ECLI:NL:RBROT:2024:7442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
13 augustus 2024
Zaaknummer
10-005527-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijk verblijven op besloten terrein van Kramer Groep in Rotterdam met meerdere personen

Op 17 januari 2024 vond de openbare terechtzitting plaats in de Rechtbank Rotterdam, waar de verdachte werd aangeklaagd voor wederrechtelijk verblijven op een besloten terrein van het containerbedrijf Kramer Groep in de Rotterdamse haven. De verdachte, geboren in 2001, was samen met vijf anderen op het terrein aangetroffen, waar zij vermoedelijk betrokken waren bij het uithalen van verdovende middelen uit containers. De politie had hen op camerabeelden vastgelegd, en de verdachte werd kort na de aanhouding op de openbare weg aangehouden. Tijdens de zitting beroept de verdachte zich op zijn zwijgrecht en ontkent hij de beschuldigingen. De officier van justitie eist een gevangenisstraf van zeven maanden, een geldboete van €2000, en een vrijheidsbeperkende maatregel van drie jaar. De politierechter oordeelt dat er voldoende bewijs is voor de beschuldigingen en legt een gevangenisstraf van tien weken op, waarvan acht weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt een geldboete van €2000 opgelegd en een vrijheidsbeperkende maatregel voor drie jaar, die de verdachte verbiedt zich in de havens van Nederland op te houden. De politierechter benadrukt de ernst van de zaak en de impact van uithalers op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummer: 10.005527.24;
Parketnummer TUL: 23.001686.20
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2024.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. M. van Kuilenburg,
officier van justitie mr. J. Balk,
griffier mr. S.M.C. van Papenrecht.
De zaken tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] .
De politierechter heeft door middel van deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. M.M.J. Nuijten, advocaat in Haarlem.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen:
  • [medeverdachte 1] (10-00570-24)
  • [medeverdachte 2] (10-005538-24 en 10-102491-23)
  • [medeverdachte 3] (10-005515-24 en 09-025435-23)
  • [medeverdachte 4] (10-005557-24)
Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op de verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt verder mee dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de vordering tenuitvoerlegging en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt daarbij de korte inhoud van:
het proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 1] , met bijlagen
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 2] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 3] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 4] ;
het proces-verbaal van aanhouding van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 5] ;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 6] ;
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte, van 28 december 2022;
de brief van de ambulant begeleider [persoon A] ;
het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht van 28 maart 2023 met parketnummer: 16-318640-21;
het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, van 10 januari 2024;
de stukken betreffende de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis van de verdachte;
het document van de politie inhoudende ‘afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek’’;
het sfeerproces-verbaal schade van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 7] ;
het sfeerproces-verbaal verdiensten uithalers van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
het sfeerproces-verbaal aantallen uithalers heel 2023 van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
de stukken van de vordering tenuitvoerlegging.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat we het moeten hebben over de nacht van donderdag 4 januari 2024 op vrijdag 5 januari 2024. U houdt mij voor dat uit het procesdossier naar voren komt dat ik die nacht ben aangehouden met een aantal andere personen. Uit de stukken van de politie blijkt dat ik ben aangehouden in de buurt van het terrein van Kramer Groep. U houdt mij voor dat de politie de situatie van die nacht als volgt schetst: een auto met gedempte lichten komt aanrijden en stopt op de Maasvlakte. Nadat de auto is gestopt, stappen er zes personen uit. Deze zes personen lopen daarna naar het hek. Vervolgens is op de beelden van camera MV117 te zien dat er zes personen over het terrein van Kramer Groep lopen. In de bijlage van proces-verbaal [nummer proces-verbaal 4] is dit punt aangeduid met de letter B. Het terrein ligt aan de rechterkant van de Missouriweg. U houdt mij voor dat de politie stelt dat ik één van de zes personen ben geweest die over het terrein liep en dat ik ben aangehouden nadat ik van het terrein was gekomen. Ook drie andere personen, waarmee ik op dat terrein zou zijn geweest, zijn volgens de politie rond hetzelfde tijdstip van 4 uur ’s nachts aangehouden. De andere twee personen, waarmee ik op het terrein zou hebben gelopen, zijn rond 7 uur ’s ochtends aangehouden. De bestuurder van de auto, die mij bij het terrein zou hebben afgezet, zou al eerder op de avond zijn aangehouden.
U houdt mij voor dat ik rond het haventerrein ben aangehouden. U vraagt mij of ik wil vertellen wat ik daar deed. Ik beroep me op mijn zwijgrecht. U geeft aan dat ik me op mijn zwijgrecht mag beroepen en dat u dat op basis van het procesdossier de beoordeling gaat doen. Ik wil blijven bij de verklaring die ik bij de rechter-commissaris heb afgelegd.
U houdt mij voor dat ik bij de rechter-commissaris heb verklaard niet op het haventerrein te zijn geweest, dat ik ruzie had met een vriend en dat ik voordat ik het wist op een plek was waar ik niet moest zijn. U vraagt mij of ik het daarbij wil laten. Ik wil het daarbij laten.
U geeft aan dat we het moeten hebben over mijn persoonlijke omstandigheden en de gevorderde tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf van 85 dagen hechtenis. De tenuitvoerlegging betreft een veroordeling voor een redelijk oud feit. Omdat ik uiteindelijk in cassatie bij de Hoge Raad ben gegaan, is de proeftijd pas later gaan lopen en loopt de proeftijd van die straf nog tot april 2024. Verder staat er op mijn documentatie een veroordeling waarbij ik in april 2023 ben veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en cocaïne waarbij ik veroordeeld ben tot zes maanden waarvan een deel voorwaardelijk. Ik ben in beroep gegaan tegen deze laatste veroordeling. U geeft aan dat dat ook op mijn documentatie staat.
