ECLI:NL:RBROT:2024:7483

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
14 augustus 2024
Zaaknummer
11241613 VV EXPL 24-377
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen verhuurder en huurder over ontruiming van de woning na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, betreft het een kort geding waarin de verhuurder, Stichting Hef Wonen, ontruiming van een woning vordert van de huurder, vertegenwoordigd door haar bewindvoerder. De huurovereenkomst is aangegaan op 6 december 2021, maar de verhuurder stelt dat deze is geëindigd door het beëindigen van de zorgovereenkomst die eraan gekoppeld was. De verhuurder heeft eerder een vordering tot ontruiming ingediend, die door de kantonrechter op 13 oktober 2023 werd afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de huurovereenkomst was geëindigd. Echter, na een tweede kort geding op 5 april 2024, waarin de huurder tekort schoot in haar verplichtingen, werd de vordering tot ontruiming toegewezen.

De huurder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 5 april 2024, maar de verhuurder heeft de ontruiming aangekondigd. De bewindvoerder vordert in dit kort geding dat de tenuitvoerlegging van het vonnis wordt geschorst totdat er in het hoger beroep is beslist. De kantonrechter heeft op 6 augustus 2024 mondeling uitspraak gedaan, waarbij de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan die van de huurder. De huurder heeft niet voldaan aan de voorwaarden die haar waren gesteld om in de woning te blijven, zoals het schoonhouden en stofferen van de woning. De kantonrechter heeft de vordering van de bewindvoerder afgewezen en de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten van de verhuurder, die zijn begroot op € 808,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11241613 VV EXPL 24-377
datum uitspraak: 6 augustus 2024, datum schriftelijke uitwerking: 9 augustus 2024,
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
die handelt onder de naam
[handelsnaam], in haar hoedanigheid van bewindvoerder van
[naam],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats],
eiseres,
gemachtigden: mrs. D. Pieterse en J. van Sintemaartensdijk te Den Haag,
tegen
Stichting Hef Wonen,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.J. Lichtenveldt te Rotterdam.
De partijen worden hierna de bewindvoerder en Hef Wonen genoemd.
[naam] wordt hierna [naam] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 24,
  • de producties 1 tot en met 4 van Hef Wonen,
  • de pleitnota van mr. Lichtenveldt.
1.2.
Op 6 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
1.3.
De kantonrechter heeft vanwege het spoedeisend belang bij een uitspraak na de mondelinge behandeling ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze schriftelijke uitwerking daarvan is op 9 augustus 2024 aan partijen ter beschikking gesteld (in overeenstemming met HR 20 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:650).

