ECLI:NL:RBROT:2024:7506

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
10/070658-22, 10/093466-23 en 10/123562-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen, schuldwitwassen en eenvoudige belediging met betrekking tot ambtenaren

Op 23 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen een verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De verdachte is veroordeeld voor openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, schuldwitwassen en eenvoudige belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 13 maart 2022 in Spijkenisse betrokken was bij een gewelddadige confrontatie waarbij twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], werden aangevallen. De verdachte heeft hen geslagen en geschopt, terwijl zij op de grond lagen. Daarnaast heeft hij op 5 april 2023 in Rotterdam twee politieagenten beledigd door hen te beschimpen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van bedreiging en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, maar heeft de andere tenlastegelegde feiten bewezen verklaard. De verdachte is op basis van zijn daden veroordeeld tot een taakstraf van 46 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder is veroordeeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om bijzondere voorwaarden op te leggen, maar heeft wel de algemene voorwaarde gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Jeugd
Parketnummers: 10/070658-22, 10/093466-23 en 10/123562-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak: 23 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres],
raadsman mr. K. Renssen, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 9 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. C.C. Brandwijk, heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 10/093466-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde (bedreiging en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk);
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 10/070658-22 ten laste gelegde (openlijk geweld), het in de zaak met parketnummer 10/093466-23 onder 1 ten laste gelegde (belediging) en het in de zaak met parketnummer 10/123562-23 ten laste gelegde (schuldwitwassen);
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 46 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zal meewerken aan het maken van een uitgebreide delictanalyse, zal meewerken aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht, bijvoorbeeld een jongerencoach, onderwijs zal volgen of zich zal inzetten voor een andere structurele dagbesteding en zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10/093466-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde – bedreiging en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk – niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder parketnummer 10/093466-23 onder 1 ten laste gelegde belediging en het onder parketnummer 10/123562-23 ten laste gelegde schuldwitwassen is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (primair) vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 10/070658-22 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Hoewel er voldoende wettig bewijs is, hebben de aangevers op belangrijke punten wisselende verklaringen afgelegd. De verklaringen van aangevers zijn dan ook onvoldoende betrouwbaar om daaruit de overtuiging af te leiden dat het de verdachte is geweest die het gevecht is begonnen door aangeefster [aangeefster] bij de keel te grijpen.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 13 maart 2022 in Spijkenisse onenigheid is ontstaan tussen een groep jongens en aangevers [aangever ] en [aangeefster] op het moment dat zij met hun twee jonge kinderen de groep wilden passeren. Een woordenwisseling tussen aangeefster en de groep jongens is uitgemond in een vechtpartij.
De rechtbank acht, gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat de verdachte onderdeel was van de groep jongeren die op een dreigende, agressieve manier een confrontatie met de aangevers is aangegaan, waarna door de verdachte en zijn medeverdachten vrijwel direct is overgegaan tot het plegen van geweldshandelingen jegens aangevers. Hierbij is aangeefster [aangeefster] bij haar keel gegrepen en ten val gekomen. Op het moment dat aangeefster op de grond lag, is zij tegen haar rug, benen en hoofd getrapt. Aangever [aangever ] heeft een vuistslag in zijn gezicht gekregen, waardoor hij op de grond is beland. Terwijl hij op de grond lag, is hij meerdere malen geschopt, voornamelijk tegen zijn hoofd. Op enig moment is één van de medeverdachten met een mes dreigend richting de aangevers gelopen.