U bespreekt verder het reclasseringsrapport van december 2022 waarin staat dat ik hoor bij de top 600 van Amsterdam. Dat wil zeggen dat de politie mij te vaak ziet. Verder heb ik een reputatie als uithaler. Hiervoor zou ik in België zijn aangehouden en daar ook een straf voor hebben uitgezeten. Op dit moment lijkt het redelijk te gaan in het huidige toezicht dat loopt. Zo blijkt uit de verklaring van [persoon A] . Zij is sinds juli 2023 mijn begeleider. Op dit moment loop ik in een traject bij Per Mens, sinds september 2023 heb ik een woonplek en de afgelopen vier maanden heb ik goede stappen gezet. Iedere week kom ik mijn afspraken na, ik ben opzoek naar een dagbesteding en per 8 januari 2024 zou ik mogen beginnen bij een bedrijf via de jobcoach van de gemeente. Verder heb ik een aantal schulden waarvoor ik schuldhulpverlening krijg. Mijn begeleider maakt zich wel zorgen over mijn woonplek. Ik mag maximaal 30 dagen niet in de woning aanwezig zijn anders word ik uit de woning gezet en kom ik opnieuw op een wachtlijst. U houdt mij voor dat ik door in het holst van de nacht op een haventerrein te zijn, ver van waar mijn bed staat, een hoop op het spel zet. U vraagt mij waarom ik dat risico neem. Ik begrijp uw vraag niet. U houdt mij voor dat als u meegaat in mijn stelling dat ik niks strafbaars heb gedaan, ik nog steeds midden in de nacht ben aangehouden op een plek waar ik niks te zoeken heb. U vraagt zich af, met het nemen van dit risico, hoe serieus ik ben met het op de rit willen krijgen van mijn leven. Ik heb geen strafbaar feit gepleegd en verder beroep ik mij op mijn zwijgrecht. Per december 2023 ben ik trouwens uit de top 600. Mijn leven gaat op dit moment gewoon goed. Ik heb ook een zoontje van zes maanden. U vraagt mij hoe mijn zoontje heet. Dat wil ik niet zeggen. Ik heb trouwens ook nog een cursus van zes weken gevolgd. U vraagt mij welke cursus ik heb gevolgd. Ik heb de cursus voorhefttruck via de gemeente gevolgd. Als ik dat afgerond zou hebben, zou ik een baan krijgen. Ik woon nu 4 á 5 maanden bij de Brecht. Dat gaat goed. Ik kom de afspraken gewoon na. [persoon A] zegt ook duidelijk wat ik moet doen om mijn doelen te behalen. Ik heb lang op een wachtlijst gestaan en het zou jammer zijn als ik daar niet meer kan wonen. Ik krijg daar goede begeleiding. Ik heb een vriendin en samen met haar zorg ik voor ons zoontje. Voor de rest gaat mijn leven gewoon goed. Ik ben met goede dingen en positieve dingen bezig.
U vraagt mij hoeveel schulden ik heb. Ik weet dat niet. Ik wil dat ook niet vertellen, dat is te persoonlijk. U houdt mij voor dat u moet nadenken over het wel opleggen van een gevangenisstraf of niet en dat het niet veel persoonlijker dan dat gaat worden. Er zijn hier mensen aanwezig die niet hoeven te weten hoeveel schulden ik heb. U houdt mij voor dat met wat ik niet zeg ook geen rekening mee gehouden kan worden. Het is van belang voor het opleggen van de soort straf. Ik ben nu aangemeld bij schuldhulpverlening. Omdat ik niet meer in de top 600 sta, moest de begeleiding worden overgedragen. Ik zou in een GHK-traject gaan. Hiervoor is vereist dat ik eerst een vast inkomen zou hebben. U vraagt mij of ik op dit moment dan een geldboete kan betalen? Waarom zou dat niet kunnen. U vraagt mij wat ik bij mijn nieuwe baan zou gaan verdienen. De eerste zes weken is onbetaald, daarna zou ik er geld mee gaan verdienen.
De politierechterstelt de officier van justitie in de gelegenheid vragen te stellen aan de verdachte en vraagt of verdachte weet hoe een officier van justitie in België heet?
De verdachteverklaart: ik beroep me op mijn zwijgrecht.
De officier van justitiegeeft aan contact te hebben gezocht met de procureur in België. U houdt mij voor dat de procureur aangeeft dat ik van 11 april 2022 tot 30 september 2022 vast heb gezeten voor de invoer en het handelen van 333 kg cocaïne. U houdt mij voor dat ik, gelet op deze veroordeling, zou moeten weten wat wel en niet mag. U vraagt mij nogmaals waarom ik dan midden in de nacht bij het haventerrein was. Ik beroep me op mijn zwijgrecht. U geeft aan het vonnis van 28 maart 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland te hebben toegevoegd aan het procesdossier omdat hierin de veroordeling uit België in staat opgenomen.
De officier van justitiehoudt als volgt het requisitoir.
Verdachte was samen met anderen op een plek waar hij niet mocht zijn; de haven. Verdachte is op 5 januari 2024 om 04:12 uur aangehouden.
Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit. De drugsproblematiek in de Rotterdamse haven is een enorm en groeiend probleem. Grote vondsten van honderden of zelfs enkele duizenden kilo’s cocaïne zijn helaas de afgelopen jaren een vertrouwd verschijnsel geworden. Deze drugs komen via een container binnen en moeten, voordat het ontdekt wordt, uit de betreffende container worden gehaald. Voor deze schakel in de keten zijn de uithalers, zoals verdachte, van cruciaal belang. Het is meer dan aannemelijk dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten erop was gericht om een container open te breken en daar verdovende middelen uit te halen. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in de haven van Rotterdam met grote regelmaat verdovende middelen, zoals cocaïne, worden ingevoerd en dat het uithalen door uithalers een lucratieve activiteit is waarmee forse geldbedragen zijn te verdienen. Het uithalen van deze cocaïne gebeurt in opdracht van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met zijn aanwezigheid op het haventerrein in belangrijke mate bijgedragen aan het in Nederland brengen van cocaïne, hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. Ten eerste heeft het een onaanvaardbare invloed op de veiligheid bij de terminals en op het personeel dat daar werkzaam is. Zware containers worden voortdurend opgetild en verplaatst door grote kranen. Om de werkzaamheden zo veilig mogelijk te houden, kan het terrein alleen onder strikte voorwaarden worden betreden en moeten veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd. Door dat niet te doen, is er gevaar voor de veiligheid van uithalers zelf, maar ook voor personeel dat met hen geconfronteerd wordt. Ten tweede zijn er ernstige economische gevolgen voor de desbetreffende containerbedrijven. De overslag van containers moet worden stilgelegd totdat de waargenomen personen zijn aangehouden. Tot slot kost de handhaving, het toezicht, de opsporing en aanhouding van personen zoals verdachte veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten. Aan deze inzet zijn aanzienlijke kosten verbonden. En daar komt heel eerlijk gezegd nog bij dat door uithalerij de import van cocaïne door kan gaan, met alle gevolgen van dien voor de Rotterdamse samenleving. Denk aan de vele explosies die plaatsvinden en verband houden met drugs.
