Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10.005527.24;
Parketnummer TUL: 23.001686.20
Proces-verbaal van de openbare terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Rotterdam op 17 januari 2024.
Tegenwoordig als:
politierechter mr. M. van Kuilenburg,
officier van justitie mr. J. Balk,
griffier mr. S.M.C. van Papenrecht.
De zaken tegen de hierna te noemen verdachte (hierna: de verdachte) worden uitgeroepen.
De verdachte, op de terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] .
De politierechter heeft door middel van deze ondervraging de identiteit van de verdachte vastgesteld.
De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
Als raadsman van de verdachte is aanwezig mr. M.M.J. Nuijten, advocaat in Haarlem.
De zaak wordt gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen:
- [medeverdachte 1] (10-00570-24)
- [medeverdachte 2] (10-005538-24 en 10-102491-23)
- [medeverdachte 3] (10-005515-24 en 09-025435-23)
- [medeverdachte 4] (10-005557-24)
Voor zover hetgeen hieronder is weergegeven niet rechtstreeks betrekking heeft op de verdachte, is het een relaas van wat in zijn tegenwoordigheid is voorgevallen.
De officier van justitiedraagt de zaak voor.
De officier van justitiedeelt verder mee dat een schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling is ingediend.
De politierechterdeelt mondeling mee de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek en de vordering tenuitvoerlegging en de stukken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De politierechterdeelt daarbij de korte inhoud van:
het proces-verbaal van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 1] , met bijlagen
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 2] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 3] , met één bijlage;
het proces-verbaal van bevindingen van Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 4] ;
het proces-verbaal van aanhouding van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 5] ;
het proces-verbaal van bevindingen van de Douane Landelijk Tactisch Centrum, nummer [nummer proces-verbaal 6] ;
het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland over de verdachte, van 28 december 2022;
de brief van de ambulant begeleider [persoon A] ;
het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Utrecht van 28 maart 2023 met parketnummer: 16-318640-21;
het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte, van 10 januari 2024;
de stukken betreffende de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis van de verdachte;
het document van de politie inhoudende ‘afbakening Zeehavens i.r.t. uithalersproblematiek’’;
het sfeerproces-verbaal schade van de politie, eenheid Rotterdam, nummer [nummer proces-verbaal 7] ;
het sfeerproces-verbaal verdiensten uithalers van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
het sfeerproces-verbaal aantallen uithalers heel 2023 van de Zeehavenpolitie, Districtsrecherche;
de stukken van de vordering tenuitvoerlegging.
De verdachteverklaart:
U houdt mij voor dat we het moeten hebben over de nacht van donderdag 4 januari 2024 op vrijdag 5 januari 2024. U houdt mij voor dat uit het procesdossier naar voren komt dat ik die nacht ben aangehouden met een aantal andere personen. Uit de stukken van de politie blijkt dat ik ben aangehouden in de buurt van het terrein van Kramer Groep. U houdt mij voor dat de politie de situatie van die nacht als volgt schetst: een auto met gedempte lichten komt aanrijden en stopt op de Maasvlakte. Nadat de auto is gestopt, stappen er zes personen uit. Deze zes personen lopen daarna naar het hek. Vervolgens is op de beelden van camera MV117 te zien dat er zes personen over het terrein van Kramer Groep lopen. In de bijlage van proces-verbaal [nummer proces-verbaal 4] is dit punt aangeduid met de letter B. Het terrein ligt aan de rechterkant van de Missouriweg. U houdt mij voor dat de politie stelt dat ik één van de zes personen ben geweest die over het terrein liep en dat ik ben aangehouden nadat ik van het terrein was gekomen. Ook drie andere personen, waarmee ik op dat terrein zou zijn geweest, zijn volgens de politie rond hetzelfde tijdstip van 4 uur ’s nachts aangehouden. De andere twee personen, waarmee ik op het terrein zou hebben gelopen, zijn rond 7 uur ’s ochtends aangehouden. De bestuurder van de auto, die mij bij het terrein zou hebben afgezet, zou al eerder op de avond zijn aangehouden.
