ECLI:NL:RBROT:2024:7359

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10/026278-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval onder invloed van alcohol met letsel en verlaten van de plaats van het ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 20 oktober 2022 een verkeersongeval heeft veroorzaakt te Oud-Beijerland. De verdachte reed onder invloed van alcohol met een snelheid van 118 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 80 km/u was. Hij overschreed een doorgetrokken streep en kwam frontaal in botsing met een tegemoetkomende auto, bestuurd door het slachtoffer, die hierdoor letsel opliep. Na de aanrijding verliet de verdachte de plaats van het ongeval, terwijl het slachtoffer bekneld zat in haar voertuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet, waaronder artikel 6, 7 en 8, en legde hem een taakstraf op van 180 uren, alsook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezinssituatie en zijn spijt over de gebeurtenissen. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/026278-23
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1987,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering feit 1
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel of van tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden. Het bewijs daarvan mag niet alleen worden gebaseerd op de verklaring van het slachtoffer, er moeten ook objectieve stukken zijn die daar steun aan bieden. De verdediging heeft ook verzocht de verdachte vrij te spreken van het subsidiair ten laste gelegde, omdat niet wordt voldaan aan het vereiste dubbel opzet als bedoeld in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat op 20 oktober 2022 op de provinciale weg N217 een aanrijding heeft plaatsgevonden, waardoor het slachtoffer [slachtoffer] letsel heeft opgelopen. De verdachte reed als bestuurder van een personenauto vanuit Oud-Beijerland in de richting Nieuw-Beijerland. Het slachtoffer reed op dezelfde weg in de tegenovergestelde richting. Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden op de rijstrook van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn auto de doorgetrokken streep overschreden en is op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer frontaal tegen de auto van het slachtoffer gebotst. De indicatieve snelheid van de verdachte was op het moment van de aanrijding minimaal 118 kilometer per uur, terwijl de toegestane maximumsnelheid 80 kilometer per uur bedroeg. De verdachte was op het moment van het ongeval onder invloed van alcohol. Na de botsing heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, terwijl het slachtoffer bekneld zat in haar auto. Kort daarna is hij teruggekomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij bekend is met de locatie van het ongeval en dat hij daar dagelijks langs kwam. Op zitting heeft hij verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft gezien en ook niet heeft afgeremd.
De hiervoor beschreven combinatie van gedragingen en verkeersovertredingen van de verdachte is zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. Daardoor heeft de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan het slachtoffer letsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht, anders dan de verdediging heeft betoogd, bewezen dat het letsel van het slachtoffer dusdanig was, dat dit tijdelijke verhindering in de uitoefening van haar normale bezigheden heeft meegebracht. Het slachtoffer heeft in oktober 2022 en augustus 2023 en op zitting verklaard dat zij door onder andere een breuk in haar voet beperkt was in het huishouden en de zorg voor haar kinderen. Gedurende zeven weken was zij afhankelijk van de ondersteuning van onder andere haar moeder en de laatste behandeling aan haar voet heeft in december 2022 plaatsgevonden. Deze verklaringen worden ondersteund door de FARR-verklaring, waaruit blijkt dat het slachtoffer een zwelling en bloeduitstorting had op haar linker kleine teen en dat in de linkervoet mogelijk een breuk zichtbaar was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het onder 1 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring feit 2 en 3 zonder nadere motivering
De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en de verdediging heeft zich ten aanzien daarvan gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, met voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, met voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Daarmee wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N217 Groeneweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door zeer onvoorzichtig en onoplettend
te rijden,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid van ongeveer 118 km/uur heeft gereden, zijnde een hogere
snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/u, -in een bocht naar rechts niet het verloop van de voor hem bestemde rijstrook heeft
gevolgd en
-een doorgetrokken streep heeft overschreden en
-op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer is gekomen,
en-vervolgens in botsing/aanrijding is gekomen met een hem tegemoet komende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer] , waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede, lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2
hij op 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 265 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
3
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche op/aan N217 Groeneweg, op 20 oktober 2022
de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 primair
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
feit 2
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (265 microgram);
feit 3
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994.
Ter zake van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde onderdelen is sprake van eendaadse samenloop.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door onder invloed van alcohol met een veel hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was te rijden, waarbij hij een doorgetrokken streep heeft overschreden en vervolgens op de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer in botsing met het slachtoffer is gekomen. De verdachte heeft na de botsing, terwijl het slachtoffer bekneld zat in haar auto, het plaats van het ongeval verlaten zonder zich te bekommeren om haar lot. Als gevolg van de botsing heeft het slachtoffer lichamelijk letsel opgelopen en heeft zij in ieder geval gedurende zeven weken geen huishoudelijke werkzaamheden kunnen doen. Dit zijn ernstige feiten. Uit de verklaring die het slachtoffer ter terechtzitting heeft afgelegd, blijkt dat zij doodsangsten heeft uitgestaan en dat het ongeval veel impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft.
De verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Op zitting is toegelicht dat hij een gezin heeft met vier jonge kinderen, waaronder een kind met diverse lichamelijke en verstandelijke beperkingen. Voor zijn gezin en voor het hoveniersbedrijf waarvan hij eigenaar is, heeft de verdachte zijn rijbewijs nodig.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. De rechtbank ziet in zijn houding en uitlatingen op de zitting dat de verdachte oprecht spijt heeft en dat hij inmiddels volledige verantwoordelijkheid neemt voor dat wat er is gebeurd. Gezien de ernst van de feiten zou in beginsel een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats zijn. De rechtbank zal daar echter van afzien, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder zijn werk en zijn gezinssituatie met een zorgbehoevend kind.
Alles afwegend vindt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste taakstraf van 180 uur en de voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, N217 Groeneweg, zich zodanig heeft
gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid van ongeveer 118 km/uur heeft gereden, zijnde een hogere
snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/u, en/of
(veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
-in een bocht naar rechts niet het verloop van de voor hem bestemde rijstrook heeft
gevolgd en/of
-een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of
-op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer is gekomen,
althans niet voldoende rechts heeft gehouden en/of
-(vervolgens) in botsing / aanrijding is gekomen met een hem tegemoet komende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer] ,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
gebroken voet, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N217
Groeneweg, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden door
-met een snelheid van ongeveer 118 km/uur te rijden, zijnde een hogere snelheid
dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/u, en/of
(veel) hoger dan ter plaatse verantwoord was en/of
-in een bocht naar rechts niet het verloop van de voor hem bestemde rijstrook te
volgen en/of
-een doorgetrokken streep te overschrijden en/of
-op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer te komen,
althans niet voldoende rechts te houden en/of
-(vervolgens) in botsing / aanrijding te komen met een hem tegemoet komende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer] ,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, N217
Groeneweg,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid van ongeveer 118 km/uur heeft gereden, zijnde een hogere
snelheid dan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80 km/u, en/of
(veel) hoger dan ter plaatse was verantwoord en/of
-in een bocht naar rechts niet het verloop van de voor hem bestemde rijstrook heeft
gevolgd en/of
-een doorgetrokken streep heeft overschreden en/of
-op de rijstrook bestemd voor het hem tegemoet komende verkeer is gekomen,
althans niet voldoende rechts heeft gehouden en/of
-(vervolgens) in botsing / aanrijding is gekomen met een hem tegemoet komende
personenauto, bestuurd door [slachtoffer] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;,
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij
een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 265 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram,
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn
( art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )
3
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was
geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche op/aan N217
Greoeneweg, op of omstreeks 20 oktober 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht,
in hulpeloze toestand werd achtergelaten
( art 7 lid 1 ahf/ond c Wegenverkeerswet 1994 )