ECLI:NL:RBROT:2024:7486

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
ROT 24/7619
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningsluiting op basis van openbare orde na explosie

Op 14 augustus 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak over de tijdelijke sluiting van een woning na een explosie. De burgemeester van Rotterdam had op 27 juli 2024 besloten de woning van verzoekster met spoed te sluiten voor de duur van één maand, omdat de openbare orde ernstig was verstoord. Verzoekster, die bezwaar maakte tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening zodat zij weer toegang tot haar woning zou krijgen. Tijdens de zitting op 13 augustus 2024 werd duidelijk dat de explosie had plaatsgevonden door toedoen van de zoon van verzoekster, die meerdere antecedenten had en als High Impact Target (HIT) werd aangemerkt. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en herhaling van de verstoring te voorkomen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor verzoekster, maar dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De rechter vond dat de burgemeester voldoende had onderbouwd dat de sluiting van de woning noodzakelijk was, gezien de ernst van de situatie en de risico's die verbonden waren aan de aanwezigheid van de zoon van verzoekster. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning voor de duur van één maand gehandhaafd bleef. De uitspraak benadrukte dat de belangen van de openbare orde zwaarder wogen dan de persoonlijke belangen van verzoekster, ondanks de nadelige gevolgen van de sluiting voor haar en haar gezin.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7641

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 augustus 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [plaatsnaam 1], verzoekster
(gemachtigde: mr. N. Claassen),
en

de burgemeester van Rotterdam, de burgemeester

(gemachtigden: mr. J.C. Avedissian en C.K. Snijder),
met als derde derde-partij:
[naam derde-partij]uit [plaatsnaam 2], de verhuurder.

