Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10.005515.24
Parketnummer TUL: 09.025435.23
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2024.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. M. van Kuilenburg,
officier van justitie mr. J. Balk,
griffier mr. S.M.C. van Papenrecht.
De zaken tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] .
De politierechter heeft door middel van deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsvrouw van de verdachte is aanwezig mr. W.G. Nieman, advocaat in Leiden.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen:
- [medeverdachte 1] (10-005527-24 en 23-001686-20)
- [medeverdachte 2] (10-005538-24 en 10-102491-23)
- [medeverdachte 3] (10-005570-24)
- [medeverdachte 4] (10-005557-24)
Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op de verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt verder mee dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de vordering tenuitvoerlegging en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt daarbij de korte inhoud van:
het proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 1] , met bijlagen
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 2] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 3] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 4] ;
het proces-verbaal van aanhouding van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 5] ;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 6] ;
het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, van 28 november 2023;
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte, van 16 januari 2024;
het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, van 10 januari 2024;
de stukken betreffende de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis van de verdachte;
het document van de politie, inhoudende ‘afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek’;
het sfeerproces-verbaal schade van de politie. eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 7] ;
het sfeerproces-verbaal verdiensten uithalers van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
het sfeerproces-verbaal aantallen uithalers heel 2023 van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
de stukken van de vordering tenuitvoerlegging.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat we het moeten hebben over de nacht van donderdag 4 januari 2024 op vrijdag 5 januari 2024. U houdt mij voor dat uit het procesdossier naar voren komt dat ik die nacht ben aangehouden met een aantal andere personen. Uit de stukken van de politie blijkt dat ik ben aangehouden in de buurt van het terrein van Kramer Groep. U houdt mij voor dat de politie de situatie van die nacht als volgt schetst: een auto met gedempte lichten komt aanrijden en stopt op de Maasvlakte. Nadat de auto is gestopt, stappen er zes personen uit. Deze zes personen lopen daarna naar het hek. Vervolgens is op de beelden van camera MV117 te zien dat er zes personen over het terrein van Kramer Groep lopen. In de bijlage van proces-verbaal [nummer proces-verbaal 4] is dit punt aangeduid met de letter B. Het terrein ligt aan de rechterkant van de Missouriweg. U houdt mij voor dat de politie stelt dat ik één van de zes personen ben geweest die over het terrein liep en dat ik ben aangehouden nadat ik van het terrein was gekomen. Ook drie andere personen, waarmee ik op dat terrein zou zijn geweest, zijn volgens de politie rond hetzelfde tijdstip van 4 uur ’s nachts aangehouden. De andere twee personen, waarmee ik op het terrein zou hebben gelopen, zijn rond 7 uur ’s ochtends aangehouden. De bestuurder van de auto, die mij bij het terrein zou hebben afgezet, zou al eerder op de avond zijn aangehouden. U houdt mij voor dat uit het procesdossier blijkt dat één van de andere personen mijn broertje is geweest.
U vraagt mij wat ik op de plek deed waar ik ben aangehouden. Ik wil wel wat zeggen. Ik ben niet over het hek gegaan. Ik ben daar gewoon afgezet door een vriend van mij. U vraagt mij waarom ik daar ben afgezet. Mijn vriend is pakketjesbezorger en we zouden die avond samen pakketjes gaan bezorgen en samen chillen. Hij heeft mij toen hier afgezet. U vraagt mij waarom ik zover op de Maasvlakte ben afgezet. We hadden een woordenwisseling en hij heeft mij daar gewoon afgezet. U geeft aan dat ik alles tegen u mag zeggen, maar u vindt het een ingewikkeld verhaal dat ik om 4 uur ’s nachts ben afgezet op de verste uithoek van de Maasvlakte.