U houdt mij voor dat ik rond het haventerrein ben aangehouden. U vraagt mij of ik wil vertellen wat ik daar deed. Ik beroep me op mijn zwijgrecht. U geeft aan dat ik me op mijn zwijgrecht mag beroepen en dat u dat op basis van het procesdossier de beoordeling gaat doen. Ik wil blijven bij de verklaring die ik bij de rechter-commissaris heb afgelegd.
U houdt mij voor dat ik bij de rechter-commissaris heb verklaard niet op het haventerrein te zijn geweest, dat ik ruzie had met een vriend en dat ik voordat ik het wist op een plek was waar ik niet moest zijn. U vraagt mij of ik het daarbij wil laten. Ik wil het daarbij laten.
U geeft aan dat we het moeten hebben over mijn persoonlijke omstandigheden en de gevorderde tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf van 85 dagen hechtenis. De tenuitvoerlegging betreft een veroordeling voor een redelijk oud feit. Omdat ik uiteindelijk in cassatie bij de Hoge Raad ben gegaan, is de proeftijd pas later gaan lopen en loopt de proeftijd van die straf nog tot april 2024. Verder staat er op mijn documentatie een veroordeling waarbij ik in april 2023 ben veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, munitie en cocaïne waarbij ik veroordeeld ben tot zes maanden waarvan een deel voorwaardelijk. Ik ben in beroep gegaan tegen deze laatste veroordeling. U geeft aan dat dat ook op mijn documentatie staat.
U bespreekt verder het reclasseringsrapport van december 2022 waarin staat dat ik hoor bij de top 600 van Amsterdam. Dat wil zeggen dat de politie mij te vaak ziet. Verder heb ik een reputatie als uithaler. Hiervoor zou ik in België zijn aangehouden en daar ook een straf voor hebben uitgezeten. Op dit moment lijkt het redelijk te gaan in het huidige toezicht dat loopt. Zo blijkt uit de verklaring van [persoon A] . Zij is sinds juli 2023 mijn begeleider. Op dit moment loop ik in een traject bij Per Mens, sinds september 2023 heb ik een woonplek en de afgelopen vier maanden heb ik goede stappen gezet. Iedere week kom ik mijn afspraken na, ik ben opzoek naar een dagbesteding en per 8 januari 2024 zou ik mogen beginnen bij een bedrijf via de jobcoach van de gemeente. Verder heb ik een aantal schulden waarvoor ik schuldhulpverlening krijg. Mijn begeleider maakt zich wel zorgen over mijn woonplek. Ik mag maximaal 30 dagen niet in de woning aanwezig zijn anders word ik uit de woning gezet en kom ik opnieuw op een wachtlijst. U houdt mij voor dat ik door in het holst van de nacht op een haventerrein te zijn, ver van waar mijn bed staat, een hoop op het spel zet. U vraagt mij waarom ik dat risico neem. Ik begrijp uw vraag niet. U houdt mij voor dat als u meegaat in mijn stelling dat ik niks strafbaars heb gedaan, ik nog steeds midden in de nacht ben aangehouden op een plek waar ik niks te zoeken heb. U vraagt zich af, met het nemen van dit risico, hoe serieus ik ben met het op de rit willen krijgen van mijn leven. Ik heb geen strafbaar feit gepleegd en verder beroep ik mij op mijn zwijgrecht. Per december 2023 ben ik trouwens uit de top 600. Mijn leven gaat op dit moment gewoon goed. Ik heb ook een zoontje van zes maanden. U vraagt mij hoe mijn zoontje heet. Dat wil ik niet zeggen. Ik heb trouwens ook nog een cursus van zes weken gevolgd. U vraagt mij welke cursus ik heb gevolgd. Ik heb de cursus voorhefttruck via de gemeente gevolgd. Als ik dat afgerond zou hebben, zou ik een baan krijgen. Ik woon nu 4 á 5 maanden bij de Brecht. Dat gaat goed. Ik kom de afspraken gewoon na. [persoon A] zegt ook duidelijk wat ik moet doen om mijn doelen te behalen. Ik heb lang op een wachtlijst gestaan en het zou jammer zijn als ik daar niet meer kan wonen. Ik krijg daar goede begeleiding. Ik heb een vriendin en samen met haar zorg ik voor ons zoontje. Voor de rest gaat mijn leven gewoon goed. Ik ben met goede dingen en positieve dingen bezig.