Inleiding

1.1.
Met het primaire besluit van 27 juli 2024 heeft de burgemeester de woning van verzoekster aan [adres] (de woning) met spoed gesloten voor de duur van één maand. Tegen dit besluit heeft verzoekster op 6 augustus 2024 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, haar gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
2. Op vrijdag 26 juli 2024, rond 22:55 uur, heeft er een explosie plaatsgevonden bij de woning waardoor de voordeur ernstig beschadigd raakte en stukken van de deurpost zijn afgebroken. Uit informatie van de politie blijkt dat de thuiswonende zoon van verzoekster een zevental antecedenten heeft waarvan zes straatroven/diefstallen met geweld waarbij gebruik is gemaakt van een vuurwapen. De zoon is tevens aangemerkt als High Impact Target (HIT). Tegen hem lopen een aantal rechercheonderzoeken. Mogelijk is hij actief in de drillrapscene. De burgemeester acht een woningsluiting noodzakelijk omdat de openbare orde ernstig is verstoord, deze moet worden hersteld en er bovendien gevreesd moet worden voor herhaling. De burgemeester heeft daarom de woning gesloten voor de duur van één maand met toepassing van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet (Gemw). De burgemeester zal deze maand gebruiken om nader onderzoek te doen.
3. Verzoekster is het niet eens met de sluiting van haar woning. Zij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij haar woning weer in kan.
Spoedeisend belang
4. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoekster immers geen toegang tot haar woning.
Beoordeling
6. De burgemeester is op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemw bevoegd om een woning te sluiten als door ernstig geweld of bedreiging daarmee, in of in de onmiddellijke nabijheid van de woning de openbare orde rond de woning ernstig wordt verstoord of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van een zodanige verstoring.
7. Verzoekster betwist de bevoegdheid van de burgemeester niet. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of de burgemeester in redelijkheid van deze bevoegdheid heeft kunnen maken.
Was er een noodzaak om de woning te sluiten?
8. Verzoekster voert aan dat de woningsluiting niet noodzakelijk is. Uit de bestuurlijke rapportage die summier is gemotiveerd blijkt niet dat er aanknopingspunten zijn voor een gerichte actie. Niet is onderbouwd dat er sprake is van een concreet dreigingsgevaar. De burgemeester had nader moeten onderzoeken of met minder verstrekkende maatregelen dan een sluiting kon worden volstaan. In plaats van een sluiting kon worden volstaan met (extra) surveillance of het plaatsen van camera’s, of de woning had bijvoorbeeld, net als bedrijfspanden of ondernemingen, voor een kortere duur kunnen worden gesloten.
9. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester van zijn bevoegdheid om de woning voor de duur van één maand te sluiten gebruik heeft kunnen maken, omdat de openbare orde rondom de woning ernstig is verstoord en ernstige vrees bestaat voor het opnieuw ontstaan van een zodanige verstoring. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 juli 2024 blijkt immers dat een explosie heeft plaatsgevonden op de woning, waarbij de voordeur ernstig is beschadigd en stukken steen van de deurpost zijn afgebroken. Verder blijkt hieruit dat de meerderjarige zoon van verzoekster (die ook op het adres staat ingeschreven) meerdere antecedenten heeft, is aangemerkt als HIT-target en mogelijk actief is in de drillrapscene. De burgemeester heeft op grond van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage kunnen aannemen dat er sprake is van een op de woning gerichte actie. Het onderzoek naar de explosie loopt nog. Hiermee heeft de burgemeester zich ook op het standpunt kunnen stellen dat de vrees bestaat voor het (opnieuw) ontstaan van een verstoring van de openbare orde. Dat haar zoons niet meer in de woning verblijven maar elders en zij daarover afspraken wil maken, zoals verzoekster naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders, nu het geweld zich ook tegen familieleden kan richten.
10. De voorzieningenrechter ziet ook geen grond voor het oordeel dat met een sluiting van twee weken kan worden volstaan, zoals verzoekster heeft betoogd. De gemachtigde van de burgemeester heeft op zitting verklaard dat (na navraag bij de politie) is gebleken dat het onderzoek door de politie nog niet is afgerond; een termijn van twee weken is daarvoor te kort. De burgemeester heeft zich daarmee in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de woning niet voor een kortere duur kon worden gesloten. Daarnaast zijn er nog geen aanhoudingen verricht. Dat bedrijfspanden of ondernemingen wel voor twee weken worden gesloten, zoals verzoekster heeft betoogd, doet daaraan – wat daar ook van zij – niet af.
11. Ook ten aanzien van minder vergaande maatregelen dan een sluiting van de woning voor de duur van één maand, bijvoorbeeld cameratoezicht of surveillance waarop verzoekster heeft gewezen, heeft de burgemeester kunnen menen dat deze niet het gewenste effect hebben. De burgemeester heeft zich hierbij kunnen baseren op ervaringen in de praktijk waaruit is gebleken dat minder verstrekkende maatregelen dergelijke incidenten niet hebben kunnen voorkomen, nu een aanslagpleger slechts korte tijd nodig heeft om een aanslag te plegen en het gezicht vaak wordt bedekt om herkenning (middels cameratoezicht) te voorkomen. Een minder verstrekkende maatregel was daarom niet mogelijk.
12. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester het noodzakelijk kunnen achten om de woning onmiddellijk na de explosie voor de duur van één maand te sluiten om een einde te kunnen maken aan de verstoring van de openbare orde, om de openbare orde te herstellen en om herhaling te voorkomen.
Is de sluiting evenwichtig?
13. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenwichtig moet zijn. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval het herstel van de openbare orde en het voorkomen van herhaling, en de te respecteren belangen van verzoekster. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
14. Verzoekster voert aan dat aan dat zij niet strafrechtelijk wordt vervolgd en dat haar (en haar zoons) geen verwijt kan worden gemaakt. Verzoekster kan niet elders terecht en de verhuurder zal mogelijk de huurovereenkomst ontbinden vanwege de woningsluiting.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend bij sluiting van de woning dan aan het belang van verzoekster. Zoals hiervoor al is overwogen, is sprake van een ernstige verstoring van de openbare orde. Dat verzoekster naar gesteld geen verwijt kan worden gemaakt, is niet doorslaggevend, nu voor het sluiten van de woning op grond van artikel 174a van de Gemw de verwijtbaarheid niet hoeft vast te staan. De voorzieningenrechter begrijpt dat het voor verzoekster vervelend is dat zij niet in haar eigen woning kan verblijven, maar is toch van oordeel dat verzoekster niet onevenredig wordt benadeeld door de woningsluiting. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de woning relatief kort (voor één maand) is gesloten. Dat verzoekster en haar gezin momenteel niet in de woning kunnen verblijven, is inherent aan de sluiting en op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. In de gestelde omstandigheid dat de verhuurder de huurovereenkomst mogelijk zou kunnen ontbinden, ziet de voorzieningenrechter voorshands geen grond voor een ander oordeel. Van een mogelijk ontbinding is nog niet gebleken, terwijl de gemachtigde van de burgemeester er ter zitting op heeft gewezen dat de huurovereenkomst (bij een woningsluiting na een explosie) ook niet zonder meer buitengerechtelijk kan worden ontbonden in het geval dat verzoekster de verplichtingen uit haar huurovereenkomst niet heeft geschonden.

Conclusie en gevolgen

16. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster geen gelijk krijgt en dat de woning voor de duur van één maand mag worden gesloten. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.