ECLI:NL:RBROT:2024:7499
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor voorrangsverklaring in sociale huurwoning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een moeder van twee minderjarige kinderen, heeft een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring in gemeente Y, omdat zij dagelijks met haar kinderen van gemeente X naar gemeente Y reist voor medische behandeling van haar jongste kind. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht afgewezen, omdat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor een voorrangsverklaring. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij met voorrang kan reageren op sociale huurwoningen in de omgeving van de behandelplaats.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de beslissing op het bezwaar binnen enkele weken wordt verwacht, maar dat het college heeft aangegeven dat het verkrijgen van een woning met een voorrangsverklaring gemiddeld zes maanden kan duren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het treffen van een voorlopige voorziening verzoekster niet zal helpen om op korte termijn een woning te vinden, aangezien de beslissing op het bezwaar al snel zal volgen. Bovendien zijn er alternatieve oplossingen mogelijk, zoals het aanvragen van een bijdrage voor overnachtingskosten of tijdelijk bij kennissen verblijven.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het college niet verplicht is om een voorrangsverklaring te verstrekken. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024.