ECLI:NL:RBROT:2024:7379

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2024
Publicatiedatum
10 augustus 2024
Zaaknummer
11178394 CV EXPL 24-16485
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en betaling huurachterstand in huurzaak tussen Stichting Havensteder en [persoon A]

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Havensteder en [persoon A] betreffende een huurachterstand en de ontbinding van de huurovereenkomst. Stichting Havensteder, eiseres in conventie, heeft [persoon A] aangeklaagd vanwege een huurachterstand van € 5.319,43 en heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. [persoon A] heeft de huurachterstand erkend, maar heeft in reconventie een vergoeding geëist voor verbeteringen aan het gehuurde en een beroep gedaan op verrekening met de waarborgsom.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [persoon A] een huurachterstand van € 3.805,25 heeft en heeft de ontbinding van de huurovereenkomst toegewezen, omdat de huurachterstand ernstig genoeg was. [persoon A] is veroordeeld om het gehuurde binnen 14 dagen te ontruimen en een gebruiksvergoeding van € 900,75 per maand te betalen tot de ontruiming. Daarnaast is [persoon A] veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 1.200,- en incassokosten van € 314,18. De rente over de huurachterstand is afgewezen, maar de rente over de lopende huurtermijnen is toegewezen.

De tegeneis van [persoon A] is afgewezen omdat deze niet onderbouwd was. Tevens is [persoon A] veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder zijn begroot op € 1.138,05. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11178394 CV EXPL 24-16485
datum uitspraak: 9 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. G. Meijerink,
tegen
[persoon A] ,
voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] ,
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘ [persoon A] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
[persoon A] huurt van Havensteder de kantoorruimte aan de [adres] in Rotterdam. Er is een huurachterstand ontstaan. Havensteder eist daarom dat de kantonrechter [persoon A] veroordeelt om aan haar € 5.319,43 te betalen, met rente en proceskosten, zoals in de dagvaarding van 21 juni 2024 staat. Ook eist Havensteder dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen de partijen ontbindt, [persoon A] veroordeelt om het gehuurde te ontruimen, en om iedere maand vanaf juli 2024 € 900,75 met rente te betalen tot en met de dag van ontruiming en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaart.
1.2.
[persoon A] heeft gereageerd op de dagvaarding en de eis erkend. Zij heeft als eis in reconventie (tegeneis) ingediend dat zij een vergoeding wil ontvangen voor verbeteringen die zij in het gehuurde heeft aangebracht. Verder doet zij een beroep op verrekening van de huurachterstand met de waarborgsom.

2.De beoordeling

[persoon A] moet een huurachterstand van € 3.805,25 betalen
2.1.
[persoon A] heeft niet aangegeven dat de hoogte van de huurachterstand niet klopt. Daarom wordt de geëiste huurachterstand van € 3.805,25 toegewezen op basis van de feiten die in de dagvaarding staan. Dat is de huurachterstand berekend tot en met de maand juni 2024.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.2.
De kantonrechter mag een huurovereenkomst alleen ontbinden als de huurachterstand ernstig genoeg is (artikel 6:265 BW). Meestal zal een achterstand van meer dan twee maanden genoeg zijn, maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. Van belang is bijvoorbeeld of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1] Gelet op alle omstandigheden in deze zaak, waaronder begrepen de hoogte van de huurachterstand van ruim vier maanden, wijst de kantonrechter de gevraagde ontbinding toe.
[persoon A] moet het gehuurde ontruimen en een gebruiksvergoeding betalen
2.3.
Omdat de huurovereenkomst wordt ontbonden, moet [persoon A] het gehuurde met al haar spullen verlaten. Dat moet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [persoon A] een gebruiksvergoeding van € 900,75 per maand betalen (artikel 7:225 BW).
[persoon A] moet een contractuele boete betalen
2.4.
[persoon A] heeft niet weersproken dat zij de huur over de maanden maart tot en met juni 2024 niet (tijdig) heeft betaald. Op grond van artikel 23.2 van de algemene huurvoorwaarden is zij over deze periode daarom een boete van € 1.200,- verschuldigd (4 maanden × € 300,-).
[persoon A] moet incassokosten van € 314,18 betalen
2.5.
De incassokosten van € 314,18 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[persoon A] moet een deel van de geëiste rente betalen
2.6.
De rente over de huurachterstand wordt afgewezen. Er geldt een boetebeding dat het karakter heeft van een (gefixeerde) schadevergoeding. Artikel 6:92 lid 2 BW bepaalt dat de boete in de plaats treedt van een schadevergoeding op grond van de wet. Partijen kunnen afspreken dat boete en schadevergoeding naast elkaar verschuldigd zijn, maar daarvan is niet gebleken. Havensteder kan daarom alleen aanspraak maken op de boete.
2.7.
De rente over de lopende huurtermijnen vanaf juli 2024 tot het moment van ontbinding van de huurovereenkomst wordt wel toegewezen, met dien verstande dat [persoon A] over de lopende termijnen pas de wettelijke rente verschuldigd is, voor zover zij met betaling van een termijn in verzuim komt.
De tegeneis van [persoon A] wordt afgewezen
2.8.
[persoon A] heeft haar tegeneis niet onderbouwd. Aangezien zij de kantonrechter tijdens de rolzitting op 11 juli 2024 uitdrukkelijk heeft verzocht de zaak niet aan te houden, wordt zij niet in de gelegenheid gesteld dit alsnog te doen. Gelet op het voorgaande wordt de tegeneis afgewezen.
[persoon A] moet de proceskosten betalen
2.9.
[persoon A] moet zowel in conventie als in reconventie de proceskosten betalen, omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). In conventie begroot de kantonrechter deze kosten aan de kant van Havensteder op € 140,05 aan dagvaardingskosten, € 524,- aan griffierecht, € 339,- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.138,05. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. In reconventie begroot de kantonrechter de proceskosten aan de kant van Havensteder op nihil, omdat Havensteder in het kader van deze eis geen proceshandelingen heeft verricht. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Havensteder dat eist en [persoon A] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen de partijen en veroordeelt [persoon A] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] in Rotterdam te ontruimen en de sleutels bij Havensteder in te leveren;
3.2.
veroordeelt [persoon A] om aan Havensteder te betalen € 5.319,43 in totaal aan huurachterstand tot en met juni 2024, contractuele boete over de periode vanaf maart 2024 tot en met juni 2024 en buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [persoon A] aan Havensteder te betalen € 900,75 per maand, met ingang van de maand juli 2024 tot en met de dag dat het gehuurde is ontruimd, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op € 1.138,05 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie
3.5.
veroordeelt [persoon A] in de proceskosten, die aan de kant van Havensteder worden begroot op nihil;
in conventie en in reconventie
3.6.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810.