U geeft aan dat ik bij de rechter-commissaris heb verklaard dat ik door iemand met een zwarte auto ben afgezet en ik in deze auto met zes andere personen zat. Ik zou niet zijn uitgestapt, maar de rest zou wel zijn uitgestapt. U geeft aan dat verder in mijn verklaring staat dat één van de andere personen mijn broertje is geweest en ook mijn broertje niet over het hek zou zijn geklommen. U houdt mij voor dat in wat ik zeg een aantal aanknopingspunten zitten voor wat de politie zegt. Ook de politie heeft het over een zwarte auto waar zes personen in zitten. Het verschil is alleen dat de politie stelt dat de betreffende zes personen, nadat ze zijn uitgestapt, naar een hek lopen en daarna op het terrein aan de andere kant van het hek lopen. Ik ben niet over het hek geklommen. Dat is ook op de camerabeelden te zien. U geeft aan dat mijn raadsvrouw vast gaat vertellen waar u dat terug kan lezen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte of hij mensen in de zaal kent.
De verdachteverklaart dat hij niemand kent.
De officier van justitiemerkt op dat verdachte samen met verdachte [medeverdachte 3] eerder is aangehouden voor een straatroof in Voorschoten en dat het verrassend is dat verdachte toch aangeeft dat hij [medeverdachte 3] niet kent.
De verdachteverklaart dat hij daar niet op wil reageren.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld om de verdachte nog een vraag te stellen en vraagt aan de verdachte hoe de persoon heet met wie hij pakketjes ging bezorgen.
De verdachteverklaart dat die persoon niet in de zaal zit en dat hij niet wil zeggen wie het is.
De officier van justitiemerkt op dat het bezorgen van pakketjes geen strafrechtelijk feit is en dat hij daarom niet begrijpt waarom verdachte de naam van die persoon niet wil zeggen.
De verdachteverklaart dat die persoon het niet fijn zou vinden als hij zijn naam zou zeggen, ook niet als dit hem zou helpen in deze procedure. Hij wil het niet zeggen.
De politierechterbespreekt vervolgens de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat ik nog een voorwaardelijke straf boven mijn hoofd heb hangen. Op 21 december 2023 ben ik veroordeeld en op 5 januari 2024 is deze straf onherroepelijk geworden. Het gaat hier om jeugddetentie van 135 dagen waarvan 27 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. U geeft aan dat ik op basis van deze bijzondere voorwaarden moet meewerken met hulpverlening, onderwijs moet volgen, een coach bij Kansrijk krijg, positieve tijdbesteding moet hebben, een contactverbod heb en me moet houden aan een avondklok. Verder zitten er meerdere rapporten in het dossier: een uitgebreid advies van de Raad voor de Kinderbescherming en een recent rapport van Reclassering Nederland. U geeft aan dat in de rapporten naar voren komt dat rekening moet worden gehouden met hoe ik in elkaar steek. Mijn IQ zou schommelen rond licht verstandelijk beperkt. Er is sprake van een disharmonisch profiel. Verbaal ben ik sterker dan performaal. Dat betekent dat ik me wel sterk in woorden weet uit te drukken, maar dat ik niet zou overzien wat ik zeg. Hierdoor bestaat een risico van overvraging. U houdt mij voor dat mensen kunnen denken dat ik iets begrijp terwijl ik dat eigenlijk niet doe.
U vraagt mij wat ik vind van de opgelegde bijzondere voorwaarden. Aan de bijzondere voorwaarden die ik heb, wil ik gewoon meewerken. Ik wil alleen geen enkelband dragen. U houdt mij voor dat als u tot een bewezenverklaring zou komen een enkelband wel een methode kan zijn om mij te weerhouden om naar het haventerrein te gaan. Ik heb vorig jaar ook een enkelband gehad. Ik wil aan alle voorwaarden meewerken maar niet aan een enkelband. U vraagt mij of ik me tijdens de vorige periode aan de afspraken heb gehouden die golden voor de enkelband. Nee, daar heb ik me niet aan gehouden. U vraagt mij of de enkelband een locatiegebod was. Dat wil zeggen je op bepaalde tijden ergens moet zijn, bijvoorbeeld volgens de afspraken van een avondklok. Ik heb me alleen de laatste weken niet aan de afspraken gehouden. U vraagt mij of dat oké is? Nee, dat wil ik niet zeggen. Maar ik wil daarmee zeggen dat ik een groot gedeelte van de zes maanden me wel aan de afspraken heb gehouden.