In 2023 zijn er in totaal 452 uithalers aangehouden in de haven van Rotterdam. Dit waren 400 unieke personen. Begin 2024 zitten we al op een 53 aanhoudingen. Het lijkt erop dat er een stijgende lijn in het aantal aangehouden uithalers zit, waarbij opgemerkt moet worden dat de leeftijd van verdachten steeds lager wordt. Door het Openbaar Ministerie zijn richtlijnen opgesteld. Die doen recht aan de ernst van deze problematiek en een wens van de wetgever om deze problematiek effectief te bestrijden. Deze richtlijnen zijn dan ook het vertrekpunt voor de eis die in deze zaak is neergelegd. De lijn die door het Hof Den Haag is ingezet, werkt niet. Taakstraffen zijn niet afschrikwekkend. Grote hoeveelheden (vooral) jonge jongens vallen voor de verleidingen van het grote geld. De risico’s van een taakstraf worden ingecalculeerd. Waarbij een taakstraf een te verwaarlozen risico is. De rechtbank wordt gevraagd om nogmaals een signaal af te geven naar de honderden jongeren in Rotterdam, Den Haag en omgeving. Laat je hier niet mee in. Je verpest je toekomst. Het gaat je een gevangenisstraf opleveren.
Wat heeft er precies in de nacht van 4 januari op 5 januari 2024 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van [naam verbalisant 1] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 2] ) staat beschreven dat op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:37 uur op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kentekennummer 1] ) wordt gezien. Op de camerabeelden is te zien dat de auto bij het naderen van de Missouriweg zijn verlichting uitdoet en vlak na het uitschakelen van de verlichting stopt. Uit de auto stappen zes personen waarvan één persoon iets uit de kofferbak pakt. Deze zes personen lopen daarna in de richting van het hekwerk van het bedrijf Kramer Groep gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. De auto waar deze zes personen uit zijn gestapt, keert om en rijdt met gedoofde lichten in de richting van de N15. Via de portofoon wordt door de douane doorgegeven dat er uitgekeken moet worden naar deze auto. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur is de auto op de A15, ter hoogte van de Thomassentunnel in de richting van Rotterdam, voorbij verbalisanten gereden. De verbalisanten hebben de bestuurder een volgteken gegeven waarna als bestuurder verdachte [medeverdachte 4] om 03:54 uur is aangehouden. De telefoon, een blauwe Apple Iphone en de auto zijn bij zijn aanhouding in beslag genomen (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 1] ).
Omstreeks 03:54 uur wordt door [naam verbalisant 1] op de camerabeelden gezien dat zes personen op het terrein van Kramer Groep lopen. Omstreeks 03:57 uur, ongeveer 20 minuten na aanvang, wordt gezien dat vier personen op het terrein van Kramer Groep in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg lopen. Eén van de betreffende personen had een tas bij zich, uit deze tas wordt een betonschaar gepakt waarmee het hek door een 2e persoon wordt doorgeknipt. Drie personen klimmen vervolgens over het hek naar buiten in de richting van de Missouriweg. De vierde persoon is met de tas, ook in de richting van de Missouriweg, door het hekwerk gegaan. Alle vier de personen zijn daarna in de richting van de EMO gelopen. De EMO zit gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Een dienstvoertuig van de douane is daar ter plaatse gekomen en heeft twee van de vier personen aangehouden. Omstreeks 04:08 uur ziet [naam verbalisant 1] op camerabeeld, waarbij deze camera is gericht op de Missouriweg, dat op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed loopt. Ook deze persoon is door de douane aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt daarnaast het volgende. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:40 uur kreeg de douane door dat er zes personen in het donker gekleed waren afgezet op de Lichterkade welke is gelegen aan de Missouriweg naast het terrein Kramer Groep. Deze zes personen zijn afgezet door een zwarte Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] . Omstreeks 03:55 uur zijn zes personen gezien bij een vrachtwagen bij de uitgang van Kramer Groep aan de Missouriweg. Omdat er verwarring is geweest over het aantal personen zijn de camerabeelden teruggekeken en is bevestigd dat het aantal van zes personen klopt. Omstreeks 03:58 uur is door cameratoezicht gezien dat vier donker geklede personen het prikkeldraad doorknipten van Kramer Groep en in de richting van EMO liepen. Hierbij gaat het om het verlaten van het terrein van Kramer Groep. Omstreeks 04:03 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat twee personen zijn aangehouden voor het terrein van de Rotterdam Container Terminal op de Missouriweg. Omstreeks 04:14 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat er nog twee personen zijn aangehouden, waarvan één persoon op de Missouriweg is aangehouden en één persoon op de Lichterkade is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 4] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 4] ), waarbij deze verbalisant de camerabeelden heeft teruggekeken, blijkt het bovenstaande ook. Uit de camerabeelden blijkt dat 4,5 minuut na het uit de auto stappen er te zien is dat vier personen over het terrein rennen en twaalf minuten later is te zien dat het om zes personen gaat.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt dat omstreeks 07:00 uur via de portofoon wordt doorgegeven dat nog twee personen zijn aangehouden. Deze personen zijn op de grasstrook langs het spoor van EMO aangehouden.
In het aanvullende proces-verbaal van [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 6] , [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] (procesverbaalnummer [nummer proces-verbaal 6] ) staat beschreven hoe verdachten zijn aangehouden inclusief foto’s van waar zij zijn aangehouden.
Alles in onderling verband en in samenhang bezien kan de conclusie worden getrokken dat het niet anders geweest kan zijn dan dat verdachte één van de personen is geweest die op het terrein van Kramer Groep is geweest. Verdachte is door de douane aangehouden buiten het terrein. Het verhaal van verdachte dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd is ongeloofwaardig en zijn geen aanknopingspunten voor in het dossier.
Voor de hoogte van de straf moet gekeken worden naar de persoon van verdachte. Verdachte heeft de nodige strafrechtelijke historie. Begin 2023 is verdachte door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Dit is voor vuurwapenbezig en overtreding van de Opiumwet geweest. Hij is hiertegen in hoger beroep gegaan. Verder loopt verdachte nog in een proeftijd voor een straatroof. Voor deze veroordeling heeft verdachte door geprocedeerd tot en met de Hoge Raad, maar is hij onherroepelijk veroordeeld waarvan 85 dagen voorwaardelijk openstaan. Ook heeft verdachte een taakstraf voor afpersing en is hij veroordeeld voor een overval op een winkel en een mishandeling. Geconcludeerd kan worden is dat verdachte op meerdere manieren een recidivist is. Het feit waar verdachte in deze zaak van wordt verdacht moet ook worden gezien als een vermogensdelict. Het motief om dit feit te plegen is helder: snel geld verdienen. Om die reden moeten verdenkingen van, schorsingen voor proeftijden in feiten zoals een 311, 312, 317 maar ook witwassen en dergelijke als relevante recidive worden gezien. De Rechter-Commissaris is meegegaan in deze redenering, gelet op het bevel inbewaringstelling dat is afgegeven.