U vraagt mij hoeveel schulden ik heb. Ik weet dat niet. Ik wil dat ook niet vertellen, dat is te persoonlijk. U houdt mij voor dat u moet nadenken over het wel opleggen van een gevangenisstraf of niet en dat het niet veel persoonlijker dan dat gaat worden. Er zijn hier mensen aanwezig die niet hoeven te weten hoeveel schulden ik heb. U houdt mij voor dat met wat ik niet zeg ook geen rekening mee gehouden kan worden. Het is van belang voor het opleggen van de soort straf. Ik ben nu aangemeld bij schuldhulpverlening. Omdat ik niet meer in de top 600 sta, moest de begeleiding worden overgedragen. Ik zou in een GHK-traject gaan. Hiervoor is vereist dat ik eerst een vast inkomen zou hebben. U vraagt mij of ik op dit moment dan een geldboete kan betalen? Waarom zou dat niet kunnen. U vraagt mij wat ik bij mijn nieuwe baan zou gaan verdienen. De eerste zes weken is onbetaald, daarna zou ik er geld mee gaan verdienen.
De politierechterstelt de officier van justitie in de gelegenheid vragen te stellen aan de verdachte en vraagt of verdachte weet hoe een officier van justitie in België heet?
De verdachteverklaart: ik beroep me op mijn zwijgrecht.
De officier van justitiegeeft aan contact te hebben gezocht met de procureur in België. U houdt mij voor dat de procureur aangeeft dat ik van 11 april 2022 tot 30 september 2022 vast heb gezeten voor de invoer en het handelen van 333 kg cocaïne. U houdt mij voor dat ik, gelet op deze veroordeling, zou moeten weten wat wel en niet mag. U vraagt mij nogmaals waarom ik dan midden in de nacht bij het haventerrein was. Ik beroep me op mijn zwijgrecht. U geeft aan het vonnis van 28 maart 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland te hebben toegevoegd aan het procesdossier omdat hierin de veroordeling uit België in staat opgenomen.
De officier van justitiehoudt als volgt het requisitoir.
Verdachte was samen met anderen op een plek waar hij niet mocht zijn; de haven. Verdachte is op 5 januari 2024 om 04:12 uur aangehouden.
Het gaat hier om een ernstig strafbaar feit. De drugsproblematiek in de Rotterdamse haven is een enorm en groeiend probleem. Grote vondsten van honderden of zelfs enkele duizenden kilo’s cocaïne zijn helaas de afgelopen jaren een vertrouwd verschijnsel geworden. Deze drugs komen via een container binnen en moeten, voordat het ontdekt wordt, uit de betreffende container worden gehaald. Voor deze schakel in de keten zijn de uithalers, zoals verdachte, van cruciaal belang. Het is meer dan aannemelijk dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten erop was gericht om een container open te breken en daar verdovende middelen uit te halen. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat in de haven van Rotterdam met grote regelmaat verdovende middelen, zoals cocaïne, worden ingevoerd en dat het uithalen door uithalers een lucratieve activiteit is waarmee forse geldbedragen zijn te verdienen. Het uithalen van deze cocaïne gebeurt in opdracht van een criminele organisatie.
