ECLI:NL:RBROT:2024:7356

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10/236944-22 en 0/294058-23 (op de terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelicten met dodelijke afloop en herhaalde overtredingen

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige verkeersdelicten. De verdachte, geboren in 2000, heeft op 1 april 2022 als bestuurder van een personenauto een dodelijk ongeval veroorzaakt op het Stadionviaduct in Rotterdam. Door te hard te rijden en zijn rijgedrag niet aan te passen aan de winterse omstandigheden, raakte hij in een slip en botste frontaal op een tegemoetkomend voertuig, waarbij het slachtoffer om het leven kwam. De rechtbank oordeelt dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De verdachte heeft een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd gekregen, met een proeftijd van 2 jaar, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 1 jaar.

Daarnaast heeft de verdachte zich meer dan een jaar na het dodelijke ongeval opnieuw schuldig gemaakt aan verkeersdelicten, waaronder het rijden zonder geldig rijbewijs en het negeren van verkeerssignalen tijdens een achtervolging op 1 oktober 2023 in Capelle aan den IJssel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier weken geëist, maar de rechtbank heeft, rekening houdend met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van het eerdere ongeval, besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/236944-22 en 10/294058-23 (op de terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • in de zaak met parketnummer 10/236944-22: bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • in de zaak met parketnummer 10/294058-23: bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering inzake parketnummer 10/236944-22
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte integraal vrij te spreken. Daartoe is gesteld dat de verdachte weliswaar hard kwam aanrijden in de richting van het viaduct, maar dat hij pas enkele tientallen meters daarvoor zag dat de omstandigheden op het viaduct verraderlijk waren. Daarop heeft hij vaart verminderd. Bij het oprijden van het viaduct werd de verdachte verrast door de sneeuw op de weg, reed hij over een drempel, raakte in een slip en botste vervolgens frontaal op het voertuig van het slachtoffer. Er is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Er is ook geen sprake van het veroorzaken van gevaar op de weg in de zin van artikel 5 WVW. Daarvoor is ook relevant dat het ongeval mede door het verkeersgedrag van het slachtoffer is veroorzaakt. Die had beter op mogelijk tegemoetkomend verkeer moeten anticiperen door niet te hard te rijden en niet in te halen. Daarnaast is het de vraag of de verdachte het ongeval had kunnen voorkomen.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staat vast dat op 1 april 2022 een aanrijding heeft plaatsgevonden op het Stadionviaduct in Rotterdam, waarbij het slachtoffer [slachtoffer] om het leven is gekomen. De weg waar het ongeluk plaatsvond bestond uit één rijbaan, bestaande uit vier rijstroken: twee bestemd voor verkeer in de richting van de Coen Moulijnweg en twee voor verkeer in de richting van de Breeweg. De verdachte reed op één van de rijstroken aan de zuidelijke zijde van het Stadionviaduct in de richting van de Coen Moulijnweg. Het slachtoffer reed op de linker rijstrook van de noordelijke zijde van de rijbaan in de richting van de Breeweg.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat het ongeval zeer waarschijnlijk tussen 03:55:26 uur en 03:55:27 uur heeft plaatsgevonden en vermoedelijk is ontstaan door de combinatie van de bocht in de rijbaan vóór het viaduct, de winterse omstandigheden ten tijde van het ongeval en het niet afdoende aanpassen van het rijgedrag door de verkeersdeelnemers aan de ter plaatse geldende winterse omstandigheden. Op het moment van het ongeval was het buiten donker en was sprake van sneeuwval welke op het wegdek achterbleef. Code geel was van toepassing en er werd gewaarschuwd voor winterse buien en gladheid. Het verkeer werd ter hoogte van de overgang van de Breeweg naar het brugdek van het Stadionviaduct, in de rijrichting van de verdachte, bovendien gewaarschuwd voor gladheid bij vorst door middel van een verkeersbord. De verdachte is vermoedelijk door het gladde wegdek als gevolg van de sneeuwval in een slip geraakt en op de tegemoetkomende weghelft gekomen, waar hij frontaal tegen het voertuig van het slachtoffer is gebotst. Het slachtoffer droeg zeer waarschijnlijk geen autogordel en de airbags aan de bestuurderszijde van het voertuig ontbraken. Het slachtoffer is als gevolg van deze botsing ter plaatse overleden.
