ECLI:NL:RBROT:2024:7499

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
24/7035
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor voorrangsverklaring in sociale huurwoning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een moeder van twee minderjarige kinderen, heeft een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring in gemeente Y, omdat zij dagelijks met haar kinderen van gemeente X naar gemeente Y reist voor medische behandeling van haar jongste kind. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht afgewezen, omdat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor een voorrangsverklaring. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij met voorrang kan reageren op sociale huurwoningen in de omgeving van de behandelplaats.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 augustus 2024 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de beslissing op het bezwaar binnen enkele weken wordt verwacht, maar dat het college heeft aangegeven dat het verkrijgen van een woning met een voorrangsverklaring gemiddeld zes maanden kan duren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het treffen van een voorlopige voorziening verzoekster niet zal helpen om op korte termijn een woning te vinden, aangezien de beslissing op het bezwaar al snel zal volgen. Bovendien zijn er alternatieve oplossingen mogelijk, zoals het aanvragen van een bijdrage voor overnachtingskosten of tijdelijk bij kennissen verblijven.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat het college niet verplicht is om een voorrangsverklaring te verstrekken. De uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma, en is openbaar uitgesproken op 16 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7035

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaatsnaam 1] , verzoekster

(gemachtigde: mr. G.A. Verhoeven),
en

het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht

(gemachtigde: mr. M. van Groningen).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 4 juli 2024 heeft het college verzoeksters aanvraag om een voorrangsverklaring op de grond ‘mantelzorg’ afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college en mr. J.S. de Kam (namens het college).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Verzoekster woont in [plaatsnaam 1] met haar twee minderjarige kinderen. Haar jongste kind (drie jaar oud) heeft een restrictief en selectief eetpatroon, waardoor hij aangewezen is op sondevoeding. Sinds 10 juni 2024 krijgt hij dagbehandeling in [plaatsnaam 2] voor zijn voedselweigeringsproblematiek. Deze dagbehandeling vindt plaats van maandag tot en met vrijdag van 08.30 tot 16.00 uur. De gemiddelde duur van de behandeling is zes tot negen maanden.
Waar gaat het in deze zaak om?
5. Verzoekster heeft op 2 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een voorrangsverklaring, zodat zij met voorrang kan reageren op sociale huurwoningen in (de omgeving van) [plaatsnaam 2] . Het college heeft deze aanvraag afgewezen, omdat verzoekster niet voldoet aan de voorwaarden voor een voorrangsverklaring. Verzoekster is het niet eens met dit besluit en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij wordt behandeld alsof zij in het bezit is van een voorrangsverklaring.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Belangenafweging
7. Verzoekster rijdt elke doordeweekse dag (van maandag tot en met vrijdag) met haar twee minderjarige kinderen van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] . Overdag krijgt haar jongste kind een behandeling bij [naam centrum] in [plaatsnaam 2] en verzoekster gaat dan met haar oudste kind naar een kennis in [plaatsnaam 3]. Aan het einde van de dag rijden zij dan weer terug naar [plaatsnaam 1] . Verzoekster ervaart dit als een te zware belasting en ook een gedragswetenschapper van [naam centrum] heeft haar zorgen geuit over wat dit betekent voor de behandeling en de gezondheid van verzoeksters kinderen. Verzoekster is daarom met spoed op zoek naar een woning in de buurt van [plaatsnaam 2] .
8. De voorzieningenrechter begrijpt dat dit een hele zware periode is voor verzoekster en haar kinderen en begrijpt ook dat verzoekster op hele korte termijn een oplossing wenst voor haar woon- en reisproblemen. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoekster op 13 augustus 2024 zal worden gehoord op haar bezwaarschrift en het college verwacht dat er daarna binnen twee tot drie weken een beslissing op het bezwaarschrift kan worden genomen. Hierdoor komt de vraag op of het treffen van een voorlopige voorziening tot aan de beslissing op bezwaar dan nog wel zin heeft. Het college heeft tijdens de zitting verklaard dat verzoekster met een voorrangsverklaring niet gelijk een andere woning zal hebben gevonden. De ervaring van het college is dat mensen met een voorrangsverklaring ongeveer zes maanden moeten wachten voordat er een woning beschikbaar komt. Aangezien er binnen enkele weken een beslissing op bezwaar is te verwachten, zal het treffen van een voorlopige voorziening verzoekster niet helpen om op korte termijn een woning in de omgeving van [plaatsnaam 2] te vinden.
9. Als verzoekster op korte termijn een oplossing wenst voor haar problemen, dan lijkt zij op zoek te moeten gaan naar alternatieve oplossingen. Zo zou zij aan de gemeente [plaatsnaam 1] kunnen vragen of zij een bijdrage kan krijgen voor overnachtingskosten en zou zij binnen haar kennissenkring (waaronder een familielid/kennis in [plaatsnaam 3]) kunnen kijken of zij daar wellicht de komende periode een paar dagen per week zou kunnen overnachten, zodat zij niet elke dag die lange reis van [plaatsnaam 1] naar [plaatsnaam 2] hoeft te maken. De verwachting is dat deze alternatieve oplossingen sneller geregeld zullen zijn dan het verkrijgen van een woning via de weg van een voorrangsverklaring. Daarnaast heeft het college tijdens de zitting nog opgemerkt dat er jaarlijks ongeveer 100 woningen in de regio worden verloot en dat verzoekster daar ook aan kan meedoen.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het college vooralsnog niet gehouden is om aan verzoekster een voorrangsverklaring te verstrekken. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.