ECLI:NL:RBROT:2024:7498

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
24/7440
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting woning wegens overtreding Opiumwet

Op 16 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een huurder van een woning, een voorlopige voorziening vroeg tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Rotterdam. De sluiting was opgelegd vanwege een overtreding van de Opiumwet, waarbij in de woning 8,6 gram heroïne, € 6.275 en documenten over het bewerken van drugs waren aangetroffen. Verzoeker was eerder als verdachte aangemerkt in onderzoeken naar drugshandel en zijn woning bevond zich in een kwetsbare wijk. De burgemeester had besloten de woning voor drie maanden te sluiten, wat verzoeker betwistte.

Tijdens de zitting op 12 augustus 2024 werd het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter weegt de ernst van de overtreding en de omstandigheden van de woning mee in zijn oordeel. Ondanks de argumenten van verzoeker dat de sluiting niet noodzakelijk was, concludeerde de voorzieningenrechter dat de burgemeester de sluiting gerechtvaardigd had kunnen achten, gezien de aangetroffen hoeveelheid drugs en de eerdere verdenkingen van verzoeker.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, wat betekent dat de sluiting van de woning door de burgemeester gehandhaafd blijft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van de Opiumwet en de rol van de burgemeester in het waarborgen van de openbare orde en veiligheid in kwetsbare wijken. De gevolgen van de sluiting voor verzoeker werden als niet onevenwichtig beoordeeld, gezien zijn betrokkenheid bij de drugshandel en de keuzes die hij had gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7440

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. K.C. van de Wijngaart),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. J.F. Jim).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Hef Wonen uit Rotterdam.

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 26 juli 2024 heeft de burgemeester verzoekers woning gesloten voor drie maanden vanwege een overtreding van de Opiumwet. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 12 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. L.D. Lubrano als waarnemer van de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van de burgemeester, [naam 1] (namens de burgemeester) en [naam 2] (namens Stichting Hef Wonen).

