3.2.Verblijfplaats
3.2.1.De man verzoekt de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] te wijzigen dan wel vast te stellen naar de verblijfplaats van de man.
3.2.2.De man voert aan dat er in het verleden grote zorgen zijn geweest over de thuissituatie van [voornaam minderjarige01] bij de vrouw. [voornaam minderjarige01] is meermalen uit huis geplaatst. Bij de man gaat het goed met [voornaam minderjarige01] . Ook op school gaat het goed. [voornaam minderjarige01] heeft al veel meegemaakt in zijn leven. Een terugkeer van [voornaam minderjarige01] naar de vrouw betekent dat er wederom veel onrust zal volgen in het leven van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] heeft recht op rust en stabiliteit en de man kan dat aan [voornaam minderjarige01] bieden.
3.2.3.De vrouw voert aan dat na een uitgebreid MST-CAN onderzoek is geconcludeerd dat de kinderen het beste bij de vrouw kunnen wonen. Het onderzoek onthult een patroon bij [voornaam minderjarige01] om tussen de man en de vrouw te moeten kiezen. [voornaam minderjarige01] heeft gedurende de uithuisplaatsing bij de man steeds aangegeven bij de vrouw te willen wonen. Tevens maakt zij zich zorgen over de beperkte aanwezigheid van de man in de thuissituatie, gezien zijn lange werkdagen en avondactiviteiten.
3.2.4.De GI geeft aan dat zij na overleg met de gedragswetenschapper de mogelijkheid zien [voornaam minderjarige01] bij de man te laten verblijven, maar dat er dan wel een duidelijke contactregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de vrouw moet worden bepaald.
3.2.5.De bijzondere curator adviseert de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] bij de man te bepalen, omdat [voornaam minderjarige01] het rustiger vindt bij de man. [voornaam minderjarige01] heeft bij de man de duidelijkheid en rust die hij zoekt en nodig heeft.
3.2.6.De raad geeft aan dat er tussen partijen een dynamiek heerst waarin de kinderen door partijen worden gebruikt om hun eigen verhaal kracht bij te zetten. Partijen weten elkaar niet te bereiken en zij zijn niet in staat dit te veranderen. [voornaam minderjarige01] moet weerbaar gemaakt worden voor deze dynamiek. De raad vindt het niet zinvol [voornaam minderjarige01] nu terug te laten keren naar de vrouw.
3.2.7.Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder een geschil over de hoofdverblijfplaats, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd.
De rechtbank kan op grond van artikel 1:253a in verbinding met artikel 1:377e BW een beslissing over de hoofdverblijfplaats of een door ouders onderling getroffen regeling over de hoofdverblijfplaats wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechtbank neemt een beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen. Dat kan er soms ook toe leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, ook al moet het belang van het kind een overweging van de eerste orde zijn bij de afweging van alle belangen.
3.2.8.De rechtbank heeft zich allereerst beraden op de verhouding tussen deze procedure en het hoger beroep tegen de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter. De rechtbank is van oordeel dat in deze procedure geen rekening moet worden gehouden met het lopende hoger beroep. Immers: volgens vaste rechtspraak moet de kortgedingrechter (ook in hoger beroep) zich naar de bodemrechter richten en niet andersom. De kern van de schorsingsbeslissing in hoger beroep is bovendien dat de voorzieningenrechter [voornaam minderjarige01] niet had gesproken in die procedure. In dit geding is dat anders: [voornaam minderjarige01] mening is zowel indirect (via het verslag van de bijzondere curator) als direct (via het gesprek van de rechtbank met [voornaam minderjarige01] ) gehoord.
3.2.9.De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen en oordeelt daartoe als volgt.
3.2.10.De rechtbank stelt voorop dat de hoofdverblijfplaats van een minderjarige in de regel niet veranderd wordt door de rechtbank, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. Element van dergelijke omstandigheden is vrijwel altijd dat de situatie op de huidige (officiële) verblijfsplaats onhoudbaar is.
3.2.11.Uit het MST-CAN-traject is gebleken dat [voornaam minderjarige01] het beste bij de vrouw kan verblijven. Dat was de aanleiding voor de terugplaatsing bij de vrouw begin 2023. Van een onhoudbare situatie was dus geen sprake. Dan is de vraag wat er sindsdien wezenlijk is veranderd. Het antwoord daarop is: niets.
3.2.12.Al uit de MST-CAN rapportages blijkt dat [voornaam minderjarige01] het ene moment voor de man kan kiezen en het andere moment voor de vrouw kan kiezen. Dat [voornaam minderjarige01] dus tijdens een ruzie met de vrouw in de zomer van 2023 ervoor heeft gekozen naar zijn vader te gaan, is geen verrassing te noemen en ook geen relevant nieuw feit of nieuwe omstandigheid. Bovendien moet, als het hoofdverblijf zou worden verplaatst, serieus met de spiegelbeeldige situatie worden rekening gehouden: tijdens de mondelinge behandeling verklaart de GI dat het reëel is dat wanneer er een ruzie ontstaat tussen [voornaam minderjarige01] en de man, [voornaam minderjarige01] weer terug zal keren naar de vrouw. Dit acht de GI reëel omdat een soortgelijke situatie eerder heeft plaatsgevonden.