Verdachte heeft met zijn aanwezigheid op het haventerrein in belangrijke mate bijgedragen aan het in Nederland brengen van cocaïne, hetgeen een zeer sterk ondermijnend effect heeft op de Nederlandse samenleving. Ten eerste heeft het een onaanvaardbare invloed op de veiligheid bij de terminals en op het personeel dat daar werkzaam is. Zware containers worden voortdurend opgetild en verplaatst door grote kranen. Om de werkzaamheden zo veilig mogelijk te houden, kan het terrein alleen onder strikte voorwaarden worden betreden en moeten veiligheidsmaatregelen worden gehanteerd. Door dat niet te doen, is er gevaar voor de veiligheid van uithalers zelf, maar ook voor personeel dat met hen geconfronteerd wordt. Ten tweede zijn er ernstige economische gevolgen voor de desbetreffende containerbedrijven. De overslag van containers moet worden stilgelegd totdat de waargenomen personen zijn aangehouden. Tot slot kost de handhaving, het toezicht, de opsporing en aanhouding van personen zoals verdachte veel capaciteit van de toezichthouders en opsporingsdiensten. Aan deze inzet zijn aanzienlijke kosten verbonden. En daar komt heel eerlijk gezegd nog bij dat door uithalerij de import van cocaïne door kan gaan, met alle gevolgen van dien voor de Rotterdamse samenleving. Denk aan de vele explosies die plaatsvinden en verband houden met drugs.
In 2023 zijn er in totaal 452 uithalers aangehouden in de haven van Rotterdam. Dit waren 400 unieke personen. Begin 2024 zitten we al op een 53 aanhoudingen. Het lijkt erop dat er een stijgende lijn in het aantal aangehouden uithalers zit, waarbij opgemerkt moet worden dat de leeftijd van verdachten steeds lager wordt. Door het Openbaar Ministerie zijn richtlijnen opgesteld. Die doen recht aan de ernst van deze problematiek en een wens van de wetgever om deze problematiek effectief te bestrijden. Deze richtlijnen zijn dan ook het vertrekpunt voor de eis die in deze zaak is neergelegd. De lijn die door het Hof Den Haag is ingezet, werkt niet. Taakstraffen zijn niet afschrikwekkend. Grote hoeveelheden (vooral) jonge jongens vallen voor de verleidingen van het grote geld. De risico’s van een taakstraf worden ingecalculeerd. Waarbij een taakstraf een te verwaarlozen risico is. De rechtbank wordt gevraagd om nogmaals een signaal af te geven naar de honderden jongeren in Rotterdam, Den Haag en omgeving. Laat je hier niet mee in. Je verpest je toekomst. Het gaat je een gevangenisstraf opleveren.
Wat heeft er precies in de nacht van 4 januari op 5 januari 2024 plaatsgevonden. In het proces-verbaal van [naam verbalisant 1] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 2] ) staat beschreven dat op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:37 uur op camera MV076 met zicht op de Missouriweg ter hoogte van de Lichterkade aan de Amazonehaven een voertuig (kenteken [kentekennummer 1] ) wordt gezien. Op de camerabeelden is te zien dat de auto bij het naderen van de Missouriweg zijn verlichting uitdoet en vlak na het uitschakelen van de verlichting stopt. Uit de auto stappen zes personen waarvan één persoon iets uit de kofferbak pakt. Deze zes personen lopen daarna in de richting van het hekwerk van het bedrijf Kramer Groep gevestigd aan de Missouriweg 30 in Rotterdam. De auto waar deze zes personen uit zijn gestapt, keert om en rijdt met gedoofde lichten in de richting van de N15. Via de portofoon wordt door de douane doorgegeven dat er uitgekeken moet worden naar deze auto. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:49 uur is de auto op de A15, ter hoogte van de Thomassentunnel in de richting van Rotterdam, voorbij verbalisanten gereden. De verbalisanten hebben de bestuurder een volgteken gegeven waarna als bestuurder verdachte [medeverdachte 4] om 03:54 uur is aangehouden. De telefoon, een blauwe Apple Iphone en de auto zijn bij zijn aanhouding in beslag genomen (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 1] ).
