In deze zaak, die op 25 juni 2024 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding waarin een tandartsassistente, aangeduid als [eiseres], een loonvordering indient tegen haar werkgever, Surgerytimeistanbul B.V. (STI). De arbeidsovereenkomst van [eiseres] was aangegaan voor bepaalde tijd, maar na een misverstand over de proeftijd en een aantal waarschuwingen, heeft STI haar op 6 mei 2024 op staande voet ontslagen. [eiseres] heeft hiertegen geprotesteerd en vordert in dit kort geding wedertewerkstelling en betaling van haar salaris over de periode van april en mei 2024.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat STI het salaris over april 2024 heeft betaald, maar dat de betaling over de periode van 1 tot en met 6 mei 2024 nog niet heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelt dat STI in verzuim is geraakt en dat de loonvordering van [eiseres] over deze periode toewijsbaar is. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de wettelijke verhoging van 20% over het achterstallige loon moet worden betaald, maar heeft deze gematigd. De vordering van [eiseres] om wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat zij geen belang meer heeft bij deze eis na de bevestiging van STI dat zij weer aan het werk kan.
De rechter heeft verder bepaald dat STI binnen twee weken na het vonnis een salarisspecificatie moet verstrekken aan [eiseres], op straffe van een dwangsom. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat beide partijen hun eigen kosten dragen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.