ECLI:NL:RBROT:2024:7487

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 24/6994
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. O.F.X. Roozemond, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, waarbij aan haar een persoonsgebonden budget (pgb) was toegekend voor individuele begeleiding. De indicatie was geldig van 25 april 2024 tot en met 24 augustus 2024, met een maximumtarief van €53,01 per uur.

Verzoekster stelde dat zij een spoedeisend belang had bij haar verzoek, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat zij niet had onderbouwd welke acuut noodzakelijke zorg zij door het besluit niet kon inkopen. Er was geen sprake van een acute medische noodsituatie, en de stelling dat de duur van de indicatie relatief kort was, leidde niet tot de conclusie dat er een spoedeisend belang bestond. Bovendien kon verzoekster een aanvraag voor verlenging van de indicatie indienen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6994

uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster

(gemachtigde: mr. O.F.X. Roozemond),
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, het college.

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 23 mei 2024 is aan verzoekster een persoonsgebonden budget (pgb) toegekend. Aan verzoekster is een indicatie voor individuele begeleiding ondersteuning, categorie licht, toegekend voor de periode 25 april 2024 tot en met 24 augustus 2024. De hoogte van het pgb bedraagt maximaal €53,01 per uur en daarmee maximaal €1.395,62 voor de betreffende periode. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Het moet dan gaan om een medische of financiële noodsituatie. De voorzieningenrechter ziet in wat verzoekster heeft aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat daarvan sprake is waardoor verzoekster de beslissing op bezwaar niet zou kunnen afwachten. Verzoekster heeft niet onderbouwd welke acuut noodzakelijke zorg zij door het besluit niet kan inkopen. Daarmee is geen sprake van een acute medische noodsituatie. De stelling van verzoekster, dat de duur van de indicatie relatief kort is, kan evenmin leiden tot de conclusie dat verzoekster een spoedeisend belang heeft, omdat zij een aanvraag voor een verlenging van de indicatie kan aanvragen.
3. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het besluit in bezwaar in stand zal blijven. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal kunnen houden.

Conclusie en gevolgen

4. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bestreden besluit ook niet evident onrechtmatig is. Het verzoek wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.