Omstreeks 03:54 uur wordt door [naam verbalisant 1] op de camerabeelden gezien dat zes personen op het terrein van Kramer Groep lopen. Omstreeks 03:57 uur, ongeveer 20 minuten na aanvang, wordt gezien dat vier personen op het terrein van Kramer Groep in de richting van het hekwerk aan de Missouriweg lopen. Eén van de betreffende personen had een tas bij zich, uit deze tas wordt een betonschaar gepakt waarmee het hek door een 2e persoon wordt doorgeknipt. Drie personen klimmen vervolgens over het hek naar buiten in de richting van de Missouriweg. De vierde persoon is met de tas, ook in de richting van de Missouriweg, door het hekwerk gegaan. Alle vier de personen zijn daarna in de richting van de EMO gelopen. De EMO zit gevestigd aan de Missouriweg 25 in Rotterdam. Een dienstvoertuig van de douane is daar ter plaatse gekomen en heeft twee van de vier personen aangehouden. Omstreeks 04:08 uur ziet [naam verbalisant 1] op camerabeeld, waarbij deze camera is gericht op de Missouriweg, dat op de Missouriweg een persoon in het zwart gekleed loopt. Ook deze persoon is door de douane aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt daarnaast het volgende. Op vrijdag 5 januari 2024 omstreeks 03:40 uur kreeg de douane door dat er zes personen in het donker gekleed waren afgezet op de Lichterkade welke is gelegen aan de Missouriweg naast het terrein Kramer Groep. Deze zes personen zijn afgezet door een zwarte Opel Astra met het Nederlandse kenteken [kentekennummer 2] . Omstreeks 03:55 uur zijn zes personen gezien bij een vrachtwagen bij de uitgang van Kramer Groep aan de Missouriweg. Omdat er verwarring is geweest over het aantal personen zijn de camerabeelden teruggekeken en is bevestigd dat het aantal van zes personen klopt. Omstreeks 03:58 uur is door cameratoezicht gezien dat vier donker geklede personen het prikkeldraad doorknipten van Kramer Groep en in de richting van EMO liepen. Hierbij gaat het om het verlaten van het terrein van Kramer Groep. Omstreeks 04:03 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat twee personen zijn aangehouden voor het terrein van de Rotterdam Container Terminal op de Missouriweg. Omstreeks 04:14 uur wordt door de portofoon doorgegeven dat er nog twee personen zijn aangehouden, waarvan één persoon op de Missouriweg is aangehouden en één persoon op de Lichterkade is aangehouden.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 4] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 4] ), waarbij deze verbalisant de camerabeelden heeft teruggekeken, blijkt het bovenstaande ook. Uit de camerabeelden blijkt dat 4,5 minuut na het uit de auto stappen er te zien is dat vier personen over het terrein rennen en twaalf minuten later is te zien dat het om zes personen gaat.
Uit het proces-verbaal van [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] (procesverbaalnummer: [nummer proces-verbaal 3] ) blijkt dat omstreeks 07:00 uur via de portofoon wordt doorgegeven dat nog twee personen zijn aangehouden. Deze personen zijn op de grasstrook langs het spoor van EMO aangehouden.
In het aanvullende proces-verbaal van [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 6] , [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8] (procesverbaalnummer [nummer proces-verbaal 6] ) staat beschreven hoe verdachten zijn aangehouden inclusief foto’s van waar zij zijn aangehouden.
Alles in onderling verband en in samenhang bezien kan de conclusie worden getrokken dat het niet anders geweest kan zijn dan dat verdachte één van de personen is geweest die op het terrein van Kramer Groep is geweest. Verdachte is door de douane aangehouden buiten het terrein. Het verhaal van verdachte dat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd is ongeloofwaardig en zijn geen aanknopingspunten voor in het dossier.
Voor de hoogte van de straf moet gekeken worden naar de persoon van verdachte. Verdachte heeft de nodige strafrechtelijke historie. Begin 2023 is verdachte door de rechtbank Midden-Nederland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Dit is voor vuurwapenbezig en overtreding van de Opiumwet geweest. Hij is hiertegen in hoger beroep gegaan. Verder loopt verdachte nog in een proeftijd voor een straatroof. Voor deze veroordeling heeft verdachte door geprocedeerd tot en met de Hoge Raad, maar is hij onherroepelijk veroordeeld waarvan 85 dagen voorwaardelijk openstaan. Ook heeft verdachte een taakstraf voor afpersing en is hij veroordeeld voor een overval op een winkel en een mishandeling. Geconcludeerd kan worden is dat verdachte op meerdere manieren een recidivist is. Het feit waar verdachte in deze zaak van wordt verdacht moet ook worden gezien als een vermogensdelict. Het motief om dit feit te plegen is helder: snel geld verdienen. Om die reden moeten verdenkingen van, schorsingen voor proeftijden in feiten zoals een 311, 312, 317 maar ook witwassen en dergelijke als relevante recidive worden gezien. De Rechter-Commissaris is meegegaan in deze redenering, gelet op het bevel inbewaringstelling dat is afgegeven.