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoeker woont op het adres [adres]. Hij huurt deze woning van Stichting Hef Wonen.
Wat is er gebeurd?
4. Op 21 januari en 22 januari 2024 heeft de politie een aantal (drugs)uithalers aangehouden. Vervolgens is er een onderzoek ingesteld en daarbij kwam verzoeker als verdachte in beeld. Verzoeker is op 25 januari 2024 aangehouden en zijn woning is doorzocht. Tijdens de doorzoeking zijn onder meer documenten gevonden over het bewerken en verwerken van drugs, en een geldbedrag van € 6.275,-. In de berging bij de woning zijn diverse mallen aangetroffen, die door de politie werden herkend als voorwerpen die gebruikt worden voor het persen van kiloblokken harddrugs.
5. In april 2024 is er een onderzoek gestart naar de internationale handel in harddrugs. Verzoeker werd daarbij als verdachte aangemerkt. Verzoeker is op 21 mei 2024 in zijn woning aangehouden en de politie heeft in zijn woning 8,6 gram heroïne aangetroffen.
Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 20 juni 2024.
Waar gaat het in deze zaak om?
6. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning mag blijven. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning openblijft tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift.
De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
9. Tijdens de zitting is gebleken dat verzoeker na zijn aanhouding op 21 mei 2021 nog in voorlopige hechtenis zit. In september 2024 is een pro forma zitting gepland bij de meervoudige kamer van de sector strafrechter. Tijdens die zitting zal aan de orde komen of de voorlopige hechtenis van verzoeker zal worden verlengd of dat hij (voorlopig) in vrijheid wordt gesteld. Als hij inderdaad wordt vrijgelaten, dan heeft hij een dak boven zijn hoofd nodig. Verder bestaat de mogelijkheid dat verzoeker de huur vrijwillig zal opzeggen, maar daarover bestaat op dit moment nog geen duidelijkheid. Verzoeker heeft daarnaast aangevoerd dat een vriend van verzoeker in de woning verblijft, die niet op korte termijn een nieuwe woning zal kunnen vinden.
9.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vriend van verzoeker niet op het adres van de woning staat ingeschreven en geen verzoek heeft gedaan tot het treffen van een voorlopige voorziening, zodat zijn belangen niet zullen worden meegewogen.
De voorzieningenrechter zal, naar aanleiding van de toelichting van de gemachtigde van verzoeker ter zitting over het voortduren van de voorlopige hechtenis van verzoeker en de verwachting dat uitzicht is op vrijlating, verzoeker het voordeel van de twijfel geven en een spoedeisend belang aannemen.
Beoordelingskader
10. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
11. De burgemeester voert beleid om de handel in drugs in Rotterdam tegen te gaan.
Dit beleid staat in de Beleidslijn bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet Rotterdam 2022. In dit beleid staat in welke gevallen de burgemeester in beginsel overgaat tot sluiting van een woning.
Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?
12. De burgemeester is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoeker zal dat dan aannemelijk moeten maken. Verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet (meer) wordt betwist.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
13. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
14. Verzoeker voert aan dat er geen noodzaak is om de woning te sluiten. Er is slechts een kleine hoeveelheid harddrugs aangetroffen. De woning staat niet bekend als drugspand, er is geen ‘loop’ naar de woning en er is geen overlast vanuit de woning. Verzoeker vindt dat de burgemeester had kunnen volstaan met het geven van een waarschuwing.
15. In de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is in algemene zin vermeld dat bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar dat moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.
16. De voorzieningenrechter staat dus voor de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Uit jurisprudentie blijkt dat verschillende factoren een rol kunnen spelen bij de vraag of er sprake is van een ernstig geval. Zo is de noodzaak tot sluiting groter als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld en de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
17. De aangetroffen hoeveelheid harddrugs is niet zodanig dat alleen daarom al sluiting van de woning gerechtvaardigd is. Feitelijke handel in of vanuit de woning kan worden aangenomen op grond van het in de woning aantreffen van attributen die te relateren zijn aan drugshandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, een grote hoeveelheid contant geld en wapens. Er zijn in verzoekers woning zaken aangetroffen die gerelateerd kunnen worden aan drugshandel, zoals de documenten over het bewerken en verwerken van drugs, een groot bedrag aan contant geld en de mallen in de berging. Daarnaast heeft de burgemeester van belang kunnen achten dat de politie verzoeker twee keer in korte tijd als verdachte heeft aangemerkt in onderzoeken naar (internationale) drugshandel. Verzoeker bevindt zich naar aanleiding van deze onderzoeken in voorlopige hechtenis op verdenking van betrokkenheid bij (internationale) drugshandel. Verder blijkt uit de bestuurlijke rapportage dat de politie in 2020 een anonieme tip heeft ontvangen waarin staat dat verzoeker in drugs handelt. Tot slot bevindt de woning zich in een kwetsbare wijk waar het afgelopen jaar een aanzienlijk aantal geweldsincidenten en drugsdelicten hebben plaatsgevonden. De wijk scoort ook ondergemiddeld op het gebied van veiligheid.
Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid.
18. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
19. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
20. Verzoeker voert aan dat Stichting Hef Wonen waarschijnlijk zal overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst en dat hij niet beschikt over een alternatieve verblijfplaats.
21. De voorzieningenrechter vindt de gevolgen van de sluiting in dit geval niet onevenwichtig. Verzoeker kan een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen drugs in zijn woning. De gevolgen van de sluiting zijn voor verzoeker heel groot. De woning zal niet alleen tijdelijk worden gesloten, maar Stichting Hef Wonen wil de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbinden. Dit zijn echter gevolgen die verzoeker zelf moet dragen, gelet op de keuzes die hij zelf heeft gemaakt. Daarnaast heeft verzoeker een eigen bedrijf, zodat aannemelijk is dat hij over voldoende inkomsten beschikt om andere woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter heeft geen andere omstandigheden gehoord die maken dat de sluiting in dit geval onevenwichtig is.

Conclusie en gevolgen

22. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester niet gehouden is om verzoekers woning open te houden. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek een om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.