ECLI:NL:RBROT:2024:7459

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
11070257 VV EXPL 24-221
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering en ontslag op staande voet van een tandartsassistente

In deze zaak, die op 25 juni 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin een tandartsassistente, aangeduid als [eiseres], een loonvordering indient tegen haar werkgever, Surgerytimeistanbul B.V. (STI). De arbeidsovereenkomst van [eiseres] was aangegaan voor bepaalde tijd, maar na een misverstand over de proeftijd en een aantal waarschuwingen, heeft STI haar op 6 mei 2024 op staande voet ontslagen. [eiseres] heeft hiertegen geprotesteerd en vordert in dit kort geding wedertewerkstelling en betaling van haar salaris over de periode van april en mei 2024.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat STI het salaris over april 2024 heeft betaald, maar dat de betaling over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024 nog niet heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelt dat STI in verzuim is geraakt en dat de loonvordering van [eiseres] over deze periode toewijsbaar is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wettelijke verhoging van 20% over het achterstallige loon moet worden betaald, maar heeft deze gematigd. De vordering van [eiseres] om wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat zij geen belang meer heeft bij deze eis na de bevestiging van STI dat zij weer aan het werk kan.

De rechter heeft verder bepaald dat STI binnen twee weken na het vonnis een salarisspecificatie moet verstrekken aan [eiseres], op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11070257 VV EXPL 24-221
datum uitspraak: 25 juni 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. M. El Idrissi,
tegen
Surgerytimeistanbul B.V.,
vestigingsplaats: Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
gemachtigde: mr. S.A. Wensing.
De partijen worden hierna ‘[eiseres]’ en ‘STI’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 29 april 2024, met bijlagen;
  • de akte overlegging producties van STI, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van STI van 5 juni 2024, met bijlagen;
  • de e-mail van de gemachtigde van [eiseres] van 6 juni 2024, met bijlage;
  • de spreekaantekeningen van STI.
1.2.
Op 11 juni 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [eiseres] aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens STI was [naam] (verder: [naam]) aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde.

