ECLI:NL:RBROT:2024:7410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/680381 / FA RK 24-4315
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging voorlopige voorzieningen in een echtscheidingszaak met betrekking tot minderjarigen en alimentatie

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 6 augustus 2024, wordt de wijziging van voorlopige voorzieningen in een echtscheidingszaak behandeld. De man en vrouw, die op 20 augustus 2007 zijn gehuwd, hebben vier minderjarige kinderen. De vrouw is sinds 23 mei 2024 in voorlopige hechtenis wegens verdenking van het voorbereiden van een moordaanslag op de man. De rechtbank heeft eerder voorlopige voorzieningen getroffen, waaronder de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw en een kinderalimentatie van de man aan de vrouw.

De rechtbank constateert dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking aanzienlijk zijn veranderd. De vrouw is feitelijk niet in staat om voor de kinderen te zorgen, en de man heeft om wijziging van de voorlopige voorzieningen verzocht. De rechtbank oordeelt dat de toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw niet in stand kan blijven en wijst het verzoek van de man om de kinderen aan hem toe te vertrouwen af, omdat er nog een kinderbeschermingsonderzoek loopt.

Wat betreft de zorgregeling wordt de invulling aan de jeugdbeschermer overgelaten, en de rechtbank wijzigt de kinderalimentatie op basis van de afspraken tussen partijen. De man krijgt toestemming om onder begeleiding van de tante van de vrouw zijn spullen uit de echtelijke woning op te halen. De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/680381 / FA RK 24-4315
Beschikking van 6 augustus 2024 over voorlopige voorzieningen (wijziging)
in de zaak van:
[naam man], hierna: de man,
met een briefadres in [plaats 1] ,
advocaat mr. E.M. van Veen te Gorinchem,
t e g e n
[naam vrouw], hierna: de vrouw,
wonende te [woonplaats] , verblijvende in [naam verblijfplaats] te [plaats 2] ,
advocaat mr. B.J. Bal te Ridderkerk.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de man, ingekomen op 10 juni 2024;
  • het verweerschrift van de vrouw van 4 juli 2024.
Buiten de toegestane termijn is het volgende stuk overgelegd:
- het bericht met producties van de man, ingekomen op 12 juli 2024.
De rechtbank heeft aan het begin van de mondelinge behandeling beslist dit stuk buiten beschouwing te laten.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 16 juli 2024. Daarbij zijn verschenen:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de vrouw;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] ;
  • de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West (hierna: de GI), vertegenwoordigd door [persoon B] en [persoon C] .
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man haar spreekaantekeningen overgelegd.
1.4.
De minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Beiden hebben hier geen gebruik van gemaakt.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn op 20 augustus 2007 met elkaar gehuwd.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2006 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2008 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2021 te [geboorteplaats] .
2.3.
De man heeft inmiddels een verzoek tot echtscheiding gedaan, bekend onder zaaknummer C/10/675379 / FA RK 24-1937.
2.4.
Bij beschikking van 23 april 2024 is in het kader van het treffen van voorlopige voorzieningen – kort samengevat – het volgende bepaald:
  • de vrouw is bij uitsluiting gerechtigd tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] te Gorinchem;
  • de minderjarigen [voornaam minderjarige 1] , [voornaam minderjarige 2] , [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] worden aan de vrouw toevertrouwd;
  • de invulling van de zorgregeling tussen de man en [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] wordt aan Coach-Point overgelaten. Ook is aandacht nodig voor de vraag of [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] ruimte hebben voor contactherstel met de man;
  • een kinderalimentatie door de man aan de vrouw te voldoen van € 197,- per maand per kind.

3.De beoordeling

3.1.
Stand van zaken met betrekking tot het gezin
3.1.1.
Sinds het treffen van de voorlopige voorzieningen op 23 april 2024, is er behoorlijk wat veranderd voor elk gezinslid en de rechtbank realiseert zich dat dit “zacht is uitgedrukt”. De rechtbank acht het nodig om eerst de situatie van alle gezinsleden kort te schetsen voordat de zaak verder inhoudelijk zal worden behandeld.