Hoe verhoudt het zijn van een recidivist tot de geformuleerde strafeis? Een standaard strafeis is een gevangenisstraf van 4 maanden. Voor een recidivist is dat 5 tot 6 maanden gevangenisstraf en voor het medeplegen geldt een strafverhoging van 1/3. Voor deze verdachte hebben we niet dubbelop geteld. Feit blijft dat er aan verdachte een stevig signaal moet worden afgegeven en er daarom een fikse jeugddetentie wordt gevorderd.
Naast de gevangenisstraf wordt een maatregel 38v WvSr voor de duur van drie jaar gevorderd. Een dadelijk uitvoerbaar locatieverbod voor alle havens in Nederland. Deze maatregel wordt niet in elke zaak opgelegd omdat gelet op artikel 138aa WvSr de maatregel mogelijk overbodig zou zijn. Het opleggen van deze maatregel heeft echter wel een toegevoegde waarde nu er geen sprake is van een slachtofferloos delict. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd. Ook wordt bij afwijzing van de maatregel voorbijgegaan aan het feit dat de op de plattegronden aangeduide gebieden, waarop de maatregel van toepassing zou moeten zijn, niet één op één samenvallen met terreinen waarop artikel 138aa WvSr ziet, mar ook ziet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Dit maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachte het opnieuw doet. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeft verdachte in principe niks van te merken nu hij daar niets te zoeken heeft. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitieeist samengevat als volgt. Hij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar. Verder vordert hij, dadelijk uitvoerbaar, oplegging van een artikel 38v WvSr maatregel, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod, voor de duur van drie jaar waarbij geldt dat als verdachte deze maatregel overtreedt 2 weken hechtenis per overtreding volgt met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitie vordert de gevangenhouding van de verdachte op grond van het recidivegevaar.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging en merkt op:
De vraag is of het wettig en overtuigend bewezen kan worden wat verdachte ten laste is gelegd. Op basis van het procesdossier moet worden vastgesteld of verdachte op het terrein van Kramer Groep is geweest. Soms heb je wel de overtuiging maar ontbreekt het wettig bewijs. Op basis van één enkel bewijsmiddel kun je immers niet komen tot een bewezenverklaring. De vraag is of er in deze zaak voldoende bewijs is. Verdachte ontkent op het haventerrein te zijn geweest. Het is niet aan verdachte om te bewijzen dat hij niet op het haventerrein is geweest. Verdachte is om 04:12 uur aangehouden op de openbare weg. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte toegelicht hoe hij op de openbare weg terecht is gekomen. Deze verklaring is op basis van het procesdossier niet uit te sluiten.
Op de camerabeelden worden zes personen gezien. De afgelopen weken zijn er heel veel personen bij de haventerreinen aangehouden. Er kunnen dus ook heel goed andere personen hebben rondgelopen. Op basis van dit procesdossier is het te kort door de bocht om vast te stellen dat verdachte op het haventerrein is geweest. De camerabeelden zijn niet dusdanig specifiek dat verdachte door herkenning is aan te wijzen. Het enige dat vastgesteld kan worden is dat er een aantal personen op het haventerrein zijn geweest. Op het haventerrein is ook niks aangetroffen dat herleidbaar is naar verdachte. Zo is bijvoorbeeld op de gevonden betonschaar ook geen DNA van verdachte aangetrokken, is er geen onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte en met de medeverdachten is geen enkele link. Het is op dit moment slechts een aanname dat een invuloefening is geworden. Dat is niet toegestaan op basis van de wet. Geconcludeerd moet worden dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waardoor verdachte moet worden vrijgesproken.
Voor zover de politierechter niet tot vrijspraak komt moet er naar de strafmaat worden gekeken. De officier van justitie is uitgebreid geweest in het benoemen van allerlei cijfers. Uiteindelijk moet gewoon de lijn van het Hof Den Haag gevolgd worden. Waarbij verdachte moet worden aangemerkt als een first offender. Ook voor vervelende jongens, zoals verdachte, moet voor dit soort feiten een gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank kan het daar wel niet mee eens zijn maar het is de lijn van het Hof dat gevolgd moet worden. Dit probleem moet bij de wortel worden aangepakt waarbij hier geldt dat er een passende straf moet worden opgelegd.
De medeverdachten, allemaal van dezelfde leeftijd, horen fors lagere eisen van de officier van justitie. Verdachte is ook licht verstandelijk beperkt en heeft in voldoende mate een rugzak. Verder is een brief van de begeleider van verdachte overgelegd. Uit deze brief blijkt dat verdachte het niet makkelijk heft gehad. Het is een kwetsbare jongen die eindelijk begeleiding heeft. De vraag is of verdachte baat heeft op zeven maanden gevangenisstraf. Als hij langer dan dertig dagen vast komt te zitten raakt hij bijvoorbeeld zijn woonplek kwijt. Op het moment dat verdachte dan vrijkomt heeft hij geen dak boven zijn hoofd en is de kans op recidive alleen maar verhoogd. Als er een gevangenisstraf wordt opgelegd wordt verzocht deze gelijk te stellen aan de voorlopige hechtenis dan wel maximaal 28 dagen zodat verdachte zijn woonplek niet verliest, hij de cursus waar hij voor opgegeven is kan volgen en het schuldhulpverleningstraject kan voortzetten.
Voor wat betreft de artikel 38v WvSr maatregel is niet nodig op grond van artikel 138aa WvSr. Dat de hele bedrijfsvoering wordt lamgelegd zie ik nergens terug. Misschien moet er gewoon meer beveiliging in de haven komen. In dit geval is het niet van toegevoegde waarde om het op te leggen.
Met betrekking tot de tenuitvoerlegging geldt hetzelfde als hierboven uiteen is gezet. De officier van justitie vraagt ten uitvoerlegging. Dit kan ook op een andere manier worden opgelost. De ten uitvoerlegging kan bijvoorbeeld worden omgezet naar een taakstraf. We moeten kijken naar hoe we recidive kunnen voorkomen. Als verdachte de taakstraf dan uiteindelijk niet uitvoert weten we allemaal dat hij gewoon de vervangende hechtenis moet gaan uitzitten.
De verdachtekrijgt het laatste woord.
Hij verklaart: ik sta volledig achter wat mijn raadsman heeft gezegd. Ik heb geen strafbaar feit gepleegd. In het procesdossier zit niks waaruit blijkt dat ik dit heb gedaan. Als ik naar de gevangenis moet, komt alles dat ik heb opgebouwd te vervallen.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechterspreekt het vonnis uit
.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Bij de dagvaarding is aan de verdachte ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten op het door hekken omgeven en/of besloten
terrein van het containerbedrijf Kramer Groep, in de Rotterdamse haven, gevestigd
aan de Missouriweg;