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiseres] is met ingang van 29 januari 2024 bij STI in dienst getreden als tandartsassistente op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Op 1 april 2024 heeft STI [eiseres] om 10.01 uur een e-mail gestuurd waarin staat dat op vrijdag 29 maart 2024 de laatste dag van haar proeftijd is, dat haar arbeidsovereenkomst voor een jaar niet zou doorgaan en zou worden omgezet naar een contract voor zes of zeven maanden. Deze e-mail is gevolgd door een e-mail van 11.46 uur waarin STI [eiseres] een derde officiële waarschuwing geeft omdat ze niet op tijd op het werk is verschenen. [eiseres] heeft hierop gereageerd dat zij niet akkoord gaat met een arbeidsovereenkomst voor zes of zeven maanden en dat zij haar gewerkte uren graag binnen twee werkdagen wil hebben. Hierop heeft STI laten weten dat zij aan de boekhouder zal doorgeven dat [eiseres] sinds 31 maart 2024 niet meer bij haar werkzaam is.
2.2.
[eiseres] heeft op 18 april 2024 schriftelijk geprotesteerd tegen de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst en is op 29 april 2024 deze procedure gestart, waarna (de gemachtigde van) STI in een uitstelverzoek aan de kantonrechter heeft bevestigd dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst die uit de e-mails van 1 april 2024 zou volgen berust op een misverstand over de duur van de proeftijd, dat de arbeidsovereenkomst is voortgezet en dat [eiseres] op maandag 6 mei 2024 om 9.00 uur weer op het werk wordt verwacht.
2.3.
[eiseres] is op 6 mei 2024 niet op het werk verschenen, waarna STI haar bij brief van diezelfde datum op staande voet heeft ontslagen. Die brief is door [naam] bij [eiseres] in de brievenbus gedaan en daarna bij een e-mail van 7 mei 2024 om 01.41 uur nogmaals per e-mail aan haar verzonden.
2.4.
[eiseres] vordert in dit kort geding, op basis van de dagvaarding van 29 april 2024, wedertewerkstelling, betaling van haar salaris over april 2024 en (toekomstige) loonbetalingen vanaf mei 2024, het verstrekken van loonspecificaties, wettelijke verhoging, en wettelijke rente.
2.5.
STI heeft ter zitting toegelicht dat zij het salaris tot en met april 2024 aan [eiseres] heeft betaald. Ook zijn de loonstroken tot en met deze maand verstrekt. Over mei 2024 is (nog) geen betaling verricht.
2.6.
[eiseres] heeft nog geen procedure aanhangig gemaakt om het ontslag op staande voet van 6 mei 2024 aan te vechten en STI heeft nog geen (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek ingediend.
Eis wedertewerkstelling al ingewilligd, geen belang meer
2.7.
De vordering van [eiseres] om weer te worden toegelaten tot haar werkplek wordt afgewezen. De grondslag voor deze vordering is het bericht van STI van 1 april 2024 over het eindigen van de arbeidsovereenkomst. STI heeft vervolgens, in de e-mail van haar gemachtigde aan de kantonrechter van 3 mei 2024, bevestigd dat zij zich had vergist en dat zij aan [eiseres] heeft laten weten dat [eiseres] op 6 mei 2024 weer aan het werk kan. Dit bericht heeft de gemachtigde van [eiseres] ook ontvangen. Daarmee heeft STI voldaan aan deze eis en heeft [eiseres] geen belang meer bij toewijzing.
2.8.
Het op 6 mei 2024 aan [eiseres] gegeven ontslag op staande voet is door haar niet (alsnog) aan deze vordering ten grondslag gelegd. De kantonrechter kan daarom geen beslissing nemen over een wedertewerkstelling na deze datum.
Loonvordering over de periode 1 tot en met 6 mei 2024 toewijsbaar
2.9.
STI heeft erkend dat de arbeidsovereenkomst na 1 april 2024 is blijven bestaan. Vervolgens heeft zij op 6 mei 2024 per brief (en per e-mail van de daaropvolgende nacht) [eiseres] op staande voet ontslagen. Hiermee staat vast dat STI het salaris over april 2024 en over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024 aan [eiseres] moet betalen. Het salaris over april 2024 is betaald en [eiseres] heeft bevestigd dat zij dit bedrag heeft ontvangen. De betaling over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024 heeft nog niet plaatsgevonden. Het netto-equivalent van het brutobedrag over deze periode had uiterlijk op 1 juni 2024 moeten zijn voldaan. STI is dus met betaling in verzuim. Dit maakt de loonvordering over deze periode toewijsbaar. Omdat STI op 1 juni 2024 (direct) in verzuim is geraakt, moet zij de wettelijke rente over het achterstallige loon met ingang van deze datum betalen.
2.10.
STI moet ook de wettelijke verhoging betalen over het achterstallige loon. De kantonrechter matigt deze verhoging tot 20%. Niet gebleken is dat STI opzettelijk het salaris tot en met 6 mei 2024 niet op tijd heeft betaald. De maximale verhoging – los van de omstandigheid dat die ten tijde van de zitting nog niet verschuldigd was – is in deze omstandigheden onredelijk hoog. Over de wettelijke verhoging moet STI ook de wettelijke rente betalen, vanaf het moment dat de verhoging verschuldigd is geworden.
2.11.
Over de periode vanaf 7 mei 2024 is de loonvordering van [eiseres] niet toewijsbaar, omdat onvoldoende aannemelijk is dat in een bodemprocedure het ontslag op staande voet dat op 6 mei 2024 is gegeven en dat is gebaseerd op het meermaals niet of te laat op het werk verschijnen, zal worden vernietigd. STI heeft met een beroep op dit ontslag op staande voet gemotiveerd betwist dat zij vanaf 7 mei 2024 nog loon verschuldigd is. [eiseres] heeft op haar beurt betwist dat er op bepaalde momenten sprake is geweest van ongeoorloofde afwezigheid. In een bodemprocedure zou deze discussie kunnen leiden tot verdere bewijslevering, maar in kort geding is daarvoor geen plaats. Daarom wordt de vordering van [eiseres] ten aanzien van het loon vanaf 7 mei 2024 afgewezen.
STI moet salarisspecificatie verstrekken, dwangsom wordt gematigd
2.12.
STI moet over de loonbetaling over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024 een salarisspecificatie aan [eiseres] verstrekken. Zij krijgt daarvoor de tijd tot twee weken na de datum van dit vonnis. Doet zij dat niet, dan moet zij, zoals gevorderde, een dwangsom betalen, waartegen zij geen verweer heeft gevoerd. De kantonrechter zal deze dwangsom ambtshalve matigen, omdat zij het gevorderde bedrag disproportioneel acht. Ook zal zij de dwangsom maximeren. Een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 3.000,- moet voldoende prikkel zijn voor STI om aan deze veroordeling te voldoen.
2.13.
Over de dwangsom is STI geen wettelijke rente verschuldigd. [eiseres] vordert dit wel, maar heeft niet uitgelegd wat de grondslag voor die vordering is.
De proceskosten worden gecompenseerd
2.14.
De kantonrechter bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen, omdat zij over en weer in het (on)gelijk worden gesteld. Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist en STI daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt STI om aan [eiseres] te betalen het salaris over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag;
3.2.
veroordeelt STI om aan [eiseres] te betalen de wettelijke verhoging van ex artikel 7:625 BW van 20% over het onder 3.1 bedoelde bedrag;
3.3.
veroordeelt STI om aan [eiseres] te betalen de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de onder 3.1 en 3.2 bedoelde bedragen vanaf het moment van verschuldigdheid tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt STI om binnen twee weken na de datum van dit vonnis aan [eiseres] de salarisspecificatie te verstrekken over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag dat STI niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 3.000,-;
3.5.
bepaalt dat de partijen de eigen proceskosten dragen;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
51909