Hoe verhoudt het zijn van een recidivist tot de geformuleerde strafeis? Een standaard strafeis is een gevangenisstraf van 4 maanden. Voor een recidivist is dat 5 tot 6 maanden gevangenisstraf en voor het medeplegen geldt een strafverhoging van 1/3. Voor deze verdachte hebben we niet dubbelop geteld. Feit blijft dat er aan verdachte een stevig signaal moet worden afgegeven en er daarom een fikse jeugddetentie wordt gevorderd.
Naast de gevangenisstraf wordt een maatregel 38v WvSr voor de duur van drie jaar gevorderd. Een dadelijk uitvoerbaar locatieverbod voor alle havens in Nederland. Deze maatregel wordt niet in elke zaak opgelegd omdat gelet op artikel 138aa WvSr de maatregel mogelijk overbodig zou zijn. Het opleggen van deze maatregel heeft echter wel een toegevoegde waarde nu er geen sprake is van een slachtofferloos delict. Directe slachtoffers zijn de havenbedrijven die extra beveiligingsmaatregelen moeten nemen en waarvan het hele bedrijfsproces wordt lamgelegd. Ook wordt bij afwijzing van de maatregel voorbijgegaan aan het feit dat de op de plattegronden aangeduide gebieden, waarop de maatregel van toepassing zou moeten zijn, niet één op één samenvallen met terreinen waarop artikel 138aa WvSr ziet, mar ook ziet op de toegangswegen richting de verschillende havengebieden. Dit maakt het voor de politie mogelijk om ook op te treden als een veroordeelde zich nabij een verboden terrein bevindt maar de delictsomschrijving van artikel 138a WvSr nog niet heeft vervuld. Met de vrijheidsbeperkende maatregel wordt naast de bescherming van de havenbedrijven en hun medewerkers voorkomen dat verdachte het opnieuw doet. De maatregel vormt een beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte, maar betreft geen locatieverbod voor het centrum van Rotterdam. Het is een gebiedsverbod voor een besloten haventerrein dat op drie kwartier rijden ligt van het centrum. Daar hoeft verdachte in principe niks van te merken nu hij daar niets te zoeken heeft. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, wordt verzocht de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitieeist samengevat als volgt. Hij acht het ten laste gelegde feit bewezen en vordert dat de verdachte wordt veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar. Verder vordert hij, dadelijk uitvoerbaar, oplegging van een artikel 38v WvSr maatregel, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod, voor de duur van drie jaar waarbij geldt dat als verdachte deze maatregel overtreedt 2 weken hechtenis per overtreding volgt met een maximum van 6 maanden.
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
De officier van justitie legt de vordering over.
De officier van justitie vordert de gevangenhouding van de verdachte op grond van het recidivegevaar.
De raadsmanvoert het woord tot verdediging en merkt op:
De vraag is of het wettig en overtuigend bewezen kan worden wat verdachte ten laste is gelegd. Op basis van het procesdossier moet worden vastgesteld of verdachte op het terrein van Kramer Groep is geweest. Soms heb je wel de overtuiging maar ontbreekt het wettig bewijs. Op basis van één enkel bewijsmiddel kun je immers niet komen tot een bewezenverklaring. De vraag is of er in deze zaak voldoende bewijs is. Verdachte ontkent op het haventerrein te zijn geweest. Het is niet aan verdachte om te bewijzen dat hij niet op het haventerrein is geweest. Verdachte is om 04:12 uur aangehouden op de openbare weg. Bij de rechter-commissaris heeft verdachte toegelicht hoe hij op de openbare weg terecht is gekomen. Deze verklaring is op basis van het procesdossier niet uit te sluiten.