3.2.13.Er zullen bij beide ouders situaties zijn waaraan [voornaam minderjarige01] zich zal willen onttrekken door naar de andere ouder te gaan. Dat is echter wegloopgedrag, waar de ouders –
samenverantwoordelijk voor de opvoeding van [voornaam minderjarige01] – paal en perk aan zullen moeten stellen.
Zijzijn verantwoordelijk voor hun dertienjarige zoon en
zijbepalen, als de gezagsdragers, waar hij zijn hoofdverblijf heeft,
niet[voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] op dit punt zijn gang laten gaan, zet de deur wagenwijd open voor het tegen elkaar uitspelen van de ouders, zodra er iets gebeurt dat [voornaam minderjarige01] minder goed zint. Dat is een verkeerd pad. Het belonen van wegloopgedrag – want dat is wat er tot nu toe is gebeurd bij de man – is een verkeerd signaal. De verantwoordelijkheid voor zijn hoofdverblijfplaats neerleggen bij [voornaam minderjarige01] – wat de man feitelijk doet en waarin de instanties hem volgen – is niet juist.
3.2.14.De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over de opvoedsituatie bij de man. Dat het maanden heeft geduurd voordat [voornaam minderjarige01] weer naar school ging, valt de man aan te rekenen. Hij is immers de ouder onder wiens dak [voornaam minderjarige01] verbleef en hij heeft verzaakt orde op zaken te stellen.
3.2.15.Ook is rechtbank er niet gerust op hoe [voornaam minderjarige01] bij de man wordt beïnvloed over de vrouw. De man heeft zijn wettelijke verplichting de omgang van [voornaam minderjarige01] met de andere ouder (de vrouw) te stimuleren maandenlang genegeerd: er is tijdenlang geen contact geweest voordat er met de kerstdagen eindelijk weer wel contact was. Dat contact is er niet vanzelf gekomen: het initiatief om afspraken te maken over Kerst is van de voorzieningenrechter gekomen. Uit alles – gesprekken met [voornaam minderjarige01] zelf, het verslag van de bijzondere curator, de uitlatingen van partijen – blijkt dat het verblijf van [voornaam minderjarige01] bij de vrouw met Kerstmis iedereen goed heeft gedaan. Ook staat buiten kijf dat [voornaam minderjarige01] ten tijde van de ontvangst blij was met het trainingspak dat hij als kerstcadeau van zijn moeder had gekregen. Evenmin staat ter discussie dat [voornaam minderjarige01] later afstand heeft genomen van het cadeau met de stelling dat het de verkeerde maat zou hebben. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het pak daadwerkelijk een verkeerde maat zou hebben; de mededeling van [voornaam minderjarige01] laat zich dan ook niet anders verklaren dan door een achterliggende houding van vader, die het pak – en daarmee indirect de vrouw – zou hebben afgekraakt. Dat baart de rechtbank grote zorgen.
3.2.16.[voornaam minderjarige01] lijdt onder de strijd die partijen met elkaar hebben en dat zal zo blijven zo lang partijen niet in staat zijn samen op te trekken. De strijd tussen de ouders zal niet minder worden door nu de hoofdverblijfplaats te wisselen.
3.2.17.Bij dit alles komt nog, dat [voornaam minderjarige01] nog een zus heeft, [voornaam minderjarige02] . In het algemeen is het in het belang van minderjarigen om samen op te groeien en eenzelfde contactregeling met beide ouders te hebben. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] om op een andere plek dan [voornaam minderjarige02] zijn hoofdverblijfplaats te hebben.
3.2.18.Tegenover dit alles hebben de raad, de GI en de bijzondere curator eigenlijk maar één belang gesteld: dat van rust voor [voornaam minderjarige01] . Dat is een groot belang, zeker, maar dat is rust op de korte termijn en niet op de lange termijn. Met het voorbeeld dat wegloopgedrag loont, ligt het voor de hand dat [voornaam minderjarige01] dit gedrag vaker zal vertonen. Gebrek aan grenzen levert zo uiteindelijk geen rust op, maar juist onrust. Dat is op langere termijn niet goed voor [voornaam minderjarige01] .
3.2.19.Alles tegen elkaar afwegend, ziet de rechtbank dan ook geen reden de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] bij de man te bepalen. De hoofdverblijfplaats blijft bij de vrouw.
3.2.20.De rechtbank realiseert zich, dat zij hiermee niet de wens van [voornaam minderjarige01] volgt. Die wens is echter niet doorslaggevend. [voornaam minderjarige01] kijkt naar de korte termijn; dat is geen verwijt – al helemaal niet aan een dertienjarige –, maar een constatering. De rechtbank kijkt echter naar de lange termijn en acht het in [voornaam minderjarige01] beste belang om de hoofdverblijfplaats bij de vrouw te laten.