2.Bewijsmiddelen

1. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, Team Cameratoezicht Maritiem, nummer [nummer proces-verbaal 2] , inhoudende als
relaas van verbalisant [naam verbalisant 1] :
Op 5 januari 2024 was ik belast met het cameratoezicht in het havengebied van Rotterdam. Omstreeks 03:37 uur zie ik op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kentekennummer 1] ) in beeld komen. Het voertuig doet de verlichting uit en stopt op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven. Zes personen stappen uit de auto. Eén van de zes personen pakt een tas uit de kofferruimte. De zes personen lopen in de richting van het hekwerk van het bedrijf ‘Kramer Groep’ gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. Het voertuig keert om en rijdt in de richting van de N15.
Omstreeks 03:53 uur zag ik op camera MV117, met zicht op he terrein Kramer Groep, zes personen op het terrein lopen.
Omstreeks 03:57 uur zie ik op camera MV117 vier personen op het terrein van Kramer Groep lopen in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg. Bij het hekwerk haalt één van de vier personen een betonschaar uit de tas en geeft deze aan een tweede persoon. Drie van de vier personen klimmen over het hek en de vierde persoon gaat door het hekwerk heen. Vervolgens zag ik dat de vier personen de Missouriweg overstaken in de richting van de EMO gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Dit was te zien op camera MV036. Vervolgens zie ik hoe een dienstvoertuig van de douane ter plaatste kwam en twee van de vier personen weg renden in de richting van de EMO, de twee andere personen zijn ter plaatste aangehouden. Omstreeks 04:08 uur zag ik met camera MV118 met zicht op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed in beeld komen. Vervolgens zag ik dat deze persoon door de douane is aangehouden.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 6] , inhoudende
de bevindingen van verbalisanten [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 6] , [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] :
Op 5 januari 2023 waren wij, verbalisanten [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 7] , [naam verbalisant 8] , [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] belast met een algemene surveillancedienst. Wij verbalisanten [naam verbalisant 8] en [naam verbalisant 7] , kwamen vanaf de A15 de Missouriweg opgereden. Op dat moment hoorde wij over onze portofoon dat er vier insluipers vanaf het terrein van de containerterminal ONE (hierna te noemen ONE) over het hek gesprongen waren en in de richting van de containerterminal Kramer (hierna te noemen Kramer) en de kolenterminal EMO (hierna te noemen EMO) renden. Toen wij richting Kramer en EMO reden zagen wij in de bocht (bijlage één) drie personen rennen. Wij zagen dat er een persoon bleef staan en twee personen wegrenden.
Wij zagen dat de twee personen die wegrenden de volgende signalementen hadden:
Man 1: donkere huidskleur, groenkleurig vest, zwarte broek, zwarte pet,
Man 2: lichte huidskleur, grijs vest, zwarte broek.
Vervolgens heb ik, verbalisant [naam verbalisant 7] , omstreeks 03:55 uur een verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 5] (de politierechter begrijpt: [medeverdachte 5] , de jongere broer van medeverdachte [medeverdachte 3] ) bleek te zijn; proces verbaalnummer [nummer proces-verbaal 8] ).
Ik verbalisant [naam verbalisant 8] , rende achter de twee vluchtende verdachten aan in de richting van de EMO.
Vervolgens heb ik, verbalisant [naam verbalisant 7] , de aangehouden verdachte tegen ons dienstvoertuig aan gepositioneerd. Hierna kwam er een persoon met geheven handen om de hoek van ons dienstvoertuig stappen. Ik zag dat zijn jas en broek kapot gescheurd waren, hierdoor had ik het vermoeden dat de manspersoon ook van de ONE af kwam en heb ik de verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 6] bleek te zijn; proces verbaalnummer [nummer proces-verbaal 9] ).
Ik, verbalisant [naam verbalisant 8] , hoorde omstreeks 04:10 uur camera toezicht over de portofoon zeggen dat zij één persoon zagen op de Missouriweg. Omstreeks 04:11 uur liep ik, verbalisant [naam verbalisant 8] over de Missouriweg en zag een man tegen het hek van de EMO staan (bijlage twee). Ik heb deze persoon aangehouden (welke later [verdachte] bleek te zijn; proces verbaalnummer [nummer proces-verbaal 5] ).
Wij, verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] , reden richting verbalisant [naam verbalisant 8] ter assistentie. Toen wij op zijn locatie aankwamen, riep verbalisant [naam verbalisant 2] naar ons dat er verderop nog een persoon zou moeten zijn. Wij zijn doorgereden en zagen vrijwel direct aan de linkerzijde van de weg op de Lichterkade een persoon achter een vuilcontainer (bijlage 3). Ik, verbalisant [naam verbalisant 6] , heb om 04:14 uur de persoon aangehouden (welke later [medeverdachte 3] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 10] ).
Omstreeks 06:55 uur reden wij verbalisanten [naam verbalisant 8] en [naam verbalisant 7] , van de EMO richting de Missouriweg (bijlage vier). Ik verbalisant [naam verbalisant 8] zag hier twee personen lopen. Ik heb vervolgens ons dienstvoertuig stilgezet op de kruising en hier zijn wij verbalisanten [naam verbalisant 8] en [naam verbalisant 7] , uitgestapt. Wij zagen dat deze twee mannen voldeden aan de eerdergenoemde signalementen, namelijk 1 man met een donkere huidskleur / groen vest / zwarte broek en 1 man met een lichtere huidskleur met grijs vest / zwarte broek. Omstreeks 07:00 uur heb ik, verbalisant [naam verbalisant 8] , 1 van deze verdachten aangehouden (welke later [medeverdachte 2] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 11] ). Ik verbalisant [naam verbalisant 7] heb de andere verdachte aangehouden (welke later [medeverdachte 1] bleek te zijn; proces-verbaalnummer [nummer proces-verbaal 12] ). Op zaterdag 6 januari 2024 hoorde ik, verbalisant [naam verbalisant 3] , dat er op de Missouriweg tussen het spoor en het hekwerk van Kramer een tas met betonschaar is aangetroffen.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum/ unit Cameratoezicht, nummer [nummer proces-verbaal 4] , inhoudende
de bevindingen van verbalisant [naam verbalisant 4] :
Ik zag bij het terugkijken van de beelden van 05 januari 2024 op camera MV076 om 03:37:33 uur een auto met kenteken [kentekennummer 1] stoppen op de Missouriweg bij de Lichterkade, waarna er 6 donker geklede personen uit stapten (zie punt A op bijlage 1). Ik zag dat één van de personen, met een witte streep op zijn jas, de kofferbak van de auto opendeed, en een ander haalde daar een tas uit. Vervolgens zag ik de 6 personen rennen naar het hek aan de rand van het ONE terrein (gelegen aan de Missouriweg 30) en in het hek begonnen te klimmen.
Om 03:41:57 zag ik op camera MV076 4 personen op het terrein van Kramer rennen.