Op de camerabeelden worden zes personen gezien. De afgelopen weken zijn er heel veel personen bij de haventerreinen aangehouden. Er kunnen dus ook heel goed andere personen hebben rondgelopen. Op basis van dit procesdossier is het te kort door de bocht om vast te stellen dat verdachte op het haventerrein is geweest. De camerabeelden zijn niet dusdanig specifiek dat verdachte door herkenning is aan te wijzen. Het enige dat vastgesteld kan worden is dat er een aantal personen op het haventerrein zijn geweest. Op het haventerrein is ook niks aangetroffen dat herleidbaar is naar verdachte. Zo is bijvoorbeeld op de gevonden betonschaar ook geen DNA van verdachte aangetrokken, is er geen onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte en met de medeverdachten is geen enkele link. Het is op dit moment slechts een aanname dat een invuloefening is geworden. Dat is niet toegestaan op basis van de wet. Geconcludeerd moet worden dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is waardoor verdachte moet worden vrijgesproken.
Voor zover de politierechter niet tot vrijspraak komt moet er naar de strafmaat worden gekeken. De officier van justitie is uitgebreid geweest in het benoemen van allerlei cijfers. Uiteindelijk moet gewoon de lijn van het Hof Den Haag gevolgd worden. Waarbij verdachte moet worden aangemerkt als een first offender. Ook voor vervelende jongens, zoals verdachte, moet voor dit soort feiten een gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank kan het daar wel niet mee eens zijn maar het is de lijn van het Hof dat gevolgd moet worden. Dit probleem moet bij de wortel worden aangepakt waarbij hier geldt dat er een passende straf moet worden opgelegd.
De medeverdachten, allemaal van dezelfde leeftijd, horen fors lagere eisen van de officier van justitie. Verdachte is ook licht verstandelijk beperkt en heeft in voldoende mate een rugzak. Verder is een brief van de begeleider van verdachte overgelegd. Uit deze brief blijkt dat verdachte het niet makkelijk heft gehad. Het is een kwetsbare jongen die eindelijk begeleiding heeft. De vraag is of verdachte baat heeft op zeven maanden gevangenisstraf. Als hij langer dan dertig dagen vast komt te zitten raakt hij bijvoorbeeld zijn woonplek kwijt. Op het moment dat verdachte dan vrijkomt heeft hij geen dak boven zijn hoofd en is de kans op recidive alleen maar verhoogd. Als er een gevangenisstraf wordt opgelegd wordt verzocht deze gelijk te stellen aan de voorlopige hechtenis dan wel maximaal 28 dagen zodat verdachte zijn woonplek niet verliest, hij de cursus waar hij voor opgegeven is kan volgen en het schuldhulpverleningstraject kan voortzetten.
Voor wat betreft de artikel 38v WvSr maatregel is niet nodig op grond van artikel 138aa WvSr. Dat de hele bedrijfsvoering wordt lamgelegd zie ik nergens terug. Misschien moet er gewoon meer beveiliging in de haven komen. In dit geval is het niet van toegevoegde waarde om het op te leggen.
Met betrekking tot de tenuitvoerlegging geldt hetzelfde als hierboven uiteen is gezet. De officier van justitie vraagt ten uitvoerlegging. Dit kan ook op een andere manier worden opgelost. De ten uitvoerlegging kan bijvoorbeeld worden omgezet naar een taakstraf. We moeten kijken naar hoe we recidive kunnen voorkomen. Als verdachte de taakstraf dan uiteindelijk niet uitvoert weten we allemaal dat hij gewoon de vervangende hechtenis moet gaan uitzitten.
De verdachtekrijgt het laatste woord.
Hij verklaart: ik sta volledig achter wat mijn raadsman heeft gezegd. Ik heb geen strafbaar feit gepleegd. In het procesdossier zit niks waaruit blijkt dat ik dit heb gedaan. Als ik naar de gevangenis moet, komt alles dat ik heb opgebouwd te vervallen.
De politierechtersluit het onderzoek en zegt meteen mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechterspreekt het vonnis uit
.
Aantekening van het mondeling vonnis