De vrouw zit sinds 23 mei 2024, met een korte onderbreking, vast wegens verdenking tot het voorbereiden van een moordaanslag op de man. Na de behandeling van het verzoek wijziging voorlopige voorzieningen zal bij de rechtbank Rotterdam een zitting plaatsvinden over de vraag of de vrouw al dan niet vrij komt.
Ten aanzien van de man zijn omwille van zijn veiligheid beschermingsmaatregelen getroffen, waarbij hem tijdelijk een “schoon” huis en “schone” auto zijn verstrekt. De situatie is inmiddels stabiel en veilig bevonden. De man is nu woonachtig bij zijn vriendin.
[voornaam minderjarige 1] heeft sinds zijn moeder is opgepakt, steeds met een volwassene, in de echtelijke woning gezorgd voor zijn twee zusjes. Sinds ongeveer twee weken verblijft hij bij de oma van zijn vriendin.
[voornaam minderjarige 2] wordt net als de vrouw mede verdacht van het voorbereiden van een moordaanslag op de man. Sinds de verdenking bij de politie speelt, is [voornaam minderjarige 2] op 23 mei 2024 in voorlopige hechtenis gezet. Hij verblijft nu in de [naam PI] te [plaats 3] .
[voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] zijn voorlopig onder toezicht gesteld. De twee meisjes verblijven nu in een crisispleeggezin. Vanaf 3 augustus 2024 worden zij samen geplaatst in een pleeggezin in Goes, daar kunnen de meisjes blijven zolang het kinderbeschermingsonderzoek loopt. Na afronding van het onderzoek, dat naar alle waarschijnlijkheid ook ziet op [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , is het doel zo spoedig mogelijk voor alle kinderen duidelijk te hebben waar zij op hun plek zijn. De beschikking waarbij de voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken was op 16 juli 2024 nog niet beschikbaar.
3.2.
Wijziging
3.2.1.
Op grond van artikel 824 lid 2 Rv kan een beschikking houdende voorlopige voorzieningen als bedoeld in artikel 822 Rv, op verzoek van de echtgenoten of van één van hen door de rechtbank worden gewijzigd of ingetrokken, als de omstandigheden na de dagtekening van de beschikking in zodanige mate zijn gewijzigd of als bij het geven van die beschikking in zodanige mate van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan, dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening niet in stand kan blijven.
3.2.2.
Partijen zijn het eens dat er gewijzigde omstandigheden zijn. De rechtbank deelt dit standpunt met partijen en beschouwt de wijziging van omstandigheden dan ook als vaststaand.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord in hoeverre – gelet op de mate van wijziging – de eerder getroffen voorlopige voorziening al dan niet in stand kan blijven. Dit zal de rechtbank hieronder per getroffen voorlopige voorziening afzonderlijk beantwoorden.
3.3.
Toevertrouwing van de minderjarigen
3.3.1.
De man verzoekt alle vier de minderjarigen aan hem toe te vertrouwen. De vrouw verweert zich tegen dit verzoek. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat, alle betrokken belangen in aanmerking genomen, de voorziening, waarbij de minderjarigen aan de vrouw zijn toevertrouwd, niet in stand kan blijven. De vrouw is immers op dit moment feitelijk niet in staat om de minderjarigen te verzorgen. Onduidelijk is hoe lang zij nog vast blijft zitten. Voor zover uit de raadkamer volgt dat de vrouw weer op vrije voeten komt, dan nog is voor de rechtbank niet duidelijk in hoeverre de vrouw gelijk weer in staat is de zorg voor de vier minderjarigen op zich te nemen. Vervolgens dient beoordeeld te worden of het verzoek van de man om de vier minderjarigen aan hem toe te vertrouwen dient worden toegewezen. De rechtbank zal het verzoek van de man afwijzen. Uit de beschikking voorlopige voorzieningen waarvan wijziging wordt verzocht, blijkt ten aanzien van de jongens dat er eerst contactherstel zou moeten plaatsvinden en ten aanzien van de meisjes dat Coach-point betrokken zou worden bij de invulling van het contact. Oftewel, op basis van de beschikking en voorafgaand aan de wijziging van omstandigheden was er geen sprake van een situatie waarbij de vier minderjarigen ook bij de man verbleven zoals kinderen gebruikelijk in een gezin opgroeien. Ook wat de man betreft is de rechtbank onvoldoende duidelijk of de man de zorg voor de vier minderjarigen kan dragen, zeker ook gelet op het roerige gezinsverleden waarbij er zorgen waren over de veiligheid van de minderjarigen in de contacten met de man. Bovendien vindt er op dit moment een kinderbeschermingsonderzoek plaats met als doel zo spoedig voor alle kinderen duidelijk te verkrijgen waar zij op hun plek zijn. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarigen is om de uitkomsten van dit onderzoek af te wachten en tot die tijd geen nieuwe ordemaatregelen ten aanzien van de minderjarigen te treffen. De rechtbank zal het verzoek niet aanhouden in afwachting van de onderzoeksresultaten. Het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure leent zich daar niet voor. Dat betekent dat de vier minderjarigen aan geen van beide ouders worden toevertrouwd. Zo nodig kan de partij die daar belang bij heeft opnieuw een procedure starten.