De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers en de herkenning van de verdachte door aangevers te twijfelen. De aangevers hebben bij de politie en bij de rechter-commissaris in belangrijke mate en op essentiële punten consistent en gelijkluidend verklaard en hun verklaringen vinden bovendien steun in de overige bewijsmiddelen. Ook het bij hen geconstateerde letsel past hierbij. Beide aangevers hebben, afzonderlijk van elkaar, de verdachte op een foto aangewezen als de jongen die aangeefster [aangeefster] bij haar keel heeft gegrepen en haar heeft geschopt, nadat zij samen op de grond waren beland. De rechtbank acht de verklaringen van aangevers dan ook betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte op de terechtzitting, zoals opgenomen in bijlage II van dit vonnis, stelt de rechtbank vast dat de verdachte, door zelf geweldshandelingen te verrichten, een voor medeplegen vereiste voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. Daarnaast heeft verdachte de gewelddadige groep getalsmatig versterkt en heeft hij zich niet van het door de anderen uitgeoefende geweld gedistantieerd.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in de zaak met parketnummer 10/070658-22 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/070658-22 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/093466-23 onder 1 en het onder parketnummer 10/123562-23 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
parketnummer 10/070658-22
hij op 13 maart 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op de openbare weg, te weten: de Lenteakker,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het - stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] (waardoor deze ten val kwam) en- (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) schoppen tegen het hoofd van die
[slachtoffer 1] en- bij de keel grijpen van die [slachtoffer 2] en- (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) schoppen tegen het hoofd en
rug en benen van die [slachtoffer 2] en- met een mes op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aflopen;
parketnummer 10/093466-23
1
hij op 5 april 2023 te Rotterdam
opzettelijk
ambtenaren,
te weten [naam 1] (werkzaam als brigadier bij de Politie Eenheid Rotterdam)
en
[naam 2] (werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Rotterdam),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
in hun tegenwoordigheid,
in het openbaar,
mondeling heeft beledigd,
door hun de woorden toe te voegen: “Teringlijers”;
parketnummer 10/123562-23
hij op 15 oktober 2022,
in Nederland,
één voorwerp (giraal geldbedrag ad in totaal Euro 400,00),
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp,
onmiddellijk en/of middellijk,
afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/070658-22
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
parketnummer 10/093466-23 feit 1
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
parketnummer 10/123562-23
schuldwitwassen
5.1.
Strafbaarheid – parketnummer 10/070658-22 (openlijk geweld)
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft (subsidiair) bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep op noodweer toekomt. Daartoe is aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lichaam van de verdachte waardoor verdediging noodzakelijk was. De verdachte werd eerst door aangever [aangever ] tegen een ruit geduwd. Vervolgens is hij door aangeefster [aangeefster] van achteren bij zijn keel gegrepen. De verdachte kon geen kant op. Hij is binnen de grenzen van proportionaliteit gebleven door aangeefster [aangeefster] van zich af te duwen en/of te slaan. Hij had op dat moment niet anders kunnen handelen, waardoor ook is voldaan aan de subsidiariteitseis.
5.1.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer is, ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Deze verdediging mag voorts de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte geen beroep toekomt op noodweer. Uit het dossier, noch uit wat ter zitting is behandeld, blijkt dat sprake was van een noodweersituatie. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers. Het door de verdachte geschetste scenario, dat aangever [aangever ] het geweld is begonnen en dat voor de verdachte de noodzaak bestond zich hiertegen te verdedigen, is op basis van het dossier niet aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie, zodat het beroep op noodweer reeds daarom niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.
5.2.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een openlijke geweldpleging in een winkelcentrum in Spijkenisse. Bij de openlijke geweldpleging zijn de twee slachtoffers aangevallen, in het bijzijn van hun kinderen van destijds 2 en 6 jaar oud. De verdachte heeft één van de slachtoffers bij haar keel gegrepen. De slachtoffers zijn ook herhaaldelijk geslagen en geschopt, ook tegen het hoofd en zelfs nadat zij door het geweld al op de grond terecht waren gekomen. Ook is één van de medeverdachten dreigend met een mes op de slachtoffers afgelopen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De incidenten moeten voor de slachtoffers buitengewoon bedreigend zijn geweest en moeten bij hen, naast pijn en letsel, ook grote gevoelens van angst en onveiligheid hebben opgeroepen. Bovendien zijn ook anderen, waaronder de zeer jonge kinderen van de slachtoffers, getuige geweest van het geweld dat heeft plaatsgevonden. Dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Bovendien vergroten feiten als deze in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid, vooral omdat het geweld op de openbare weg heeft plaatsgevonden.
Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Hij heeft zijn bankrekening beschikbaar gesteld door middel van het toesturen van een Tikkie aan een derde, die zich kennelijk bezighield met oplichting. Het slachtoffer heeft via Tikkie een geldbedrag van € 400,- overgemaakt voor een iPhone die zij nooit zou ontvangen. De verdachte heeft onder dubieuze omstandigheden zijn bankrekening ter beschikking gesteld om een geldbedrag, met voor hem onbekende herkomst, over te laten maken. Aldus heeft hij zich laten gebruiken als geldezel, zonder nader onderzoek te doen naar de herkomst van het bedrag dat op zijn rekening werd gestort. De verdachte had moeten vermoeden dat het geld uit misdrijf afkomstig was. Witwassen is een ernstig delict, omdat daarmee wordt getracht crimineel geld in het legale circuit te brengen. Dat vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Tot slot heeft de verdachte zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan belediging van ambtenaren in functie. Door het publiekelijk beledigen van twee politieagenten tijdens hun werkzaamheden, heeft de verdachte hen in hun eer en goede naam aangetast. Personen met een publieke taak, zoals deze politieagenten, moeten in het belang van de openbare orde en de veiligheid kunnen functioneren zonder daarbij geconfronteerd te worden met dergelijke beledigingen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 oktober 2023. De verdachte is in het onderzoek niet gesproken, wat maakt dat de Raad minder goed tot een passend advies kan komen. Het is voor de Raad onvoldoende duidelijk wat maakt dat de verdachte in dit soort situaties terecht komt. Er kan geen beeld geschetst worden van zijn leefomstandigheden, omgang met vrienden en de thuissituatie van de verdachte. De verdachte heeft vorig schooljaar een mbo niveau 2 diploma en daarmee een startkwalificatie behaald. De Raad adviseert een taakstraf in de vorm van een werkstraf met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte meewerkt aan het maken van een uitgebreide delict analyse, meewerkt aan de hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht, bijvoorbeeld begeleiding van een jongerencoach, onderwijs volgt of zich inzet voor het hebben van een structurele dagbesteding en zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten.
In een aanvullend rapport, gedateerd 2 juli 2024, heeft
de Raadverwezen naar het eerdere rapport en zich met betrekking tot een strafadvies gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Ten aanzien van de bewezen verklaarde openlijke geweldpleging houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de aard en ernst van het door de verdachte toegepaste geweld. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop sinds de pleegdatum van de in de zaken met parketnummers 10/070658-22 en 10/123562-23 bewezenverklaarde strafbare feiten en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarnaast is de verdachte niet eerder veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit en is hij, sinds zijn aanhouding op 5 april 2023 in de zaak met parketnummer 10/093466-23, niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen met de algemene voorwaarde die hierna wordt genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd en gevorderd door de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte bijzondere voorwaarden en jeugdreclasseringstoezicht op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 46 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141, 266, 267 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/093466-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/070658-22, parketnummer 10/093466-23 onder 1 en parketnummer 10/123562-23 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
46 (zesenveertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
40 (veertig) urente verrichten werkstraf resteren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de
proeftijdvast op
2 jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Riege, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. W.J. Loorbach en S.C. Sassen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Spaans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 juli 2024.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/070658-22
hij op of omstreeks 13 maart 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
op of aan de openbare weg, te weten: de Lenteakker,
in elk geval op of aan een openbare weg,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan en/of stompen in het gezicht van die [slachtoffer 1] (waardoor deze ten val kwam) en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd van die
[slachtoffer 1] en/of
- bij de keel pakken/grijpen van die [slachtoffer 2] en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of rug
en/of be(e)n(en) van die [slachtoffer 2] en/of
- met een mes op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aflopen;
parketnummer 10/093466-23
1
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
opzettelijk
een of meer ambtena(a)r(en),
te weten [naam 1] (werkzaam als brigadier bij de Politie Eenheid Rotterdam)
en/of
[naam 2] (werkzaam als hoofdagent bij de Politie Eenheid Rotterdam),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
in zijn/haar/hun tegenwoordigheid,
in het openbaar,
mondeling heeft beledigd,
door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: “Teringlijers”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 5 april 2023 te Rotterdam
[slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door een fakkel naar, althans in de richting van, die [slachtoffer 3] (en haar paard) te gooien;
3
hij op of omstreeks 5 april 2023, te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk,
tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen,
professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik,
te weten een fakkel/noodseinmiddel,
voorhanden heeft gehad;
parketnummer 10/123562-23
hij op of omstreeks in de periode van 15 oktober 2022 tot en met 16 oktober 2022,
te Breda of Barendrecht, althans in Nederland,
één of meerdere voorwerpen (giraal geldbedrag ad in totaal Euro 400,00),
voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden,
dat dit voorwerp c.q. die voorwerpen,
onmiddellijk en/of middellijk,
afkomstig was/waren uit enig misdrijf en/of enig eigen misdrijf.