ECLI:NL:RBROT:2024:7510

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
10-131431-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot overdracht van vuurwapens met vrijspraak voor daadwerkelijke overdracht

Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het verkopen van vuurwapens, met als belangrijkste tenlastelegging de poging tot overdracht van twee pistolen aan een derde partij. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij daadwerkelijk een vuurwapen had overgedragen, en sprak hem daarom vrij van het eerste ten laste gelegde feit. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk een poging had gedaan om de vuurwapens over te dragen, gebaseerd op chatgesprekken en afspraken die hij had gemaakt met medeverdachten. De verdachte had via Snapchat contact gehad over de verkoop van vuurwapens en had concrete afspraken gemaakt over de overdracht. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel niet succesvol, voldoende waren om te spreken van een strafbare poging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en de rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de risico's die vuurwapenhandel met zich meebrengt voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10-131431-24
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] [postcode] [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
penitentiaire inrichting [naam PI]
raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, advocaat te Groningen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Verdachte wordt verweten dat hij zich heeft bezighouden met de verkoop van wapens.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.A. Kloos heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
Het onder 2 ten laste gelegde feit kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. De verdachte moet daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De verdachte heeft geen opzet gehad op het daadwerkelijk overdragen van vuurwapens, hij heeft in chatgesprekken stoer willen doen. De aangetroffen berichten zijn onvoldoende voor een begin van uitvoering, waardoor ook geen sprake kan zijn van een strafbare poging.
Met betrekking tot dit feit is geen sprake van medeplegen omdat er geen gezamenlijke uitvoering is en de vermeende bijdrage van de verdachte van onvoldoende gewicht is.
4.2.2.
Gebeurtenissen
Op 22 februari 2024 heeft de verdachte, onder de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam 1] ”, via Snapchat contact gehad over vuurwapens met [medeverdachte] , die hem foto’s van vuurwapens had gestuurd met daarbij ook de prijzen van die vuurwapens. Het gaat om meerdere pistolen kaliber 7.65mm (765), een pistool kaliber 9mm en een uzi. Na de eerste contacten met [medeverdachte] stuurt hij een bericht aan een persoon die gebruik maakte van de gebruikersnaam “ [gebruikersnaam 2] ”.
De verdachte bericht [gebruikersnaam 2] dat hij “ook 7.65 en 9” heeft. De verdachte stuurt de foto’s van de vuurwapens die hij kreeg van [medeverdachte] door aan [gebruikersnaam 2] . Wanneer [gebruikersnaam 2] vraagt welke van de in deze foto’s afgebeelde vuurwapens van het kaliber 9mm is en welke van het kaliber 7.65mm zijn, zegt de verdachte dat hij dit even moet vragen, waarna de verdachte dit aan [medeverdachte] vraagt. [gebruikersnaam 2] laat ondertussen weten dat hij twee 7.65mm vuurwapens wil kopen voor € 2.000 (2 kop) per stuk en dat hij ze nu kan ophalen. [gebruikersnaam 2] wil de wapens geladen aangeleverd krijgen, zodat hij deze kan testen. De verdachte zegt dat dit goed is. Zij worden het eens over een prijs en maken een afspraak voor de overdracht van de wapens. Verdachte maakt met [medeverdachte] een afspraak om de wapens op te halen.
Verdachte spreekt met [gebruikersnaam 2] af bij de Lidl aan de Lengweg in Rotterdam. Hij gaat hier zelf heen, nadat hij bij [medeverdachte] thuis is geweest en het huis heeft verlaten met een plastic tasje. Bij de Lidl ontmoet de verdachte een persoon bij wie hij in de auto stapt. Deze auto wordt enige tijd gevolgd, waarna de bestuurder en de verdachte worden aangehouden. In de auto wordt geen vuurwapen aangetroffen.
4.2.3.
Beoordeling
Op grond van de hiervoor beschreven gebeurtenissen lijkt het er op dat de verdachte bij [medeverdachte] thuis is geweest om de wapens op te halen, waarna bij een ontmoeting bij de Lidl deze wapens zijn overgedragen. Doordat er geen wapens zijn gevonden in de auto waar de verdachte in zat, kan niet worden vastgesteld dat verdachte de wapens van [medeverdachte] heeft gekregen en aan een derde heeft overgedragen. In de chatgesprekken tussen [medeverdachte] en de verdachte enerzijds en [gebruikersnaam 2] en de verdachte anderzijds wordt daadwerkelijk gesproken over de verkoop van vuurwapens door de verdachte aan [gebruikersnaam 2] . De verdachte was van plan om deze pistolen, die hij van [medeverdachte] zou krijgen, aan [gebruikersnaam 2] over te dragen. Het verweer dat de verdachte enkel stoer probeerde te doen en nooit de intentie had om wapens te verhandelen acht de rechtbank niet geloofwaardig en wordt verworpen. Het chatgesprek tussen de verdachte en [gebruikersnaam 2] waarin niet alleen wordt gesproken over de eigenschappen en prijzen van de twee pistolen, maar ook concrete afspraken worden gemaakt over de manier van betalen en het tijdstip en de locatie van overdracht, in combinatie met het chatgesprek tussen de verdachte en [medeverdachte] en de geobserveerde reisbewegingen van de verdachte naar het huis van [medeverdachte] en vervolgens naar de afgesproken plek van overdracht, zijn tezamen bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm concreet gericht op de daadwerkelijke overdracht van de twee pistolen, hetgeen maakt dat er sprake is van een strafbare poging.