U houdt mij voor dat reclassering heeft aangegeven dat ze mij nog steeds kunnen begeleiden maar dat het slagen van de begeleiding wel staat of valt met mijn houding en het antwoord op de vraag of ik daadwerkelijk wil gaan meewerken. Ik wil echt wel meewerken, maar niet meewerken aan een enkelband.
U houdt mij voor dat ik vrij recent ook bij de rechter ben geweest en dat daar waarschijnlijk is gezegd dat ik geen strafbare feiten mag plegen. Als u in deze zaak tot een veroordeling komt voor aanwezigheid op het haventerrein, heb ik niet gedaan met wat er toen tegen mij is gezegd. Ik was die avond gewoon op tijd thuis. Op de camerabeelden zie je me niet op het haventerrein. U houdt mij voor dat één van mijn bijzondere voorwaarde inhoudt dat ik van maandag tot en met donderdag van 22:00 uur tot 07:00 uur op de [adres] moet zijn en u vraagt mij of ik me aan deze bijzondere voorwaarde heb gehouden als ik om 04:00 uur ’s nachts ben aangehouden op de Maasvlakte. Nee, dan heb ik me niet aan de afspraak gehouden.
U vraagt mij of er nog andere persoonlijke omstandigheden zijn die moeten worden besproken. Ik heb morgen mijn diploma-uitreiking. Verder heb ik geen schulden en ben ik bezig met het zoeken van werk.
U geeft aan dat door reclassering het advies is gegeven om adolescentenstrafrecht (ASR) toe te passen. Verder adviseren zij een deels voorwaardelijke straf met nogmaals de bijzondere voorwaarden die al eens zijn opgelegd en als extra voorwaarde een contactverbod met alle verdachten waarmee deze procedure vandaag gelijktijdig wordt behandeld. Ook geeft reclassering aan dat ik een gevangenisstraf zou kunnen uitzitten, maar dat ik ook in staat ben om een taakstraf uit te voeren of het betalen van een geldboete. Dat klopt.
De raadsvrouwwordt in de gelegenheid gesteld om iets op te merken over de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd bij de veroordeling van 21 december 2024. De hulpverlener die verdachte gaat begeleiden is van 22 december 2023 tot 4 januari 2024 op vakantie geweest. De hulpverlening is daarom nog niet opgestart.
De officier van justitiehoudt als volgt het requisitoir.
Verdachte was samen met anderen op een plek waar hij niet mocht zijn; de haven. Verdachte is op 5 januari 2024 om 04:14 uur aangehouden.
Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit. De drugsproblematiek in de Rotterdamse haven is een enorm en groeiend probleem. Grote vondsten van honderden of zelfs enkele duizenden kilo’s cocaïne zijn helaas de afgelopen jaren een vertrouwd verschijnsel geworden. Deze drugs komen via een container binnen en moeten, voordat het ontdekt wordt, uit de betreffende container worden gehaald. Voor deze schakel in de keten zijn de uithalers, zoals verdachte, van cruciaal belang. Het is meer dan aannemelijk dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten erop was gericht om een container open te breken en daar verdovende middelen uit te halen. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in de haven van Rotterdam met grote regelmaat verdovende middelen, zoals cocaïne, worden ingevoerd en dat het uithalen door uithalers een lucratieve activiteit is waarmee forse geldbedragen zijn te verdienen. Het uithalen van deze cocaïne gebeurt in opdracht van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met zijn aanwezigheid op het haventerrein in belangrijke mate bijgedragen aan het in Nederland brengen van cocaïne, hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. Ten eerste heeft het een onaanvaardbare invloed op de veiligheid bij de terminals en op het personeel dat daar werkzaam is. Zware containers worden voortdurend opgetild en verplaatst door grote kranen. Om de werkzaamheden zo veilig mogelijk te houden, kan het terrein alleen onder strikte voorwaarden worden betreden en moeten veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd. Door dat niet te doen, is er gevaar voor de veiligheid van uithalers zelf, maar ook voor personeel dat met hen geconfronteerd wordt. Ten tweede zijn er ernstige economische gevolgen voor de desbetreffende containerbedrijven. De overslag van containers moet worden stilgelegd totdat de waargenomen personen zijn aangehouden. Tot slot kost de handhaving, het toezicht, de opsporing en aanhouding van personen zoals verdachte veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten. Aan deze inzet zijn aanzienlijke kosten verbonden. En daar komt heel eerlijk gezegd nog bij dat door uithalerij de import van cocaïne door kan gaan, met alle gevolgen van dien voor de Rotterdamse samenleving. Denk aan de vele explosies die plaatsvinden en verband houden met drugs.
In 2023 zijn er in totaal 452 uithalers aangehouden in de haven van Rotterdam. Dit waren 400 unieke personen. Begin 2024 zitten we al op een 53 aanhoudingen. Het lijkt erop dat er een stijgende lijn in het aantal aangehouden uithalers zit, waarbij opgemerkt moet worden dat de leeftijd van verdachten steeds lager wordt. Door het Openbaar Ministerie zijn richtlijnen opgesteld. Die doen recht aan de ernst van deze problematiek en een wens van de wetgever om deze problematiek effectief te bestrijden. Deze richtlijnen zijn dan ook het vertrekpunt voor de eis die in deze zaak is neergelegd. De lijn die door het Hof Den Haag is ingezet, werkt niet. Taakstraffen zijn niet afschrikwekkend. Grote hoeveelheden (vooral) jonge jongens vallen voor de verleidingen van het grote geld. De risico’s van een taakstraf worden ingecalculeerd. Waarbij een taakstraf een te verwaarlozen risico is. De rechtbank wordt gevraagd om nogmaals een signaal af te geven naar de honderden jongeren in Rotterdam, Den Haag en omgeving. Laat je hier niet mee in. Je verpest je toekomst. Het gaat je een gevangenisstraf opleveren.
Wat heeft er precies in de nacht van 4 januari op 5 januari 2024 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van [naam verbalisant 1] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 2] ) staat beschreven dat op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:37 uur op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kentekennummer 1] ) wordt gezien. Op de camerabeelden is te zien dat de auto bij het naderen van de Missouriweg zijn verlichting uitdoet en vlak na het uitschakelen van de verlichting stopt. Uit de auto stappen zes personen waarvan één persoon iets uit de kofferbak pakt. Deze zes personen lopen daarna in de richting van het hekwerk van het bedrijf Kramer Groep gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. De auto waar deze zes personen uit zijn gestapt, keert om en rijdt met gedoofde lichten in de richting van de N15. Via de portofoon wordt door de douane doorgegeven dat er uitgekeken moet worden naar deze auto. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur is de auto op de A15, ter hoogte van de Thomassentunnel in de richting van Rotterdam, voorbij verbalisanten gereden. De verbalisanten hebben de bestuurder een volgteken gegeven waarna als bestuurder verdachte [medeverdachte 4] om 03:54 uur is aangehouden. De telefoon, een blauwe Apple Iphone en de auto zijn bij zijn aanhouding in beslag genomen (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 1] ).