3.4.
Zorgregeling
3.4.1.
De man verzoekt de zorgregeling aan de jeugdbescherming over te laten die in het kader van ondertoezichtstelling van de minderjarigen is aangesteld. Tijdens de mondelinge behandeling is aangegeven dat het verzoek van de man ziet op de zorgregeling tussen de ouders en de minderjarigen. De vrouw voert verweer. Zij vindt het passender – niet via de kinderrechter – maar in een breed overleg met alle betrokkenen te kijken wat in het belang van de kinderen is ten aanzien van het hebben van contact.
3.4.2.
In de eerder getroffen voorlopige voorziening met betrekking tot de zorgregeling was de invulling ten aanzien van de meisjes aan Coach-Point overgelaten. Gebleken is dat Coach-Point niet meer betrokken is. De jeugdbeschermer heeft de begeleiding overgenomen. Dit betreft een tijdelijke situatie. De jeugdbeschermer heeft het expertteam benaderd met het verzoek een instantie te zoeken die voor alle kinderen de contacten kunnen faciliteren. Het liefst draagt de jeugdbeschermer dit over aan één instantie. Daarbij is tijdens de mondelinge behandeling door de raad benadrukt dat het belangrijk is voor de minderjarigen te weten wanneer zij onderling, dus de broers en zussen, contact met elkaar kunnen hebben. Beide partijen steunen de wijze waarop de contacten op dit moment worden begeleid en ook het punt dat de jeugdbeschermer zoekt naar een geschikte instantie om de begeleiding straks aan over te dragen. De rechtbank zal dit dan ook opnemen, onder wijziging van de eerder getroffen voorlopige voorziening, zoals blijkt hieronder bij de beslissing.
3.5.
Onderhoudsbijdrage
3.5.1.
De man verzoekt te bepalen dat hij met ingang van 1 juni 2024 geen kinderalimentatie meer hoeft te voldoen. De vrouw verweert zich.
Gebleken is dat partijen het eens zijn dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Alsook dat nu de vrouw geen kosten voor de kinderen maakt er ook geen verplichting tot betalen van kinderalimentatie bestaat. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het uiteindelijk eens geworden. De rechtbank zal de afspraak die partijen over de gewijzigde kinderalimentatie zijn overeengekomen hieronder bij de beslissing opnemen.
3.6.
Woning
3.6.1.