Om 03:53:35 zag ik op camera MV117 6 personen over het Kramer terrein in noordelijke richting lopen, waaronder de persoon met de witte streep over de jas. Ik zag dat één van hen een tas bij zich had, en dat bij een ander de broek en jas gescheurd leek en dat de voering eruit hing (zie punt B op bijlage 1).
Om 03:57:00 zag ik vier personen, waaronder de persoon met wit gestreepte jas en de persoon met gescheurde broek en jas, over het Kramer terrein naar het hekwerk naast de uitgang van het terrein lopen. Ik zag dat één van de personen een tas bij zich had, waaruit de persoon met wit gestreepte jas een betonschaar haalde, en daarmee in het prikkeldraad boven het hekwerk knipte. Kort daarna zag ik dat 3 van hen over het hekwerk klommen en vervolgens op het fietspad en gras langs de Missouriweg gingen staan, de 4e persoon met gescheurde kleding kroop door het hek en liep, met een tas in de hand, ook het fietspad op (punt C op bijlage 1). Ik zag de 4 personen de Missouriweg oversteken en richting Europees Massagoed- Overslagbedrijf (hierna: EMO), Missouriweg 25, lopen.
Om 03:59 zag ik op camera MV036 een busje van de Douane rechts afslaan richting de EMO bij de kruising, waar 3 van de 4 personen liepen die eerder over het hek waren geklommen (punt D op bijlage 1). De 4e persoon met gescheurde kleding liep nog langs het spoor naast de Missouriweg en heeft de tas niet meer bij zich. Wanneer het busje de 3 personen tegemoet rijdt, rennen 2 personen, waaronder de persoon met wit gestreepte jas, weg richting de EMO en verdwijnen uit beeld. Ik zag dat de 3e persoon blijft staan en zijn handen omhoog houdt en dat de 4e persoon met gescheurde kleding dit aanvankelijk ook doet, maar daarna een stuk terugloopt en in het gras naast het spoor gaat liggen. Om 04:00 zag ik deze persoon met de gescheurde kleding weer opstaan en met geheven handen richting het douanebusje lopen. Wanneer hij eenmaal achter het busje loopt, raakt hij uit beeld.
Om 04:08 zag ik, op camera MV118 een donker geklede persoon over het fietspad langs de Missouriweg lopen, in westelijke richting vanaf de Lichterkade. Ik zag dat hij weer omkeerde richting de Lichterkadc toen hij bij de bocht naar rechts kwam en tegen het hek ging leunen. Om 04:10:25 zag ik dat de persoon zijn handen ophief en op de grond ging liggen, waarna een douane-ambtenaar in beeld komt en hem de armen op de rug doet.
4. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 13] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 5] door verbalisant [naam verbalisant 7] :
Ik, verbalisant [naam verbalisant 7] , heb om 03:55 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 5] , geboortedatum [geboortedatum 2] -2006.
5. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 14] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 6] door verbalisant [naam verbalisant 7] :
Ik, verbalisant [naam verbalisant 7] , heb om 04:00 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 6] , geboortedatum [geboortedatum 3] -2005.
6. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 5] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [verdachte] door verbalisant [naam verbalisant 8] :
Ik, verbalisant [naam verbalisant 8] , heb om 04:12 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg tegenover het hekwerk van de containerterminal Kramer One. De verdachte gaf op te zijn: [verdachte] , geboortedatum [verdachte] -2001.
7. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer 2024650003732, voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 3] door verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] :
Op 5 januari 2024 kregen wij, verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] het verzoek om de Missouriweg af te rijden of wij nog personen zouden zien die mogelijk van Hutchison Ports ECT Delta waren gekomen. Wij verbalisanten reden met het dienstvoertuig de Lichterkade op en zagen achter een vuilniscontainer een persoon verstopt zitten. Hierop zijn wij uit het dienstvoertuig gestapt en hebben wij deze persoon aangeroepen. Wij zagen dat hij hier gehoor aan gaf en met zijn handen in de lucht aan kwam lopen. Ik, verbalisant [naam verbalisant 6] , heb [medeverdachte 3] omstreeks 04:14 uur aangemerkt als verdachte. Zijn identiteit is later op het politiebureau vastgesteld. De aangehouden verdachte is door ons verbalisanten [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 6] op vrijdag 5 januari 2024 om 04:31 uur overgedragen.
8. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 11] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 2] door verbalisanten [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] :
Op 5 januari 2024 op de Maasvlakte te Rotterdam heb ik om 07:00 uur de verdachte aangehouden. De verdachte is aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 2] , geboortedatum [geboortedatum 4] -2001.
9. Het proces-verbaal van aanhouding van Douane Rotterdam Haven, nummer [nummer proces-verbaal 12] , voor zover inhoudende de bevindingen ten aanzien van
het aanhouden van verdachte [medeverdachte 1] door verbalisanten [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] :
Ik, verbalisant [naam verbalisant 7] , heb om 07:00 uur op 5 januari 2024 de verdachte aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. De verdachte gaf op te zijn: [medeverdachte 1] , geboortedatum [geboortedatum 5] -2005. Ik verbalisant [naam verbalisant 8] , zag dat de verdachte een enkelband om had. Toen ik hem vroeg wie zijn reclasseringsambtenaar was vertelde hij mij dat dit [persoon B] was te Wassenaar.
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris in strafzaken (parketnummer: 10-005570-24, rc-nummer: 24-000312) op 9 januari 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
U vraagt mij of ik iets over de verdenking wil zeggen. Ik wil zeggen dat ik dom ben geweest
dat ik daar was. U vraagt mij of ik op het terrein was. Ja, ik ben op het besloten terrein
geweest. U vraagt mij waarom ik op het haventerrein was. Dat was een domme keuze van mij. U vraagt mij of het door de spanning of het geld komt dat werd geboden. Toch door het financiële aspect.
11. Het proces-verbaal van bevindingen van Eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 1] , inhoudende
de omschrijving van het aantreffen en aanhouden van verdachte [medeverdachte 4] door verbalisanten [naam verbalisant 9] en [naam verbalisant 10] :
Op 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur zagen wij dat de Opel Astra (kenteken [kentekennummer 1] ) ons voorbij reed. Hierop hebben wij het voertuig ingehaald en een volgteken gegeven. Wij namen vervolgens afslag 14 op de A15 Rechts, deze komt uit op de Merseyweg. Aan het einde van de Afrit met de kruising Merseyweg gaven wij de bestuurder van de zwarte Opel Astra met Nederlands kenteken [kentekennummer 1] een stopteken. Wij zagen dat de bestuurder zijn voertuig tot stilstand bracht. Op 5 januari 2024 te 03:54 uur hebben wij de verdachte aangehouden. De verdacht gaf op te zijn [medeverdachte 4] geboren [geboortedatum 6] 2004 te [geboorteplaats 2] .