Omstreeks 03:54 uur wordt door [naam verbalisant 1] op de camerabeelden gezien dat zes personen op het terrein van Kramer Groep lopen. Omstreeks 03:57 uur, ongeveer 20 minuten na aanvang, wordt gezien dat vier personen op het terrein van Kramer Groep in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg lopen. Eén van de betreffende personen had een tas bij zich, uit deze tas wordt een betonschaar gepakt waarmee het hek door een 2e persoon wordt doorgeknipt. Drie personen klimmen vervolgens over het hek naar buiten in de richting van de Missouriweg. De vierde persoon is met de tas, ook in de richting van de Missouriweg, door het hekwerk gegaan. Alle vier de personen zijn daarna in de richting van de EMO gelopen. De EMO zit gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Een dienstvoertuig van de douane is daar ter plaatse gekomen en heeft twee van de vier personen aangehouden. Omstreeks 04:08 uur ziet [naam verbalisant 1] op camerabeeld, waarbij deze camera is gericht op de Missouriweg, dat op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed loopt. Ook deze persoon is door de douane aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt daarnaast het volgende. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:40 uur kreeg de douane door dat er zes personen in het donker gekleed waren afgezet op de Lichterkade welke is gelegen aan de Missouriweg naast het terrein Kramer Groep. Deze zes personen zijn afgezet door een zwarte Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] . Omstreeks 03:55 uur zijn zes personen gezien bij een vrachtwagen bij de uitgang van Kramer Groep aan de Missouriweg. Omdat er verwarring is geweest over het aantal personen zijn de camerabeelden teruggekeken en is bevestigd dat het aantal van zes personen klopt. Omstreeks 03:58 uur is door cameratoezicht gezien dat vier donker geklede personen het prikkeldraad doorknipten van Kramer Groep en in de richting van EMO liepen. Hierbij gaat het om het verlaten van het terrein van Kramer Groep. Omstreeks 04:03 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat twee personen zijn aangehouden voor het terrein van de Rotterdam Container Terminal op de Missouriweg. Omstreeks 04:14 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat er nog twee personen zijn aangehouden, waarvan één persoon op de Missouriweg is aangehouden en één persoon op de Lichterkade is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 4] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 4] ), waarbij deze verbalisant de camerabeelden heeft teruggekeken, blijkt het bovenstaande ook. Uit de camerabeelden blijkt dat 4,5 minuut na het uit de auto stappen er te zien is dat vier personen over het terrein rennen en twaalf minuten later is te zien dat het om zes personen gaat.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt dat omstreeks 07:00 uur via de portofoon wordt doorgegeven dat nog twee personen zijn aangehouden. Deze personen zijn op de grasstrook langs het spoor van EMO aangehouden.
In het aanvullende proces-verbaal van [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 6] , [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] (procesverbaalnummer [nummer proces-verbaal 6] ) staat beschreven hoe verdachten zijn aangehouden inclusief foto’s van waar zij zijn aangehouden.
Alles in onderling verband en in samenhang bezien kan de conclusie worden getrokken dat het niet anders geweest kan zijn dan dat verdachte één van de personen is geweest die op het terrein van Kramer Groep is geweest. Verdachte is door de douane aangehouden buiten het terrein. Het verhaal van verdachte klopt dus gedeeltelijk. Hij heeft met zes andere personen in een auto gezeten, maar is op de Maasvlakte natuurlijk niet enkel geweest om pakketjes te bezorgen. Als dat wel zo zijn geweest had verdachte [medeverdachte 4] dat moeten kunnen bevestigen dan wel had verdachte moeten aangeven over welke vriend hij het heeft waarmee hij daar was om pakketjes te bezorgen. Voor de overtuiging van het strafbare feit is het goed om te vermelden dat de broer van verdachte, kennelijk geheel toevallig, ook toen en daar in de haven was, net als verdachte. Daarnaast kent verdachte ook één van de andere verdachte. Dit op basis van een ander strafbaar feit dat zij eerder hebben gepleegd.
