ECLI:NL:RBROT:2024:7496

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
10/097441-24; 10/340127-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het uitlokken van een ontploffing en veroordeling voor wederrechtelijk verblijf op een besloten plaats in de Rotterdamse haven

Op 7 augustus 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2005, die werd beschuldigd van het uitlokken van een ontploffing en wederrechtelijk verblijf op een besloten plaats. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het uitlokken van een ontploffing, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte de opdrachtgever was voor de ontploffing. De rechtbank oordeelde dat de bewijsstukken, waaronder een screenshot van een Snapchat-account, onvoldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de ontploffing vast te stellen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan het wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein van APM Terminals in Rotterdam, waar hij samen met anderen was ingesloten in een container. Dit feit werd bewezen op basis van de omstandigheden en de aanwezigheid van de verdachte op het terrein. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 141 dagen op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte voor het feit waarvoor zij schadevergoeding vroegen, werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/097441-24; 10/340127-23
Datum uitspraak: 7 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsman mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De rechtbank heeft de feiten voorzien van een doorlopende nummering en zal die nummering in dit vonnis aanhouden.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van feit 2;
  • bewezenverklaring van feit 1 primair en bewezenverklaring van de voortgezette handeling van de feiten 3 en 4;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.

4.De verdediging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en feit 2. Met betrekking tot het bewijs en de bewezenverklaring van feit 3 en feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1 primair en subsidiair
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld (kort samengevat) dat – ondanks de ontkenning van de verdachte – uit het strafdossier blijkt dat de verdachte in de periode oktober tot en met december 2023 de gebruiker was het Snapchat-account “ [accountnaam] ”. Daarnaast kan, aldus de officier van justitie, uit een screenshot afkomstig van voornoemd Snapchat-account dat is aangetroffen in de telefoon van de medeverdachte [medeverdachte 1] , niet anders worden afgeleid dat de verdachte de opdrachtgever en uitlokker van feit is geweest.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemd screenshot niet zonder meer kan worden vastgesteld dat de verdachte op het moment waarop de chat, die in het screenshot is vastgelegd, plaatsvond zelf de gebruiker is geweest van het Snapchat-account “ [accountnaam] ”. Zelfs als dit wel kan worden vastgesteld, dan nog kan op basis van de inhoud van die chat niet worden vastgesteld dat de verdachte zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft aangezet tot het plegen van het feit en daarmee zijn medeverdachten heeft uitgelokt om het feit te begaan. Het enkele feit dat de gebruiker van het account “ [accountnaam] ” in het screenshot gesprek zegt dat niemand betaald krijgt omdat de ontploffing niet goed is gefilmd, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat deze gebruiker voorafgaand aan het feit ook degene is geweest die de betaling in het vooruitzicht heeft gesteld.
Dit betekent dat het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
Nu ook niet kan worden vastgesteld op welke manier de verdachte eventueel als medepleger betrokken zou zijn geweest bij het te weeg brengen van een ontploffing, kan ook het subsidiair tenlastegelegde niet worden bewezen.
5.1.3.
Conclusie
Feit 1 primair en subsidiair is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.2.
Feit 2, vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat feit 2 niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
5.3.
Bewijswaardering feit 3 en feit 4
Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vastgesteld. De verdachte heeft zich met anderen bij een bedrijf in Spijkenisse laten insluiten in een container die was geplaatst op een vrachtwagencombinatie. De chauffeur van de vrachtwagen is vervolgens met de vrachtwagencombinatie naar het besloten haventerrein van APM Terminals op de Maasvlakte in de gemeente Rotterdam gereden. Op dat besloten haventerrein is de chauffeur met de vrachtwagencombinatie staande gehouden door de Douane. Bij nader onderzoek aan de container werd duidelijk dat het een zogenaamde ‘Trojaanse’ container betrof. Dat wil zeggen: een speciale daartoe geprepareerde container zonder lading en met afgeslepen nokken die van binnenuit kon worden geopend en die was bedoeld om uithalers in de gelegenheid te stellen op het besloten haventerrein goederen, zoals bijvoorbeeld verdovende middelen uit andere containers te halen.
Onder feit 3 is specifiek tenlastegelegd dat de verdachte zich de toegang tot het in artikel 138aa van het Wetboek van Strafrecht bedoelde besloten haventerrein heeft verschaft door middel van inklimming. Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt echter niet dat de verdachte zich de toegang tot het besloten haventerrein heeft verschaft door middel van inklimming.
Dit betekent dat feit 3 niet kan worden bewezen.
Uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen blijkt wel dat de verdachte met anderen op het besloten haventerrein heeft verbleven.
Dit betekent dat feit 4 wel kan worden bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 heeft begaan op die wijze dat:
4
hij
op 21 december 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM
Terminals Maasvlakte II B.V., in de Rotterdamse Haven gelegen aan de Europaweg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
4 wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie,
opslag en/of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft met anderen wederrechtelijk verbleven op een haventerrein met als doel om als
uithalergoederen, zoals bijvoorbeeld verdovende middelen, uit een andere container te halen.
Uithalersactiviteiten zijn van groot belang om de handel in verdovende middelen goed te laten verlopen. Uithalers zijn dan ook een onmisbare schakel in de internationale transportketen van verdovende middelen. Dat blijkt ook wel uit de grote geldbedragen die verdiend kunnen worden met het uithalen.
Verdovende middelen vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel daarin gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tegen dit soort strafbare feiten dient dan ook streng en consequent te worden opgetreden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 juli 2024. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank houdt er ten nadele van de verdachte rekening mee dat de verdachte zich wel heel gemakkelijk tot het plegen van dit feit heeft laten verleiden door het lucratieve karakter ervan.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

