8.5.De voorzieningenrechter stelt vast dat de kozijnen aan de zijkant van het hoofdgebouw worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ziet artikel 2.30, derde lid, onder b, aanhef en onder 3o, van het Bbl uitsluitend op een bouwwerk op een gebouwerf aan de achterkant van een hoofdgebouw, waardoor alleen al op grond hiervan de omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit niet vergunningvrij is. Het doet daarbij niet ter zake of de zijkant van het hoofdgebouw naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd. Ook de zijkant van het gebouw die niet naar openbaar toegankelijk gebied is gekeerd valt niet onder de uitzondering. Artikel 4a, van Bijlage II, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), luidde nagenoeg hetzelfde als het genoemde artikel van het Bbl. Uit de toelichting op artikel 4a, van Bijlage II, van het Bor (Stb. 2011, 339, p. 18) volgt het volgende: “Het vergunningvrij bouwen op (het gehele) erf aan de zijkant is in een beschermd stads- of dorpsgezicht echter ongewenst, vanwege de doorkijk naar dat erf die vanuit het publieke domein aan de voorkant van het desbetreffende gebouw doorgaans mogelijk is. Dit kan leiden tot een aantasting van het beschermd stads- of dorpsgezicht. Dit dient daarom vooraf, in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning te worden getoetst.” De voorzieningenrechter leest in de nota van toelichting bij de toevoeging van de tekst van artikel 2.30, derde lid, onder b, aanhef en onder 3o van het Bbl (zie Stb. 2020, 400, p. 1520) niet dat de wetgever heeft bedoeld om thans een andere interpretatie te geven aan de nagenoeg gelijkluidende tekst. Uit de bewoordingen dat de doorkijk vanuit het publieke domein doorgaans mogelijk is, leidt de voorzieningenrechter af dat het de bedoeling van de wetgever is geweest dat ook wanneer er geen zicht is vanuit het publieke domein op de zijkant van het gebouw, dit in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning dient te worden beoordeeld (artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet in samenhang met artikel 8.0a, van het Besluit kwaliteit leefomgeving in samenhang met artikel 2.26 en artikel 22.29 van het omgevingsplan). Er is dus een omgevingsvergunning nodig voor de omgevingsplanactiviteit.
Is er een omgevingsvergunning nodig voor de technische bouwactiviteit?
9. Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwactiviteit te verrichten voor zover het gaat om een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen geval. In de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl zijn de vergunningplichtige bouwactiviteiten aangewezen. Op grond van artikel 2.27, tweede lid, onder c, van het Bbl geldt in afwijking van de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl het verbod, zoals bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet niet voor een bouwactiviteit die betrekking heeft op een kozijn of kozijninvulling. Gelet op deze bepalingen heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen omgevingsvergunning nodig is voor de (technische) bouwactiviteit. Dat geen omgevingsvergunning nodig is voor de bouwactiviteit, betekent uiteraard niet dat de kozijnen niet hoeven te voldoen aan de eisen uit het Bbl. Voor zover verzoekster stelt dat de veiligheid in geding is, dient zij zich middels een handhavingsverzoek te richten tot het college.