De man verzoekt te bepalen dat hij met uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw voert verweer. Tijdens de mondelinge behandeling na toelichting van partijen over en weer lijkt dit verzoek van de man meer ingegeven door het volgende. De man wil kunnen regelen dat hij spullen, meer specifiek de urn van zijn moeder en zijn kleding, uit de echtelijke woning kan halen. Als de voorlopige voorziening in stand blijft en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toegekend blijft, terwijl op dit moment de vrouw feitelijk geen gebruik van de echtelijke woning maakt, dan is het voor de man onmogelijk om deze spullen uit de echtelijke woning te halen. Bovendien vindt de man het belangrijk de echtelijke woning “verkoopklaar” te maken, daarbij denkt hij aan de woning opruimen en de tuin onderhouden zodat een makelaar vervolgens representatieve foto’s kan maken voor de verkoop van de echtelijke woning, althans dat dit verkoopproces in gang kan worden gezet. Het gaat de man niet zo zeer om het bewonen van de echtelijke woning. Gebleken is dat hij elders onderdak heeft maar wel hecht hij aan het belang het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegekend te krijgen vanwege de hiervoor aangehaalde punten. De advocaat van de vrouw heeft aangegeven het geen bezwaar te vinden dat de man onder begeleiding de urn van zijn moeder en zijn kleding ophaalt. Gedacht wordt als begeleiding aan de tante van de vrouw, [persoon D] , hierbij te betrekken. Wat de verkoop van de echtelijke woning betreft merkt de advocaat van de vrouw op dat de vrouw inmiddels ook de echtelijke woning wil verkopen. Voorheen zat de vrouw in volledige beperking en kon zij verder geen actie ondernemen om de verkoop van de echtelijke woning in gang te zetten. Daar is inmiddels verandering in gekomen nu de beperkingen eraf zijn. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden maar de door de man aangevoerde punten vindt de rechtbank niet dermate zwaarwegend om tot wijziging van de eerder getroffen voorlopige voorziening over te gaan. De door de man aangevoerde argumenten zijn onvoldoende om te concluderen dat hij meer belang dan de vrouw heeft bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Daarbij speelt mee dat de man elders onderdak heeft. Dit geldt voor de vrouw niet, hetgeen de rechtbank wel van belang vindt op het moment dat zij weer vrijkomt. Verder is van belang, zodra de vrouw in de echtelijke woning is teruggekeerd, dat zij zich kan inzetten om de verkoop van de echtelijke woning in gang te zetten. Duidelijk is geworden dat ook de vrouw zich – net als de man – inmiddels op het standpunt stelt dat de noodzaak tot verkoop er is. In overleg kunnen partijen verder bekijken hoe zij de verkoop van de echtelijke woning verder in gang gaan zetten. Daarover kan de rechtbank in het kader van voorlopige voorziening verder geen beslissing nemen. Een dergelijke beslissing behoort niet thuis onder het treffen van een ordemaatregel. De rechtbank gaat over tot afwijzen van het verzoek van de man en laat dus de eerder getroffen voorlopige voorziening ten aanzien van de woning in stand. Echter zal de rechtbank wel opnemen dat partijen hebben afgesproken dat de man onder begeleiding, in ieder geval niet zijnde de vrouw, de urn van zijn moeder en zijn kleding in de echtelijke woning kan ophalen.
3.7.
Proceskosten
3.7.1.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de beschikking van 23 april 2024 met betrekking tot de toevertrouwing van de vier minderjarigen aan de vrouw, luidend dat deze ordemaatregel niet in stand blijft en wijst daarnaast af het verzoek van de man om de vier minderjarigen aan hem toe te vertrouwen;
4.2.
wijzigt de beschikking van 23 april 2024 met betrekking tot de zorgregeling en neemt op de afspraak die partijen over de voorlopige zorgregeling hebben gemaakt, in die zin dat de invulling van de zorgregeling aan de jeugdbeschermer wordt overgelaten met de mogelijkheid om daarvoor een derde partij in te schakelen;
4.3.
wijzigt de beschikking van 23 april 2024 met betrekking tot de kinderalimentatie en neemt op de onderlinge afspraak van partijen die zij hierover verder hebben gemaakt, luidend:
  • de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 2] tot 1 juni 2024, indien en voor zover de man na die datum ten behoeve van [voornaam minderjarige 2] kinderalimentatie heeft betaald, dient dit bedrag aan de man te worden terugbetaald;
  • de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] tot 1 juli 2024, indien en voor zover de man na die datum ten behoeve van [voornaam minderjarige 3] en [voornaam minderjarige 4] kinderalimentatie heeft betaald, dient dit bedrag aan de man te worden terugbetaald;
  • toekomstige kosten zullen voldaan worden met de kinderbijslag en anders naar rato van draagkracht, berekent volgens de gebruikelijke uitgangspunten van het Rapport Alimentatienormen;
4.4.
neemt op de afspraak van partijen dat de man in de gelegenheid wordt gesteld de echtelijke woning onder begeleiding van de tante van de vrouw te betreden, zodat de man de urn van zijn moeder en zijn kleding uit de echtelijke woning kan ophalen;
4.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
4.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.L. Raphael, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. M.J. Vrolijk-Kronbichler, griffier, op 6 augustus 2024.