2.De feiten

2.1.
Op 6 december 2021 gaat [naam] op grond van een huurovereenkomst de woning aan [adres] (hierna: de woning) van Hef Wonen huren.
2.2.
Bij dagvaarding van 19 september 2023 maakt Hef Wonen bij de kantonrechter in deze rechtbank een kort geding tegen [naam] en haar bewindvoerder aanhangig. Daarin vordert Hef Wonen ontruiming door [naam] van de woning. Volgens Hef Wonen is de huurovereenkomst geëindigd omdat de daaraan gekoppelde zorgovereenkomst is geëindigd. Als dat niet het geval is, stelt Hef Wonen dat aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een gewone procedure wordt ontbonden. Volgens Hef Wonen laat [naam] in strijd met de huurovereenkomst o.a. na om mee te werken aan het verhelpen van een lekkage en om vloerbedekking en raambekleding te plaatsen. Ook zou de woning vervuild zijn.
[naam] en de bewindvoerder voeren verweer tegen de gevorderde ontruiming.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 13 oktober 2023 (zaaknummer 10690278 VV EXPL 23-436) wijst de kantonrechter de vordering van Hef Wonen af. Onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst is geëindigd en dat de huurovereenkomst in een gewone procedure wordt ontbonden. Daarvoor zijn de tekortkomingen onvoldoende ernstig. Bij dit oordeel weegt mee dat [naam] tijdens de mondelinge behandeling op 29 september 2023 heeft beloofd om mee te werken aan het herstel van de voordeur en de lekkage en dat zij vloerbedekking en raambekleding gaat aanbrengen. In r.o. 2.16. wordt overwogen dat als [naam] haar beloftes niet nakomt, zij er rekening mee moet houden dat de huurovereenkomst in een eventuele volgende procedure wordt ontbonden.
2.4.
Bij dagvaarding van 12 maart 2024 maakt Hef Wonen bij de kantonrechter in deze rechtbank een kort geding tegen de bewindvoerder aanhangig. Daarin vordert zij opnieuw ontruiming van de woning door [naam]. De bewindvoerder voert opnieuw verweer.
2.5.
Bij vonnis in kort geding van 5 april 2024 (zaaknummer: 10930013 VV EXPL 2478) wijst de kantonrechter de vordering toe. Voldoende aannemelijk is dat [naam] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen als huurder. Zij heeft onvoldoende medewerking verleend aan het herstel van de lekkage, geen vloerbedekking en raambekleding aangebracht en de woning blijkt vervuild te zijn. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar dit is in het vonnis niet gemotiveerd.
2.6.
Op 2 mei 2024 stelt [naam] hoger beroep in tegen het vonnis van 5 april 2024.
2.7.
Bij e-mail van 6 mei 2024 schrijft de jurist van Hef Wonen, mr. M.S.H.M. van Woerkom, aan mr. Van Sintemaartensdijk:
“(…)
Misschienzijn we bereid de executie van het kort geding vonnis van 5 april 2024 (nog even) aan te houden onder voorwaarden, zoals bijvoorbeeld:
  • dat mevrouw akkoord gaat met bepaalde zorghulpbegeleiding (waarover hieronder meer) en daaraan haar volledige medewerking verleent;
  • dat zij de zorghulpbegeleiding en ons toestemming geeft informatie met betrekking tot zorg en de woning met elkaar uit te wisselen;
  • dat zij meewerkt aan (on)aangekondigde huisbezoeken om te bezien of zij de woning opgeruimd en schoon houdt;
  • dat zij de woning uiterlijk medio mei 2024 stoffeert en meubileert en geen enkele overlast meer veroorzaakt;
  • dat zij de proceskostenveroordeling volledig voldoet.
(…)
Indien uw cliënte niet uiterlijk vrijdag 10 mei 2024 12.00 uur:
  • ons concreet informeert en ons een concreet voorstel heeft gedaan met betrekking tot huisbezoeken;
  • met stukken onderbouwd laat zien dat er aanvragen zijn gedaan, afspraken zijn gemaakt en/of zijn nagekomen met betrekking tot een zorghulpverleningstraject;
  • en de proceskostenveroordeling heeft betaald,
zullen wij het vonnis ter betekening en ontruiming naar de deurwaarder zenden.”
2.8.
Bij e-mail van 8 mei 2024 bericht mr. Van Sintemaartensdijk aan mr. Van Woerkom dat de proceskosten zijn betaald en dat een aanvraag is ingediend voor huishoudelijke hulp en begeleiding. Ter onderbouwing van dat laatste voegt hij als bijlage een ontvangstbevestiging van de gemeente Rotterdam bij. Verder laat hij weten dat de vloer op 15 mei 2024 kan worden gelegd en dat [naam] bereid is om mee te werken aan één huisbezoek per twee weken totdat de huishoudelijke hulp en begeleiding wordt toegekend.
2.9.
Bij e-mail van 23 mei 2024 schrijft mr. Van Woerkom aan mr. Van Sintemaartensdijk dat tijdens een inspectie van de woning op 14 mei 2024 is geconstateerd dat er geen vloer lag en raambekleding was en dat sprake was van stankoverlast. Daarnaast kondigt zij aan dat Hef Wonen op 29 mei 2024 om 11:30 uur bij [naam] langskomt om te controleren op de vloer, raambekleding en stankoverlast.
2.10.
Op 29 mei 2024 belt [naam] naar Hef Wonen om te laten weten dat de afspraak die dag niet door kan gaan omdat zij haar pols gebroken heeft. Later die dag schrijft mr. Van Woerkom aan mr. Van Sintemaartensdijk dat Hef Wonen op 3 juni 2024 om 10:00 uur bij [naam] langskomt om te controleren of de woning niet meer stinkt, de vloer is aangelegd en raambekleding is aangebracht. Daarbij merkt zij op dat als dat niet zo is of [naam] geen medewerking aan het huisbezoek verleent, de ontruiming van de woning in gang wordt gezet. Het huisbezoek is nadien verplaatst naar 4 juni 2024 om 11:00 uur.
2.11.
Bij e-mail van 5 juni 2024 laat mr. Van Woerkom aan mr. Van Sintemaartensdijk weten dat [naam] op 4 juni 2024 de deur voor Hef Wonen niet heeft opengedaan.
2.12.
Bij e-mail van 12 juni 2024 bericht mr. Van Woerkom aan mr. Van Sintemaartensdijk dat er op 18 juni 2024 om 9:30 uur een asbestinventarisatie plaatsvindt in de woning en dat Hef Wonen daarbij aanwezig zal zijn om de woning te controleren. Mr. Van Sintemaartensdijk laat diezelfde dag weten dat [naam] op 18 juni 2024 om 9:30 uur thuis zal zijn.
2.13.
Op 18 juni 2024 schrijft een wijkcoach van de gemeente aan Hef Wonen dat het niet lukt om in contact te komen met [naam]. Zij is meerdere keren aan de deur geweest en krijgt telefonisch ook geen contact.
2.14.
Bij e-mail van 26 juni 2024 schrijft mr. Van Woerkom aan mr. Van Sintemaartensdijk dat het vonnis ter betekening en ontruiming naar de deurwaarder wordt gestuurd, omdat [naam] op 18 juni 2024 de deur niet heeft opengedaan.
2.15.
Bij exploot van 15 juli 2024 heeft de deurwaarder in opdracht van Hef Wonen aangezegd dat ontruiming van de woning plaatsvindt op 8 augustus 2024. Bij exploot van 25 juli 2024 is de datum van ontruiming verplaatst naar 7 augustus 2024.

