ECLI:NL:RBROT:2024:753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
10-063649-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de ISD-maatregel en verzoek tot beëindiging

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toetsing van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die sinds 6 september 2022 in detentie verblijft. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, die op 5 juli 2022 onherroepelijk werd. De rechtbank ontving op 1 december 2023 een verzoek van de veroordeelde voor een tussentijdse beoordeling van deze maatregel. Tijdens de zitting op 11 januari 2024 hebben de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde hun standpunten toegelicht. De officier van justitie pleitte voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de veroordeelde en zijn raadsman beëindiging bepleitten, met het argument dat de maatregel disproportionele gevolgen heeft en dat de veroordeelde gemotiveerd is om niet terug te vallen in recidive. De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde ongewenst is verklaard en dat er geen concreet zicht is op zijn uitzetting naar Letland. De rechtbank concludeerde dat voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, omdat beëindiging zou leiden tot een situatie zonder perspectief voor de veroordeelde, wat de kans op recidive zou verhogen. Het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel werd dan ook afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-063649-22
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1973,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [naam PI01] ,
raadsman mr. M.A.M. Karsten, advocaat in Amsterdam.

1.Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juni 2022 is aan de veroordeelde opgelegd de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel)
voor de duur van twee jaren. Deze beslissing is op 5 juli 2022 onherroepelijk geworden. De ISD-maatregel is ten uitvoer gelegd per 5 september 2022. De veroordeelde verblijft sinds 6 september 2022 in de Penitentiaire Inrichting te [naam PI01] , alwaar de uitvoering van de ISD-maatregel is gestart.
Bij beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (de IND) van 10 augustus 2022 is
de veroordeelde ongewenst verklaard. Vanaf 25 september 2023 is hij niet verwijderbaar vanwege een ingediend beroep en een ingediend verzoek om voorlopige voorziening waardoor hij de uitspraak op het verzoek in Nederland mag afwachten. Op de zitting hebben de veroordeelde en zijn raadsman verklaard dat het verzoek om voorlopige voorziening recent is ingetrokken.

2.Procesverloop

Op 1 december 2023 is op de griffie van de rechtbank ingekomen het verzoek van de veroordeelde om een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv. Op 8 januari 2024 heeft de directeur van de inrichting waar veroordeelde verblijft een verklaring afgegeven omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 11 januari 2024.
De officier van justitie mr. P. Wijnands, de veroordeelde en zijn raadsman zijn gehoord. Tevens is als deskundige gehoord mevrouw [naam01] , als senior casemanager verbonden aan de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

3.Standpunten van partijen

De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is.
De veroordeelde en de raadsman hebben beëindiging van de ISD-maatregel bepleit, subsidiair is verzocht dat het ISD-traject zo spoedig als mogelijk wordt beëindigd.
Daartoe is aangevoerd dat het laten voortduren van de ISD-maatregel voor de veroordeelde disproportionele gevolgen heeft, evenals voor de samenleving. De samenleving wordt op hoge kosten gejaagd door verdere tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, zonder dat enig doel wordt gediend. Beëindiging van de ISD-maatregel is in het belang van zowel de maatschappij als de veroordeelde. De veroordeelde toont actieve betrokkenheid bij gedragsverandering en heeft een sterke motivatie om niet terug te vallen in recidive. Bovendien heeft hij een ongewenstverklaring ontvangen. Voor de veroordeelde omvat het ISD-traject thans niets meer dan kale detentie, in afwachting van zijn vertrek uit Nederland, zonder dat er enig concreet zicht is op daadwerkelijke uitzetting. Voortzetting van de ISD-maatregel brengt enkel nadeel met zich mee.

4.Beoordeling

De veroordeelde heeft de stellige wens om direct na zijn vrijlating terug te keren naar Letland en daar een nieuw leven op te bouwen. Anderzijds heeft de veroordeelde ook te kennen gegeven op enig moment weer naar Nederland te willen terugkeren.
De deskundige heeft verklaard dat overdracht naar Letland alleen kan plaatsvinden in samenspraak met de PI en de Dienst Terugkeer en Vertrek en op basis van een overdrachtsdossier. Dat dossier is er nog niet, in het bijzonder omdat de veroordeelde een verzoek om voorlopige voorziening had ingediend, dat pas recent is ingetrokken. Als de veroordeelde echt wil terugkeren naar Letland wordt een perspectiefplan opgesteld waarin ook zijn toekomstige situatie in Letland wordt onderzocht en meegenomen. Het gaat dan om huisvesting, werk en inkomen en zorg. Het is belangrijk dat de veroordeelde in Letland een goede start maakt om daar een bestaan op te bouwen. Er zijn dus nog stappen te zetten. Indien dit traject wordt gestart, neemt dat ongeveer 6 tot 8 weken in beslag. Als het overdrachtsdossier is opgemaakt zou de veroordeelde vervolgens binnen 2 weken kunnen worden overgedragen.
De veroordeelde is ongewenst in Nederland en kan geen gebruik maken van voorzieningen binnen Nederland. Wanneer de maatregel nu opgeheven zou worden, staat hij op straat zonder perspectief op wonen, werk of inkomen. De kans op recidive is dan onverminderd hoog.
Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is daarom nog altijd vereist. Er is geen grond om tot beëindiging van de maatregel over te gaan. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een termijn te stellen aan de beëindiging van de maatregel, nu niet duidelijk is of en wanneer de feitelijke overdracht aan Letland plaats zou kunnen vinden.
Gelet hierop wordt zowel het primair als het subsidiair door de verdediging verzochte afgewezen.
5. Beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Deze beslissing is gegeven door:
mr. drs. K.Th. van Barneveld, voorzitter,
en mrs. A.S. Flikweert en I.G.M. Oostrom, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.