De verdachte heeft verklaard dat hij bekend was met de locatie van het ongeval en dat hij daar vaker reed. Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren hoe snel hij reed, maar dat hij snelheid verminderde voordat hij het viaduct opreed. Toen hij het viaduct opreed zag hij dat daar nog sneeuw op het wegdek lag en dat het daar “wat tricky begon te worden”. Uit de telefoongegevens van de verdachte blijkt dat de verdachte drie tot vier seconden voor het ongeval nog bijna 85 km per uur reed. Ter plaatse gold een maximum snelheid van 50 kilometer per uur.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid als bedoeld in artikel 6 WVW. De rechtbank leidt uit het snelhedenoverzicht af dat de verdachte harder heeft gereden dan toegestaan. De verdachte heeft dat ook niet betwist. De snelheid waarmee de verdachte reed was onder normale omstandigheden al te hoog, maar was gezien de winterse weersomstandigheden op dat moment in combinatie met de bocht in de rijbaan vóór het viaduct op die plek extra gevaarlijk. De verdachte zegt nog te hebben geremd, maar uit het overzicht blijkt dat ook in de twee seconden voor het ongeval nog een snelheid van 68 km/u werd behaald. Als gevolg daarvan was de verdachte toen hij de gevaarlijke (gladde) situatie op het viaduct eenmaal signaleerde niet meer in staat daarop te anticiperen zonder de controle over zijn auto te verliezen. Deze combinatie van gedragingen, het te hard rijden en zijn rijgedrag onvoldoende aanpassen aan wegsituatie ter plaatse met winterse omstandigheden, is naar zijn aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte op een aanmerkelijk onvoorzichtige wijze heeft gereden. De verdachte heeft een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering inzake parketnummer 10/294058-23
De onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend en de verdediging heeft ten aanzien daarvan geen verweer tot vrijspraak gevoerd. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, met voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/236944-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/294058-23 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/236944-22:
Hij op 1 april 2022 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, het Stadionviaduct, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- gelet op de wegsituatie (een bocht in die weg) en de
weersomstandigheden (sneeuwval) heeft gereden met een ter plaatse (te) hoge
snelheid, en
- in een slip is geraakt, en
- vervolgens terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het hem, verdachte,
tegemoet komende verkeer, en
- met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig frontaal is
opgebotst of aangereden tegen een hem over die rijstrook tegemoet komend ander
motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] , waardoor die [slachtoffer] werd gedood.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/294058-23:
1
Hij, op 1 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Pluvierstraat, zich
opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door tijdens een achtervolging:
- meerdere malen geen gevolg te geven aan verkeersaanwijzingen van daartoe op
grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door meerdere
stoptekens en bevelen te negeren en
- meerdere malen de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid te overschrijden door op een drukbezochte parkeerplaats, gelegen aan de Centrumpassage, ongeveer 55 km/u te rijden, althans harder dan 30 km/u, als gevolg waarvan meerdere personen opzij hebben moeten springen om een aanrijding met hem te voorkomen en
-
meerdere keren alvorens het af te slaan geen teken te geven met zijn richtingaanwijzer, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
2
Hij op 1 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer
categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg,
de Pluvierstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieën heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/236944-22
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/294058-23
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto te hard gereden en zijn rijgedrag onvoldoende aangepast aan de wegsituatie ter plaatse en de winterse omstandigheden van het moment. Daardoor heeft hij een ernstige aanrijding veroorzaakt waarbij het slachtoffer is komen te overlijden. Het slachtoffer was op het moment van het ongeval even oud als de verdachte. Aan de nabestaanden is onherstelbaar leed aangedaan. Zij worden geconfronteerd met het feit dat hun dierbare er niet meer is. Ook de verdachte zelf zal verder moeten leven met de wetenschap van de dramatische gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeluk.