1.Bewijsmotivering

Op grond van de hiervoor weergegeven inhoud van de wettige bewijsmiddelen, opleverende de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna is vermeld.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, zowel ten aanzien van het zich bevinden op een afgesloten haventerrein als het medeplegen.
De verdediging heeft voorts gewezen op een mogelijk alternatief scenario, te weten dat anderen dan de verdachte(n) op het afgesloten haventerrein zijn geweest. De verdachte zou dan ook niet op een afgesloten haventerrein zijn geweest. De verdachte zou daar aanwezig zijn geweest omdat hij ruzie kreeg met een vriend.
De politierechter is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs om te komen tot een bewezenverklaring en overigens dat dit alternatieve scenario niet aannemelijk is geworden.
Aanwezigheid op het afgesloten haventerrein
Uit de bewijsmiddelen volgt dat een groep van 6 personen in die nacht om 03:37 uur op die specifieke locatie aan de Missouriweg op de Maasvlakte ter hoogte van de lichterkade bij de haventerreinen van Kramer, (Kramer) One en EMO uit een specifiek herkend voertuig - de Opel Astra met kenteken [kentekennummer 1] die bestuurd werd door de om 03:54 uur aangehouden medeverdachte [medeverdachte 4] – zijn gestapt en zich richting het afgesloten haventerrein van de Kramer Groep aan de Missouriweg hebben begeven. Gezien wordt dat deze groep van 6 personen onmiddellijk begint met het beklimmen van het hekwerk. Om 03:41 uur worden 4 personen gezien die rennen op het haventerrein van Kramer. Een groep van 6 personen met gelijkluidend signalement is om 03:53 uur gezien op het haventerrein van Kramer, waarna om 03:57 uur een groep van 4 personen is te zien met gelijkluidend signalement op het moment dat zij het terrein verlaten door over het hek te klimmen, dan wel door het hek te kruipen. Omstreeks 03:55 - 04:00 uur zijn de eerste twee medeverdachten, te weten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO aangehouden, omstreeks 04:12 - 04:14 uur zijn twee andere verdachten, te weten [verdachte] en [medeverdachte 3] , aangehouden respectievelijk op de Missouriweg tegenover het hekwerk van de containerterminal Kramer One en op de reeds genoemde Lichterkade. De laatste twee verdachten, te weten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , zijn omstreeks 07:00 uur aangehouden op de Missouriweg ter hoogte van de oprit richting de containerterminal Kramer en de kolenterminal EMO. In de directe omgeving is ook een tas met een betonschaar aangetroffen.
Er is geen enkel aanknopingspunt te vinden in het procesdossier voor de (impliciete) stelling van de verdediging dat er een andere personenauto is geweest, waar andere personen mee zijn aangekomen en dat die personen op het afgesloten haventerrein zijn gezien. De verschillende aantallen (3, 4 of 5 personen) die in sommige verklaringen voorkomen, doen niet af aan het consistente beeld dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt, waaruit blijkt dat (mede)verdachte [medeverdachte 4] de Opel Astra heeft bestuurd, waaruit om 03:37 uur (mede)verdachte [medeverdachte 5] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn gestapt. Zij zijn onmiddellijk (03:41 uur) allemaal het hek van het terrein van Kramer ingeklommen. Een persoon neemt een tas mee waar een betonschaar in blijkt te zitten. In het kwartier daarna is de groep met 4 of 6 personen meermaals op het terrein gezien. Om 03:57 uur is gezien dat een groep van 4 personen het terrein verlaat, met gebruikmaking van de betonschaar. Toen is daar één persoon onmiddellijk aangehouden ( [medeverdachte 3] ) en terwijl hij werd aangehouden heeft ook [medeverdachte 6] zich gemeld om aangehouden te worden. De twee die ontvluchtten, zijn aan hun signalementen te herleiden tot [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die om 07:00 uur zijn aangehouden. De verbalisant die achter hen aanrende, trof niet hen maar [verdachte] aan – die blijkbaar geen (zichtbaar) deel uitmaakte van de groep van 4 – leunend tegen het hek. Verstopt achter een vuilniscontainer wordt vervolgens de zesde verdachte aangetroffen: [medeverdachte 3] . De politierechter gaat voorbij aan de stelling van de raadsvrouw van verdachte [medeverdachte 3] dat hij zich niet verstopt kan hebben, aangezien de politie hem dan niet had gevonden. De politierechter acht een feit van algemene bekendheid dat het bekende kinderspelletje nu juist uitgaat van het gegeven dat mensen zich ook slecht kunnen verstoppen. De politierechter is op grond van voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat alle zes verdachten zich op het afgesloten haventerrein begeven hebben, ook al zijn zij daarbuiten aangehouden.
Voor geen van de alternatieve scenario’s hebben de verdachten een aanknopingspunt aangedragen, hoewel dat wel op hun weg had gelegen. De naam van de vriend met wie er ruzie was, van de chauffeur of de pakketbezorgingsdienst waarvoor gewerkt zou worden, iets om het scenario te kunnen controleren: de verdachten hebben ervoor gekozen erover te zwijgen.
Medeplegen
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van alle handelingen tezamen bezien, leidt de politierechter af dat er sprake geweest moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij betrekt de politierechter als specifieke omstandigheden dat de 7 verdachten naar de Missouriweg op de Maasvlakte zijn gereden in een Opel Astra, een voor dit aantal personen bijzonder kleine auto. Onder die omstandigheden kan het niet anders zijn dan dat er indringend, oncomfortabel fysiek contact geweest is tussen alle inzittenden. De verdachten moeten dat dus ook voor lief hebben genomen tijdens een autorit van minstens 20 – 25 minuten vanuit de dichtstbijzijnde reguliere bewoonde wereld (Spijkenisse of Rotterdam) in het midden van de nacht. Dit laat zich alleen voorstellen wanneer er in ieder geval in meer of minder mate sprake was van voorafgaande overeenstemming over de doel van de autorit. Dat er een voldoende mate besproken plan was, blijkt vervolgens uit de waarneembare omstandigheid dat de zes personen die uitgestapt zijn onmiddellijk een plan lijken te zijn gaan uitvoeren, want zij zijn zonder enige aarzeling gezamenlijk het hek ingeklommen en zijn op het haventerrein ook bij elkaar in de buurt gebleven. Zij zijn immers meermaals tezamen op het haventerrein gezien. Er was één betonschaar beschikbaar, die van hand tot hand is gegaan en tot aan het einde voor de groep gezamenlijk is benut.
Dit alles bij elkaar maakt dat wel degelijk is voldaan aan de eisen die ook blijkens de wetsgeschiedenis gesteld worden aan een bewezenverklaring ter zake van het plegen van het misdrijf door twee of meer verenigde personen, of zoals verwoord in de MvT (35 564, nr. 3): “Hiervoor is opzettelijke samenwerking vereist. Een voorafgaande afspraak of overeenkomst is niet nodig. Zodra er feitelijk en opzettelijk wordt samengewerkt, is er sprake van handeling van verenigde personen.”

2.Bewezenverklaring

Bewezen is dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op
ofomstreeks 5 januari 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag
en/of overslag van goederen, te weten op het door hekken omgeven en/of besloten
terrein van het containerbedrijf Kramer Groep, in de Rotterdamse haven, gevestigd
aan de Missouriweg;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

3.Kwalificatie en strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is strafbaar.

4.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is strafbaar.

5.Straffen en maatregel

Gevangenisstrafvoor de duur van
10 weken.Van de gevangenisstraf worden 8 weken niet ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, waarbij een proeftijd wordt gesteld van 2 jaren;
De tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, dient bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering te worden gebracht, voor zover deze tijd niet op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Algemene voorwaarde bij de voorwaardelijke straf:de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
Tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de algemene voorwaarde niet naleeft;
Geldboetevan
€ 2000,00 (tweeduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis. Deze geldboete mag in tien termijnen van € 200,00 per maand worden voldaan.
Vrijheidsbeperkende maatregelvoor een periode van
3 jaren,inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich niet op zal houden in de havens in Nederland, in de vijf aangewezen zeehavens in Rotterdam, Amsterdam, Vlissingen, IJmuiden en Groningen, zoals beschreven in het document “Afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek” dat deel uitmaakt van het procesdossier in deze strafzaak.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen vanwege de opgelegde maatregel niet op.