9.Vorderingen benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde 1] , ten bedrage van € 7.472,00 (€ 4.472,00 aan materiële schade; € 3.000,00 aan immateriële schade) (feit 1); gemachtigd raadsvrouw mr. L.C. Hemmer, advocaat te Amsterdam;
  • [benadeelde 2] , ten bedrage van € 3.000,00 (immateriële schade) (feit 1); gemachtigd raadsvrouw mr. L.C. Hemmer, advocaat te Amsterdam.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de beide vorderingen telkens te vermeerderen met de wettelijk rente en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
9.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair – in lijn met zijn vrijspraakbetoog – geconcludeerd tot afwijzing van de beide vordering dan wel niet-ontvankelijkverklaringen van de benadeelde partijen en subsidiair tot matiging van de gevorderde immateriële schade tot € 1.000,00. Meer subsidiair heeft de raadsman geconcludeerd tot afwijzing van de gevorderde materiële schade omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
9.3.
Beoordeling
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken voor feit 1 en er derhalve geen straf of maatregel voor dit feit zal worden opgelegd, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 141 (honderdéénenveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. dr. M.I. Blagrove, voorzitter,
mr. A.M.H. Geerars en mr. N. Shahani, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(parketnummer 10/097441-24)
1
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] ,
op of omstreeks 9 oktober 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans aleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht
in/aan/bij een pand gelegen aan de [adres 2] door
- open vuur in aanraking te brengen met een zogenaamde vuurwerk brandstof combinatie, althans met vuurwerk (Cobra 6), althans een explosief voorwerp, en/of een of meer brandbare en/of brandversnellende stoffen en/of
- die vuurwerk brandstof combinatie, althans dat vuurwerk/explosief voorwerp en/of die brandbare en/of brandversnellende stoffen, door/in/tegen de brievenbus, althans de (voor)deur, in iedergeval het pand, te gooien en/of te leggen en/of te plaatsen, ten gevolge waarvan de brievenbus en/of de gang en/of de woonkamer van dit pand en/of een geparkeerde auto of (gedeeltelijk) is gedeeltelijk en/of beschadigd,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten dat pand en/of voor de in dat pand aanwezige inboedel en/of voor (de inboedel van) de aangrenzende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de bewoners en/of aanwezige in dat pand en/of omstanders en/of passanten, in elk geval levensgevaar en/of voor zwaar lichamelijk letsel voor voor een ander of anderen te duchten was
welk hiervoor omschreven feit verdachte,
op of omstreeks 9 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben uitgelokt door giften en/of beloften en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
te weten door
- die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] (op snapchat) te benaderen en/of
- aan die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] een beloning toe te zeggen/kennen voor het uitvoeren van voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] afspraken te maken over de locatie en/of tijdstippen voor voornoemde brandstichting en/of ontploffing en/of
- met die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] afspraken te maken over de wijze waarop voornoemde brandstichting en/of ontploffing moest plaats en/of
- met die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 1] af te spreken om de brandstichting/ontploffing op beeldmateriaal vast te leggen en dit beeldmateriaal aan verdachte en/of zijn mededader(s) te versturen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans aleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of opzettelijk brand heeft gesticht
in/aan/bij een pand gelegen aan de [adres 2] door
- open vuur in aanraking te brengen met een zogenaamde vuurwerk brandstof combinatie, althans met vuurwerk (Cobra 6), althans een explosief voorwerp, en/of een of meer brandbare en/of brandversnellende stoffen en/of
- die vuurwerk brandstof combinatie, althans dat vuurwerk/explosief voorwerp en/of die brandbare en/of brandversnellende stoffen, door/in/tegen de brievenbus, althans de (voor)deur, in iedergeval het pand, te gooien en/of te leggen en/of te plaatsen, ten gevolge waarvan de brievenbus en/of de gang en/of de woonkamer van dit pand en/of een geparkeerde auto of (gedeeltelijk) is gedeeltelijk en/of beschadigd,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten dat pand en/of voor de in dat pand aanwezige inboedel en/of voor (de inboedel van) de aangrenzende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de bewoners en/of aanwezige in dat pand en/of omstanders en/of passanten, in elk geval levensgevaar en/of voor zwaar lichamelijk letsel voor voor een ander of anderen te duchten was;
2
hij,
op of omstreeks 25 oktober 2023, te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten het teweeg brengen van een explosie en/of brandstichting (artikel 157
Wetboek van Strafrecht), opzettelijk,
- een (gestolen) scooter (bromfiets) en/of
- een explosief (als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 7º van de Wet wapens en
munitie), althans twee stuks Super Cobra 6 (vuurwerk) vast gemaakt aan een fles
brandbare vloeitstof en/of
- een aansteker en/of
- een mobiele telefoon,
in elk geval voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen,
bestemd tot het, begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd,
doorgevoerd, uitgevoerd of voorhanden heeft gehad;
(parketnummer 10/340127-23)
3
hij
op of omstreeks 21 december 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM Terminals Maasvlakte II B.V., in de Rotterdamse Haven gelegen aan de Europaweg, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats, door middel van inklimming;
4
hij
op of omstreeks 21 december 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het door hekken omgeven terrein van APM
Terminals Maasvlakte II B.V., in de Rotterdamse Haven gelegen aan de Europaweg.