ECLI:NL:RBROT:2024:752

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
10-256755-23 / TUL VV: 10-155414-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998, die zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte werd op 11 januari 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. P. Wijnands, een gevangenisstraf van 6 maanden eiste, met tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 tot en met 3 oktober 2023 te Rotterdam een vuurwapen, een pistool van het merk Zoraki type 917 kaliber 9 mm, en bijbehorende munitie voorhanden had. De verdachte bekende het feit en er werd geen verweer gevoerd.

De rechtbank overwoog dat het bezit van een vuurwapen een ernstig gevaar voor de openbare veiligheid met zich meebrengt. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, maar dit weerhield hem er niet van opnieuw een strafbaar feit te plegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op reclassering en schuldhulpverlening. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan gedragsinterventies. De rechtbank benadrukte de noodzaak van toezicht om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-256755-23
Parketnummer vordering TUL VV: 10-155414-23
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] ,
[postcode01] [plaats01] ,
verblijvende op het adres [verblijfadres01] , [postcode02] [verblijfplaats01] ,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden in de zaak met parketnummer 10-155414-23.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 oktober 2023 tot en met 3 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki type 917 kaliber 9 mm,
en voor dit vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten meer kogelpatronen, kaliber 9 mm br, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft op straat een geladen vuurwapen voorhanden gehad en in de schuur behorend bij zijn woning had hij nog meer voor dat vuurwapen geschikte kogelpatronen liggen. Met zijn handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige misdrijven, waardoor het gevoel van onveiligheid binnen de samenleving toeneemt. Het bezit van vuurwapens met munitie levert een buitengewoon groot openbare ordeprobleem op en leidt, zo leert de ervaring, vaak tot het gebruik daarvan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 december 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 1 november 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is vaker met justitie in aanraking gekomen en was vlak voor de aanhouding in deze zaak veroordeeld. Voornamelijk in 2023 heeft hij zich laten verleiden tot het plegen van delicten, waaraan zijn financiële situatie ten grondslag lag. De verdachte komt intelligent over maar lijkt problemen te hebben met het oplossen van lastige dingen in zijn leven. Nu hij vastzit lijkt hij dit te kunnen inzien. Beschermende factoren zijn de relatie met zijn moeder en zijn wens voor hulpverlening. Criminogene factoren zijn het netwerk waar hij zich mogelijk in begeeft, zijn financiële situatie en zijn oplossende vaardigheden. De reclassering acht een plan van aanpak gericht op zijn financiën en cognitieve vaardigheden nodig.
Op basis van de statistische factoren wordt de kans op recidive als gemiddeld ingeschat.
7.3.3.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis van de verdachte is op 10 november 2023 onder voorwaarden tot aan de einduitspraak in eerste aanleg geschorst.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft bepleit geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De hiervoor naar voren gebrachte redenen zijn echter onvoldoende doorslaggevend. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarbij het uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen op de openbare weg, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De verdachte reed op een deelscooter en werd naar aanleiding van een verkeerscontrole staande gehouden. Tijdens zijn fouillering werd een vuurwapen in zijn jaszak aangetroffen. De verdachte heeft in eerste instantie verklaard dat hij het wapen bij zich had omdat hij ruzie had met iemand. Later heeft hij verklaard dat hij het wapen en de munitie twee dagen eerder nabij een treinstation in een tas in de bosjes heeft gevonden, dat hij het wapen heeft meegenomen naar huis en op de dag van zijn aanhouding bij zich had om aan zijn vriendin te laten zien en te vragen wat hij er mee zou doen. Ook heeft hij verklaard dat hij het wapen bij zich had omdat het hem een macho-gevoel gaf en hem een veilig gevoel gaf.
Wat er ook zij van de achtergrond en de reden, vast staat dat de verdachte begin oktober 2023 op de openbare weg een vuurwapen bij zich had. De rechtbank kan ook niet voorbijgaan aan het feit dat de verdachte heel recent, op 7 september 2023, door de politierechter is veroordeeld omdat hij tot twee keer toe, namelijk eind juni en begin juli 2023, als uithaler is aangehouden op een haventerrein. Hem is toen een maximale taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgelegd. Dit was een duidelijke waarschuwing, maar het heeft de verdachte er niet van weerhouden kort na deze veroordeling het onderhavige feit te plegen.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 10 november 2023, mede gelet op de inhoud van het hiervoor aangehaalde reclasseringsrapport, onder voorwaarden geschorst. De verdachte heeft zich aan die voorwaarden gehouden en hij heeft op de zitting gezegd dat hij de hulp van de reclassering nodig heeft en met beide handen aangrijpt om zijn leven weer op orde te krijgen.
De rechtbank ziet hierin aanleiding om een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er wederom toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdediging heeft bepleit de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen, maar deze na de uitspraak te laten voortduren. De rechtbank acht geen termen aanwezig dit verzoek toe te wijzen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 7 september 2023 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het meermalen wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 22 september 2023.
8.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De verdediging heeft bepleit de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, subsidiair deze gedeeltelijk toe te wijzen en het toegewezen deel om te zetten in een taakstraf.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. De door de raadsvrouw aangevoerde persoonlijke omstandigheden maken dit niet anders.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie COVA of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt;
3. de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 7 september 2023 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. Flikweert, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en I.G.M. Oostrom, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2023 tot en met 3 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Zoraki type 917 kaliber 9 mm,
en/of
(voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten een of meer kogelpatronen, kaliber 9 mm br, voorhanden heeft gehad.
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)