Voor de hoogte van de straf moet gekeken worden naar de persoon van verdachte. Verdachte heeft de nodige strafrechtelijke historie. Vele schorsingen die ook allemaal weer ongedaan worden gemaakt, omdat hij nieuwe strafbare feiten pleegt. Hij is nu zes jaar in Nederland. De combinatie van een verwaarlozende opvoedomgeving en een onaantastbare positie maakt dat er op jonge leeftijd al gedragsproblemen zijn ontstaan. Zo is verdachte op 9-jarige leeftijd bijvoorbeeld rijdend in een auto aangetroffen. Uit de rapporten die zijn overgelegd blijkt dat bij verdachte een norm-overschrijdende gedragsstoornis is vastgesteld in combinatie met LVB. Verdachte is niet ontvankelijk voor consequenties van zijn acties, ook niet als die consequentie detentie is.
Op dit moment moet verdachte nog voorkomen voor een straatroof. Verder is verdachte op 21 december 2023 veroordeeld voor onder meer een woninginbraak, bedrijfsinbraak en diefstal van een scooter en het voorbereiden van een overval in vereniging. Verdachte heeft hiervoor 135 dagen jeugddetentie, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, gekregen. De proeftijd van deze straf liep net één dag. Geconcludeerd kan worden dat verdachte op het gebied van vermogensdelicten een recidivist is. Het feit waar verdachte in deze zaak van wordt verdacht moet ook worden gezien als een vermogensdelict. Het motief om dit feit te plegen is helder: snel geld verdienen. Om die reden moeten verdenkingen van, schorsingen voor proeftijden in feiten zoals een 311, 312, 317 maar ook witwassen en dergelijke als relevante recidive worden gezien. De rechter-commissaris is meegegaan in deze redenering, gelet op het bevel inbewaringstelling dat is afgegeven.
Hoe verhoudt het zijn van een recidivist zich tot de geformuleerde strafeis? Een standaard strafeis is een gevangenisstraf van 4 maanden. Voor een recidivist is dat 5 tot 6 maanden gevangenisstraf en voor het medeplegen geldt een strafverhoging van 1/3. Voor deze verdachte hebben we niet dubbelop geteld en moet er rekening worden gehouden met het ASR-uitgangspunt. Feit blijft dat er aan verdachte een stevig signaal moet worden afgegeven en er daarom een fikse jeugddetentie wordt gevorderd.
Naast de jeugddetentie wordt een maatregel 38v WvSr voor de duur van drie jaar gevorderd, in de vorm van een dadelijk uitvoerbaar locatieverbod voor alle havens in Nederland. Deze maatregel wordt niet in elke zaak opgelegd omdat gelet op artikel 138aa WvSr de maatregel mogelijk overbodig zou zijn. Het opleggen van deze maatregel heeft echter wel een toegevoegde waarde nu er geen sprake is van een slachtofferloos delict. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd. Ook wordt bij afwijzing van de maatregel voorbijgegaan aan het feit dat de op de plattegronden aangeduide gebieden, waarop de maatregel van toepassing zou moeten zijn, niet één op één samenvallen met terreinen waarop artikel 138aa WvSr ziet, mar ook ziet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Dit maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachte het opnieuw doet. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeft verdachte in principe niks van te merken nu hij daar niets te zoeken heeft. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitieeist samengevat als volgt. Hij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot 3 maanden jeugddetentie waarvan 1 maand voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar. Verder vordert hij, dadelijk uitvoerbaar, oplegging van een artikel 38v WvSr maatregel, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod, voor de duur van drie jaar waarbij geldt dat als verdachte deze maatregel overtreedt 2 weken hechtenis per overtreding volgt met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie vordert verlening van de proeftijd met één jaar van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitie vordert de gevangenneming van de verdachte op grond van het recidivegevaar.
De raadsvrouwvoert het woord tot verdediging overeenkomstig de overgelegde pleitnotities. De pleitnotities zijn aan dit proces-verbaal gehecht en maken daarvan deel uit.
De verdachtekrijgt het laatste woord.
Hij verklaart: Ik ben niet op het terrein geweest, dat wil ik duidelijk maken.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechterspreekt het vonnis uit
.
Aantekening van het mondeling vonnis