Ruim een jaar na dit ongeval heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige schending van de verkeersregels en aan rijden zonder een geldig rijbewijs. Juist van de verdachte zou, gelet op het eerdere ongeval met dodelijke afloop, verwacht mogen worden dat hij zich niet opnieuw schuldig maakt aan gevaarlijk rijgedrag. De rechtbank neemt de verdachte dit erg kwalijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Uit dit uittreksel blijkt verder dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van toepassing is.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. In het feit dat de verdachte meermalen bij ernstige verkeersincidenten betrokken is geweest ziet de rechtbank aanleiding tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een forse taakstraf. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte, het tijdsverloop in deze zaak en de omstandigheden aan de zijde van het slachtoffer en zijn voertuig die mogelijk hebben bijgedragen aan de tragische afloop van het ongeval, ziet de rechtbank af van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend vindt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerp

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen voertuig (Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] ) terug te geven aan de rechthebbende. Ter zitting heeft de officier van justitie een e-mailbericht overgelegd, waaruit blijkt dat het voertuig al is teruggegeven aan de leasemaatschappij.
8.2.
Beoordeling
Nu het beslag op het betrokken voertuig kennelijk is opgeheven (en teruggave heeft plaatsgevonden), zal de rechtbank daarop geen beslissing nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 6, 175, 176, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/236944-22 en de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten in de zaak met parketnummer 10/294058-23, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/236944-22
Hij op of omstreeks 1 april 2022 te Rotterdam
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke
verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het
openbaar verkeer openstaande weg, het Stadionviaduct,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een gelet op de wegsituatie (een bocht in die weg) en/of de
weersomstandigheden (sneeuwval) heeft gereden met een ter plaatse (te) hoge
snelheid, en/of
- ( ten gevolge daarvan) in een slip is geraakt, en/of
- ( vervolgens) terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het hem, verdachte,
tegemoet komende verkeer, en/of
- ( vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig frontaal is
opgebotst of aangereden tegen een hem over die rijstrook tegemoet komend ander
motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] ,
waardoor die [slachtoffer] werd gedood;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 april 2022 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, het Stadionviaduct, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een gelet op de wegsituatie (een bocht in die weg) en/of de
weersomstandigheden (sneeuwval) heeft gereden met een ter plaatse (te) hoge
snelheid, en/of
- ( ten gevolge daarvan) in een slip is geraakt, en/of
- ( vervolgens) terecht is gekomen op de rijstrook bestemd voor het hem, verdachte,
tegemoet komende verkeer, en/of
- ( vervolgens) met dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig frontaal is
opgebotst of aangereden tegen een hem over die rijstrook tegemoet komend ander
motorrijtuig, bestuurd door [slachtoffer] ,
waardoor die [slachtoffer] werd gedood;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/294058-23
1
hij, op of omstreeks 1 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Pluvierstraat, zich
opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden
geschonden door tijdens een achtervolging:
- meerdere malen geen gevolg te geven aan verkeersaanwijzingen van daartoe op
grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen, door meerdere
stoptekens en bevelen te negeren en/of
- ( vervolgens) meerdere malen de krachtens deze wet vastgestelde
maximumsnelheid te overschrijden door op een drukbezochte parkeerplaats,
gelegen aan de Centrumpassage, ongeveer 55 km/u te rijden, althans harder dan 30
km/u, als gevolg waarvan meerdere personen opzij hebben moeten springen om
een aanrijding met hem te voorkomen en/of
- Meerdere keren alvorens het af te slaan geen teken te geven met zijn
richtingaanwijzer,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 1 oktober 2023 te Capelle aan den IJssel terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer
categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie AM en categorie B, ongeldig was
verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een
motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg,
de Pluvierstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie
of categorieën heeft bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994 )