Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon B] ,
[persoon C],
1.[persoon B] ,
[persoon C],
1.De procedure
in de hoofdzaak
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 19 april 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken, alsmede het vonnis van 7 juni 2023 houdende een afwijzing van het herstelverzoek van [persoon A] aangaande het vonnis in het incident;
- de brief namens [persoon B] c.s. met daarin het verzoek om extra spreektijd in te plannen tijdens de mondelinge behandeling;
- de akte houdende overlegging nadere producties in de hoofdzaak van [persoon B] c.s. van 24 augustus 2023, met producties 22 tot en met 27;
- de (gevoegde) mondelinge behandeling van 24 augustus 2023 en de ter gelegenheid daarvan overhandigde pleitaantekeningen van [persoon B] c.s. (in de hoofdzaak);
- de akte indiening producties en wijziging van eis in de hoofdzaak van [persoon A] van 20 september 2023, met producties 28 tot en met 34;
- de akte houdende overlegging nadere producties in de hoofdzaak van [persoon B] c.s. van 20 september 2023, met producties 28 tot en met 30;
- de akte houdende overlegging nadere producties in de hoofdzaak van [persoon B] c.s. van 4 oktober 2023, met producties 31 tot en met 33;
- de voortzetting (gevoegde) mondelinge behandeling van 27 oktober 2023 en het hiervan opgemaakte proces-verbaal en de door [persoon A] ter zitting overhandigde nieuwste versie van het constateringsrapport van de gemeente;
- het verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal van [persoon B] c.s. van 15 november 2023;
- de reactie van de rechtbank van 16 november 2023 met afwijzing van het verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal;
- de brieven van [persoon B] c.s. van 18 december 2023 met een verzoek tot aanhouding in de hoofdzaak, nadat de roldatum (om eventueel een nadere conclusie/akte te nemen) was vervroegd van 27 december 2023 naar 20 december 2023 in verband met de feestdagen, subsidiair het verzoek om gelijktijdig in de hoofd- en vrijwaringszaak vonnis te wijzen;
- de brief van [persoon A] van 19 december 2023 houdende bezwaar tegen het verzoek tot aanhouding van [persoon B] c.s.;
- de reactie van de rechtbank van 20 december 2023 (in de hoofd- en vrijwaringszaak) met daarin een afwijzing van het verzoek tot aanhouding en aankondiging dat zowel de hoofd- als de vrijwaringszaak naar de rol van 31 januari 2024 worden verwezen voor het wijzen van vonnis;
- het B-formulier wijziging advocaat naar mr. M. Evadgian van [persoon B] c.s. van 31 januari 2024.
- de dagvaarding tot oproeping in vrijwaring van 22 mei 2023, met producties 1 tot en met 18;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring, met productie 1;
- de brief namens [persoon B] c.s. met daarin het verzoek om extra spreektijd in te plannen tijdens de mondelinge behandeling;
- de akte houdende overlegging nadere producties in de vrijwaringszaak van [persoon B] c.s. van 24 augustus 2023, met producties 19 tot en met 24;
- de (gevoegde) mondelinge behandeling van 24 augustus 2023 en de ter gelegenheid daarvan overhandigde pleitaantekeningen van [persoon B] c.s. (in de vrijwaringszaak) en van [naam VOF] ;
- de akte eiswijziging in de vrijwaringszaak van [persoon B] c.s. van 27 oktober 2023;
- het verzoek tot aanpassing van het proces-verbaal van [persoon B] c.s. van 15 november 2023;
9. Diversen
3.Het geschil in de hoofdzaak
4.Het geschil in de vrijwaringszaak
5.De beoordeling
De zaken in het kort
tenzij[persoon B] c.s. niet hadden hoeven te begrijpen dat vanwege de illegale verbouwing [persoon A] van de koop van de woning (onder de overeengekomen voorwaarden) zou hebben afgezien (art. 6:228 lid 1 sub 3 BW). [persoon B] c.s. hebben niet aangevoerd dat zij dat niet hadden hoeven te begrijpen.
nietalle ingrepen gelegaliseerd zouden kunnen worden. Zij waren zich toen (dus) ook bewust van de ernst van de mogelijke gevolgen van een illegale verbouwing.
de eigenaar van het pandop grond van artikel 5:1 lid 2 Awb wordt aangemerkt als overtreder.
10.506,00(3 punten × tarief € 3.502)
potentiëlekoper de mededeling hadden moeten doen dat de woning illegaal was verbouwd, gaat de stelling van [naam VOF] reeds daarom dus niet op. En voorts valt niet in te zien, en stelt [naam VOF] ook niet, wat het schenden van de mededelingsplicht door [persoon B] c.s. jegens [persoon A] (waarvan naderhand wel sprake was, na het bezoek van de gemeente aan het pand in bijzijn van [persoon B] ) afdoet aan de tekortkoming van [naam VOF] in de nakoming van haar verplichtingen jegens [persoon B] c.s. De vernietiging van de overeenkomst tussen [persoon A] en [persoon B] c.s. is niet aan de schuld van [persoon B] c.s. te wijten (waardoor de gevorderde schadevergoeding van [persoon A] in de hoofdzaak ook is afgewezen (zie 5.29)).
de eigenaarvan het pand op grond van artikel 5:1 lid 2 Awb wordt aangemerkt als overtreder. Waarom het [naam VOF] , als toenmalige eigenaar, dan niet zou kunnen worden toegerekend dat zij aan [persoon B] c.s. een woning heeft verkocht en geleverd die niet overeenkomt met de monumentenstatus, alleen omdat (beweerd) een eerdere eigenaar al aanpassingen heeft verricht die (ook) in strijd waren met de monumentenstatus, heeft [naam VOF] niet uitgelegd. Als professionele partij die, in de wetenschap van de monumentenstatus, de bedrijfsruimte ging verbouwen tot woning, had het juist op [naam VOF] ’s weg gelegen om eventuele door een eerdere eigenaar verrichte aanpassingen (in strijd met de monumentenstatus) te (trachten te) legaliseren, of te herstellen in de monumentale situatie tijdens de uit te voeren verbouwing, alvorens het appartement door te verkopen.
178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)