.(..)”
2.2.
[eiser] heeft op 4 april 2024 € 22.474,44 aan [gedaagde] betaald.
2.3.
[eiser] kan de overname van het aandeel van [gedaagde] in de woning financieren en [gedaagde] kan worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheekschuld.
2.4.
De notaris heeft [eiser] op 2 juli 2024 bericht dat de akte van verdeling uiterlijk op 22 augustus 2024 moet worden gepasseerd,, omdat de akkoordverklaring van de hypotheekverstrekker met het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid dan afloopt. .

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
te bepalen dat [gedaagde] binnen één week na datum vonnis haar medewerking dient te verlenen aan het transport van de voormalig echtelijke woning en, indien zij haar medewerking niet verleent aan het transport van de woning, staande en gelegen [adres 1], dat dit vonnis in de plaats treedt van de toestemming van [gedaagde] voor het transport van voormelde woning;
[gedaagde] te veroordelen in de volledige kosten van de onderhavige procedure, wegens misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig handelen door [gedaagde], dan wel [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure.
3.2.
[eiser] vordert nakoming van de gemaakte afspraken uit het convenant. Hij heeft de overbedelingsvergoeding al aan [gedaagde] betaald, maar zij weigert tot op heden om mee te werken aan de levering van haar aandeel in de woning aan [eiser].
3.3.
[gedaagde] voert als verweer aan dat de berekeningen in het convenant niet kloppen. Daarop zagen ook de aan de rechtbank gezonden stukken, waarvan zij de inhoud ter zitting kort heeft samengevat. Daarnaast wil zij niet dat haar adres in de akte van verdeling wordt opgenomen.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn niet gehouden om in een onverdeelde gemeenschap te blijven. Dit betekent dat het aandeel van de één in de woning (met de daaraan verbonden hypothecaire verplichting) aan de ander moet worden overgedragen of, als die overdracht niet tot de mogelijkheden behoort, dat de woning moet worden verkocht aan een derde. De partij die in dit verband een voorziening in kort geding vordert, moet daarbij voldoende (spoedeisend) belang bij hebben.
4.2.
[eiser] stelt een spoedeisend belang bij zijn vordering te hebben, omdat de akte van verdeling uiterlijk op 22 augustus 2024 gepasseerd moet worden. Met deze stelling is voldaan aan het voor deze procedure vereiste spoedeisend belang.
4.3.
[gedaagde] heeft erkend dat zij het convenant heeft ondertekend. Ook staat vast dat [eiser] de volledige overbedelingsvergoeding al aan haar heeft betaald. [gedaagde] heeft zich echter bedacht. Zij heeft advies ingewonnen en zij is inmiddels van mening dat de berekeningen die de basis vormen voor deze afspraak in het convenant onjuist en onzorgvuldig zijn. Voor zover zij zich daarmee bedoelt zich te beroepen op een ontbrekende wil van haar zijde, veroorzaakt door bedrog, dwaling, misbruik van omstandigheden en/of bedreiging zou dat kunnen leiden tot vernietiging, maar dat heeft zij niet behoorlijk toegelicht en daaraan worden in het geval van een vaststellingsovereenkomst zoals dit convenant is hoge eisen gesteld. Dit convenant is het resultaat van uitgebreide onderhandelingen waarbij beide partijen werden bijgestaan door een advocaat. Dat in een eventuele bodemprocedure een beroep op vernietiging zal slagen is zeer onwaarschijnlijk.
4.4.
Dat de berekeningen in het convenant niet kloppen, is op geen enkele wijze onderbouwd, maar als later zou blijken dat [gedaagde], om welke reden dan ook, recht heeft op betalingen door [eiser] kan daartoe een vordering in een bodemprocedure worden ingesteld.. Dit betekent niet dat het convenant niet kan worden nagekomen en zij haar aandeel in de woning niet kan overdragen aan [eiser]. Die mogelijkheid betekent ook niet dat Van Bleywsijk de afspraken niet hoeft na te komen. [gedaagde] betwist niet dat de woning aan [eiser] moet toekomen en [eiser] heeft bij de levering aan hem belang.
4.5.
[gedaagde] stelt vervolgens dat zij niet wil dat haar adres in de akte van verdeling wordt opgenomen, omdat zij niet wil dat [eiser] weet waar zij woont. Ook dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen reden om niet mee te werken aan de verdeling. De notaris is immers op grond van de wet verplicht om het adres van de comparanten op te nemen in de akte. Dit is slechts anders als de comparant een geheim adres heeft. [gedaagde] heeft geen geheim adres en waarom zij dit, in de ruime tijd sinds partijen uit elkaar zijn niet heeft kunnen aanvragen is niet duidelijk geworden. Dit komt voor eigen rekening en risico. Bovendien blijkt uit de ter zitting getoonde social media post dat [gedaagde] haar adres zelf openbaar heeft gemaakt. Als haar adres in de akte van verdeling wordt opgenomen, zorgt dat er dus niet voor dat [eiser] haar adres te weten komt, want hij kent het al.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] wordt veroordeeld om binnen één week na de datum van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning aan [eiser] onder de voorwaarde dat het vonnis uiterlijk op 21 augustus 2024 aan [gedaagde] wordt betekend. Als [gedaagde] niet (tijdig) meewerkt, treedt dit vonnis in de plaats van haar handtekening in de akte van verdeling.
4.7.
Tenuitvoerlegging op de minuut wordt afgewezen, niet alleen is de mogelijkheid daartoe afgeschaft, maar partijen krijgen een grosse zodat dit niet nodig is..
4.8.
[eiser] vraagt veroordeling van [gedaagde] in de werkelijke proceskosten. Een dergelijke vordering wordt, buiten een aantal hier niet aan de orde zijnde speciale wettelijk geregelde gevallen, slechts bij uitzondering toegewezen. In dit geval bestaat daarvoor onvoldoende reden. Partijen zijn ex-partners. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt in zaken tussen ex-partners. De proceskosten worden dan ook tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één week na de datum van dit vonnis, haar medewerking te verlenen aan de levering van haar onverdeelde aandeel in de woning aan [adres 1], aan [eiser], onder de voorwaarde dat dit vonnis uiterlijk op 21 augustus 2024 aan haar wordt betekend,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van [gedaagde] in de akte van verdeling als zij niet aan de in 5.1 genoemde veroordeling voldoet,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2024.3608/3070/106