De rechtbank ziet met de verdediging onvoldoende aanleiding om te concluderen dat de verdachte heeft geprobeerd om een automatisch vuurwapen over te dragen aan [gebruikersnaam 2] . Hier wordt in de chats verder niet over gesproken. De rechtbank acht ook niet bewezen dat er sprake was van medeplegen. De verdachte opereerde niet als partner van [medeverdachte] maar probeerde winst te maken door de vuurwapens die [medeverdachte] aanbood door te verkopen aan [gebruikersnaam 2] , van een nauwe en bewuste samenwerking was geen sprake.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een poging heeft gedaan om twee pistolen over te dragen aan [gebruikersnaam 2] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
2
hij op 22 februari 2024 te gemeente Rotterdam , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere, vuurwapens in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van pistolen, over te dragen, hebbende hij, verdachte,
- met [medeverdachte] en een persoon genaamd ' [gebruikersnaam 2] ', contact gehad via Snapchat en met hen afspraken gemaakt over de aankoop en/of de verkoop en/of de vraagprijs en/of de beschikbaarheid van bovengenoemde vuurwapens en
- afbeeldingen van deze vuurwapens naar voornoemde [medeverdachte] en naar voornoemde ' [gebruikersnaam 2] ' verzonden en van voornoemde [medeverdachte] en van voornoemde ‘ [gebruikersnaam 2] ’ ontvangen en
- ( vervolgens) met voornoemde [medeverdachte] en voornoemde [gebruikersnaam 2] afspraken gemaakt over de levering van bovengenoemde vuurwapens en (vervolgens) naar de woning van voornoemde [medeverdachte] is gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit feiten uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft geprobeerd om twee pistolen door te verkopen. Het in omloop brengen van wapens vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en brengt gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich mee. De verdachte heeft zich bij het plegen van het bewezenverklaarde feit uitsluitend laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft zich niets aangetrokken van het gegeven dat vuurwapens doorgaans gebruikt worden voor het plegen van zeer ernstige misdrijven en dus grote schade kunnen aanrichten. Tegen ongecontroleerde vuurwapenhandel dient, in het bijzonder vanuit het oogpunt van generale preventie, streng te worden opgetreden.
Verdachte is eerder veroordeeld voor andersoortige strafbare feiten.
Op een dergelijk feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank houdt er in strafverzwarende zin rekening mee dat de verdachte meerdere vuurwapens heeft willen doorverkopen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden, zoals ook door de officier van justitie is geëist, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. S.M. Den Hollander en J.C. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.S. Westhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 7 augustus 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam,
en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
een wapen als bedoeld in art. 1 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en
munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van
een pistool met het kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan een persoon genaamd ' [gebruikersnaam 2]
';
( art 31 lid 1 Wet wapens en munitie )
2
hij op of omstreeks 22 februari 2024 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam
en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om meerdere wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II en/of
Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere, althans een,
vuurwapen(s) in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van (een)
automatisch vuurwapen(s) en/of (een) pist(o)ol(en), voorhanden te hebben en/of
over te dragen,
hebbende hij, verdachte,
- met [medeverdachte] en/of een persoon genaamd ' [gebruikersnaam 2] ', contact gehad via
Snapchat en/of met hen afspraken gemaakt over de aankoop en/of de verkoop
en/of de vraagprijs en/of de beschikbaarheid van bovengenoemde vuurwapens
en/of onderdelen van deze wapens en/of
- afbeeldingen en/of video’s van deze en/of andere vuurwapens en/of onderdelen
van deze vuurwapens naar/van voornoemde [medeverdachte] en/of voornoemde ' [gebruikersnaam 2] '
verzonden en/of ontvangen en/of
- ( vervolgens) met voornoemde [medeverdachte] en/of voornoemde [gebruikersnaam 2] afspraken
gemaakt over de levering van bovengenoemde vuurwapens en/of (vervolgens) naar
de woning van voornoemde [medeverdachte] is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 31 lid 1 Wet wapens en munitie )