6.Motivering straf en maatregel

De straffen en maatregel zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan wat in de volksmond heet “uithalen”. De politierechter wijst erop dat uit de recente wetsgeschiedenis blijkt dat dit een ernstig feit is, waar ferm tegen moet worden opgetreden omdat het niet op zichzelf staat. In de MvT (35 564, nr. 3) wordt opgemerkt dat “de criminele binnendringers (“uithalers”) uitvoeringshandelingen verrichten in opdracht van anderen, als onderdeel van een groter crimineel verband. De bestraffing van de criminele binnendringers is daarmee van essentieel belang voor de bestrijding van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit; uiteindelijk zijn criminelen voor de instandhouding van hun criminele netwerk afhankelijk van de diensten van de criminele binnendringers.” Toegegeven zij dat deze verdachte en de medeverdachten niet aan het hoofd van een criminele organisatie lijken te staan, maar om tot een effectieve aanpak te komen is het noodzakelijk de aandacht niet alleen te richten op de criminele subjecten en hun directe entourage in de illegale drugsindustrie, maar ook op de onderliggende gelegenheidsstructuren, het met de drugsindustrie samenhangende criminele verdienmodel (witwassen, criminele investeringen in bijvoorbeeld vastgoed), criminele dienstverleners en de (sociale) voedingsbodem die voor de drugsindustrie van vitaal belang zijn. Daar hoort het optreden tegen criminele indringers c.q. uithalers bij.
Elke schakel vormt immers een onmisbaar onderdeel van de gehele keten. Het opleggen van een passende straf kan een afschrikwekkende werking hebben waardoor ook degenen die een relatief klein aandeel hebben in een complex van strafbare feiten worden gestimuleerd om af te zien van faciliterende activiteiten. De politierechter legt daarom een combinatie van straffen op, die passend en geboden zijn, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder mede begrepen hetgeen naar voren komt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie. Want hoewel er ter zake van het misdrijf ex art. 138aa Sr geen sprake is van recidive, is de politierechter van oordeel dat de omstandigheid dat de verdachte zich wederom aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt terwijl hij in de afgelopen jaren meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten en vermogensdelicten én er nog een hoger beroep loopt tegen een veroordeling op 23 maart 2023 ter zake Opiumwet- en WWM-delicten, maakt dat niet kan worden volstaan met alleen een taakstraf. De verdachte is een meermaals door justitie gewaarschuwd mens, maar weigert blijkbaar daarvan te leren. De politierechter ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte toch nog aanleiding om een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De politierechter ziet in de specifieke aard van het bewezenverklaarde aanleiding om in plaats van de meer gebruikelijke taakstraf een forse geldboete aan de verdachte op te leggen. Helaas wordt door het Sfeer PV verdiensten uithalers, dat door de officier van justitie is overgelegd, de ervaringsregel onderbouwd dat er op dit moment grof geld geboden én betaald wordt voor het verlenen van hand- en spandiensten in de wereld van de drugssmokkel en -handel. Het getal van 5000 euro per opdracht is een bekend getal. Dat maakt dat bij dit soort feiten de daders veelal door het geld worden gedreven. Het signaal dat de politierechter wil afgeven in het kader van de algemene en speciale preventie is dat uithalen niet zo lucratief is als het lijkt en dat die bedragen niet meer zo één twee drie te verdienen zijn. De politierechter betrekt daarbij dat uit politieonderzoeken ook blijkt dat er betaald wordt als het niet helemaal goed gaat. Daarom wil de politierechter ook in dit soort zaken een duidelijk signaal geven dat die beloning niet meer van de daders zal zijn.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr
De officier van justitie heeft de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr geëist. Anders dan door het gerechtshof ‘s-Gravenhage en ook in deze rechtbank is geoordeeld, is de politierechter met de officier van justitie van oordeel dat het bewezenverklaarde feit geen ‘slachtofferloos’ delict is en dat deze maatregel opgelegd kan en behoort te worden.
Met de officier van justitie is de politierechter van oordeel dat er meerdere groepen van burgers als directe slachtoffers zijn aan te wijzen. Waar de officier van justitie het heeft over de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd, benoemt de politierechter dat in de haven ook gewoon mensen werken, mensen die direct geconfronteerd worden met de risico’s en gevaren die het handelen van de verdachte en andere criminele binnendringers met zich meebrengt. Ook in de wetsgeschiedenis wordt opgemerkt dat (zie de Nota n.a.v. het verslag, 35 564, nr. 6) in veel consultatiereacties en in de memorie van toelichting was te lezen dat niet alleen burgemeesters, advocaten en officieren bedreigd worden, maar dat ook havenmedewerkers actief benaderd worden door criminelen, onder druk gezet worden en bedreigd worden om criminele handelingen uit te voeren dan wel te faciliteren. Uit de toelichting op zitting en het Sfeer PV Schade door uithalers blijkt dat er levensgevaarlijke situaties ontstaan in het havengebied door de aanwezigheid van uithalers. Dat brengt niet alleen levensgevaar voor de uithalers zelf met zich mee, maar ook levert het mentale druk en mogelijk psychische schade op bij de werknemers in de haven die zich continu bewust moeten zijn van de mogelijkheid dat hun handelen leidt tot onbedoelde maar levensbedreigende situaties. Het is wachten op het moment waarop een werknemer PTSS oploopt omdat deze onbedoeld een uithaler van 6 hoog uit een stack laat vallen. Daarnaast moeten alle werknemers in de haven zich voortdurende afvragen of zij niet een groep uithalers gaan tegenkomen, die er alles aan doen om niet gepakt te worden en daarbij het geweld niet schuwen. De stress die dat met zich meebrengt beïnvloedt weldegelijk direct de persoon en dus de leefomgeving van de burger.
Daarnaast wijst de politierechter op de daders zelf. Het is in de strijd tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit te eenvoudig om de minderjarige of jongvolwassenen uithalers alleen als dader te zien. De overheid is daar zelf van doordrongen, zo blijkt uit wijkgerichte projecten om te voorkomen dat jongeren in een criminele carrière worden gezogen. Enkele gemeenten hebben bij wijze van pilot middelen gekregen om hun preventieve aanpak van ondermijning te versterken in kwetsbare wijken. Het doel is om te voorkomen dat met name kinderen, jongeren en jongvolwassenen in sociaaleconomisch zwakkere wijken in de georganiseerde criminaliteit terecht komen. Daar merkt de politierechter bij op dat uit de toelichting op zitting en het Sfeer PV verdiensten uithalers blijkt dat er zeer grote bedragen en/of beloningen in het vooruitzicht worden gesteld om deze kwetsbare groep te verleiden om hun medewerking te verlenen, met alle desastreuze (psycho)sociale gevolgen van dien. Ook is bekend dat jongeren die zich eenmaal hebben geleend voor een dergelijke dienst, onder druk van (dreiging met) geweld richting henzelf of hun familie worden gedwongen vaker mee te werken. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers dan ook gepoogd te voorkomen dat verdachte het opnieuw doet, doordat het de uithalers voor de georganiseerde criminaliteit aanmerkelijk minder aantrekkelijk maakt, wat ook hun eigen veiligheid en belang dient.
Eerder heeft onder meer het gerechtshof ‘s-Gravenhage overwogen dat het gebiedsverbod dat in de strafbepaling 138aa Sr staat, zou volstaan. Maar dat gebiedsverbod is aanzienlijker enger toegesneden, want ziet in ieder geval niet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Niet alleen levert de beperktere reikwijdte van artikel 138aa SR een forse ruimte voor discussie – getuige ook deze zitting – maar de vrijheidsbeperkende maatregel maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Ook dat komt de inzet van iemand met een vrijheidsbeperkende maatregel vanuit het perspectief van de criminele organisatie waarschijnlijk niet ten goede. De politierechter weegt al deze concrete belangen af tegen het algemenere belang van bewegingsvrijheid en is van oordeel dat de het door middel van een gebiedsverbod trekken van een grotere ‘verboden cirkel’ rond de zeehavengebieden in Nederland de bewegingsvrijheid van de verdachte op een proportionele wijze beperkt en tegen het licht van het hiervoor overwogene noodzakelijk is, waarbij de politierechter betrekt dat het gaat om de beperking van de bewegingsvrijheid in gebieden waar de verdachte niets te zoeken heeft, althans daarover niets aangevoerd heeft.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

7.Tenuitvoerlegging

Met betrekking tot de voorwaardelijke straf die aan de verdachte is opgelegd, overweegt de politierechter als volgt. Het bewezenverklaarde feit is na het wijzen van genoemd vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Passend is om over te gaan tot tenuitvoerlegging van een deel van de bij vonnis van 15 juli 2021 met parketnummer 23-001686-20 van het Gerechtshof Amsterdam opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. In plaats evenwel van de gevangenisstraf, dient de verdachte een taakstraf uit te voeren voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen hechtenis. Voor het overige gedeelte wordt de proeftijd van de voorwaardelijke straf verlengd met één jaar.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24a, 24c, 38v, 38w, 138aa Wetboek van Strafrecht.

9.Voorlopige hechtenis

De politierechter wijst de vordering tot bevel gevangenneming af.
De politierechtergeeft aan de verdachte kennis dat hij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en maakt de verdachte opmerkzaam op het recht om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en door de politierechter en de griffier en bij ontstentenis van de griffier enkel door de politierechter ondertekend.