3.Het geschil

3.1.
De bewindvoerder vordert samengevat dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding:
de tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 april 2024 c.q. de aangezegde ontruiming van de woning schorst, verbiedt dan wel opschort totdat onherroepelijk in het hoger beroep is beslist,
Hef Wonen veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
Hef Wonen voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In een geschil over de tenuitvoerlegging van een vonnis, ook wel een executiegeschil genoemd, is het uitgangspunt dat een vonnis tijdens een daartegen ingesteld hoger beroep ten uitvoer gelegd kan worden. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het hoger beroep is beslist, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in het ten uitvoer te leggen vonnis heeft verkregen. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in het ten uitvoer te leggen vonnis en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het hoger beroep blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
4.2.
De bewindvoerder stelt dat een belangenafweging in het voordeel van [naam] moet uitvallen. [naam] is een kwetsbare vrouw die na jaren van dakloosheid eindelijk een kans heeft gekregen om haar leven op de rails te krijgen. Zij heeft de woning schoongemaakt, een vloer laten leggen en raambekleding laten aanbrengen. Alleen op het punt van de huisbezoeken heeft [naam] niet aan haar verplichtingen voldaan.
Hef Wonen vindt dat haar belang bij ontruiming zwaarder weegt. Zij heeft [naam] genoeg kansen gegeven en die kansen heeft [naam] niet gepakt. Hef Wonen heeft er geen vertrouwen meer in dat [naam] nieuwe afspraken na zal komen.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt dat de onderhavige situatie enigszins afwijkt van het hiervoor in 4.1. weergegeven toetsingskader van de Hoge Raad. Hef Wonen heeft het vonnis van 5 april 2024 namelijk niet onmiddellijk ten uitvoer willen leggen. Zij heeft rekening gehouden met de bijzondere situatie van [naam] en haar de mogelijkheid geboden om in de woning te blijven wonen. Er is aangegeven aan welke voorwaarden [naam] in dat kader diende te voldoen en met die voorwaarden heeft [naam] ingestemd. [naam] heeft zich vervolgens niet aan de gemaakte afspraken gehouden. Zo heeft [naam] de afspraak van 29 mei 2024 afgezegd en op 4 en 18 juni 2024 de deur niet opengedaan. Daardoor heeft Hef Wonen niet kunnen vaststellen of [naam] zich aan de andere voorwaarden houdt en heeft gehouden, namelijk, kort gezegd, het schoonhouden, stofferen en meubileren van de woning. Ook is Hef Wonen op kosten gejaagd, omdat de asbestinventarisatie niet is uitgevoerd. Gelet op wat hiervoor is overwogen, maar ook de overwegingen in het vonnis van 13 oktober 2023 en de veroordeling tot ontruiming in het vonnis van 5 april 2024 is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van Hef Wonen bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van [naam] om in afwachting van het hoger beroep in de woning te blijven wonen. De stelling van de bewindvoerder dat Hef Wonen de voorwaarden niet had mogen stellen en dat deze niet redelijk zijn, maakt dit niet anders. [naam] is immers akkoord gegaan met de voorwaarden en heeft zich daar niet aan gehouden. De conclusie luidt dan ook dat de vordering wordt afgewezen.
4.4.
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Hef Wonen worden begroot op:
- griffierecht: € 130,00
- salaris gemachtigde: € 543,00
- nakosten:
€ 135,00
totaal: € 808,00
4.5.
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de proceskosten binnen veertien dagen na aanschrijving moeten worden betaald, ook als de bewindvoerder hoger beroep instelt tegen dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 808,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet zij ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken.
[2971/2009]