ECLI:NL:RBROT:2024:7354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10/196511-21/ TUL: 10/178815-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, verlaten plaats ongeval, rijden onder invloed en overtreding artikel 5a WVW

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd veroordeeld voor poging tot zware mishandeling, verlaten van de plaats van een ongeval, rijden onder invloed van alcohol en drugs, en overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet. De feiten vonden plaats op 22 juni 2021, toen de verdachte tijdens een alcoholcontrole met hoge snelheid wegreed en een achtervolging door de politie ontketende. Tijdens deze achtervolging negeerde hij verkeerslichten, reed hij met gedoofde verlichting en maakte hij gevaarlijke stuurbewegingen, waarbij hij meerdere politievoertuigen raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn gedrag de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel voor de politieambtenaren heeft aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaar. Daarnaast werden de vorderingen van de benadeelde politieambtenaren toegewezen, waarbij elke agent €800,- aan immateriële schadevergoeding ontving, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/196511-21
Parketnummer vordering TUL: 10/178815-18
Datum uitspraak: 1 augustus 2024
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. H.J. Andel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Linnenbank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte niet de bestuurder van de auto was. Deze verklaring van de verdachte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige] dat mede-inzittende [naam] degene was die achter het stuur zat toen ze bij hem wegreden. Subsidiair is met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel of van bedreiging van de politieambtenaren. De bestuurder wilde geen botsing veroorzaken, maar probeerde aan de politie te ontkomen. De bestuurder heeft tijdens de achtervolging op enig moment eerst de vangrail geraakt en als gevolg daarvan ook de politievoertuigen. Dat maakt nog niet dat hij de politieambtenaren dodelijk of zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen. Ook is relevant dat de bestuurder niet op de politieambtenaren is ingereden, maar de politievoertuigen enkel lijkt te hebben geschampt. Dat brengt namelijk aanmerkelijk minder risico’s met zich mee.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen staan de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 22 juni 2021 vond in Oud-Beijerland ter hoogte van de rotonde N217 een alcoholcontrole plaats. Tijdens deze controle gaf de politie omstreeks 01.15 uur een Fiat Punto voorzien van kenteken [kentekennummer] een stopteken. In plaats van te stoppen verhoogde de bestuurder van de Fiat Punto zijn snelheid en reed weg over de N217 in de richting van de A29. De politie zette vervolgens de achtervolging in met geluid en optische signalen.
Tijdens de achtervolging door meerdere politievoertuigen negeerde de bestuurder een rood verkeerslicht en reed hij met gedoofde verlichting snelheden ver boven de maximumsnelheid. Daarbij maakte hij slingerende bewegingen en abrupte stuurbewegingen op meerdere momenten. Op het moment dat verbalisant [naam verbalisant 1] de bestuurder wilde inhalen, maakte de bestuurder een plotselinge stuurbeweging naar links in de richting van het schuin achter hem op korte afstand rijdende politievoertuig, waardoor [naam verbalisant 1] moest afremmen om een aanrijding te voorkomen. Net na de Heinenoordtunnel probeerde de bestuurder aan de zogenoemde ‘inbox-procedure’ door drie politievoertuigen te ontkomen door plotseling af te remmen waardoor de Fiat Punto begon te slingeren en vervolgens eerst de vangrail raakte en daarna het politievoertuig van verbalisanten [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] . Daarna haalde de bestuurder het politievoertuig van verbalisanten [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 2] rechts in, waarbij hij het politievoertuig van verbalisanten [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 5] raakte. Toen het voertuig tot stilstand kwam, zag verbalisant [naam verbalisant 1] een man met een lichtkleurige pet vanaf de bestuurderszijde wegrennen. Deze verbalisant [naam verbalisant 1] heeft [naam verbalisant 1] tijdens de daaropvolgende achtervolging geen moment uit het oog verloren. De verdachte is vervolgens om 01.32 uur aangehouden.
Verbalisant [naam verbalisant 5] zag tijdens de achtervolging dat de bestuurder van de Fiat Punto een blanke man was, tussen de 25 en de 35 jaar oud, met een breed postuur, kort haar en een lichtkleurige pet op. Ook zag hij dat de bestuurder tijdens het rijden een telefoon vasthield. Op de telefoon van de verdachte is een filmpje aangetroffen, dat om 01.17 uur en dus tijdens de achtervolging is opgenomen. Verbalisant [naam verbalisant 6] omschrijft dat op de beelden de binnenkant van de auto te zien is en concludeert dat het gelet op de plek van waaruit wordt gefilmd, het zeer waarschijnlijk is dat het filmpje door de bestuurder is gemaakt. Verder heeft de verdachte om 01.24 uur tijdens de achtervolging het volgende spraakbericht verstuurd: “Schat er zit echt heel veel busjes achter mij aan (…), ik ga lang naar binnen.”
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte voldoet aan het signalement dat verbalisant [naam verbalisant 5] van de bestuurder heeft gegeven en dat is gezien dat hij aan de bestuurderskant uit de Fiat Punto is gevlucht voordat hij werd aangehouden. In samenhang met het in de telefoon van de verdachte aangetroffen filmpje en het spraakbericht, maakt dat dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte die nacht de bestuurder is geweest van de Fiat Punto. Dat getuige [naam getuige] later heeft verklaard dat de verdachte niet de bestuurder was van de auto op het moment dat zij bij hem weggingen, maakt dit niet anders. Ten eerste heeft deze getuige wisselend verklaard, wat de betrouwbaarheid van zijn verklaring niet ten goede komt, maar daarnaast is het mogelijk dat de twee inzittenden op een later moment van plek zijn gewisseld. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast de het de verdachte is geweest die tijdens de achtervolging achter het stuur zat en verwerpt de andersluidende verweren.
Feit 1: poging doodslag (primair) en poging zware mishandeling (subsidiair)
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de gedragingen van de verdachte maken dat kan worden bewezen dat hij opzet had op de dood of het toebrengen van zwaar letsel aan de politieambtenaren.
Uit het dossier volgt niet dat de verdachte de intentie, vol opzet, had de politieagenten te doden of zwaar te verwonden. Volgens vaste rechtspraak kan van voorwaardelijk opzet op de dood sprake zijn als men zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer komt te overlijden. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Uit het dossier volgt dat de verdachte met zeer hoge snelheid en zonder verlichting reed, terwijl direct voor, achter en naast hem politievoertuigen reden. Hij heeft in die situatie abrupte stuurbewegingen gemaakt en plotseling afgeremd. Hij wilde de zogeheten inbox-situatie ontvluchten en heeft daarbij de vangrail en twee van de politievoertuigen geraakt. Het dossier bevat geen foto’s of andere bevindingen waaruit blijkt op welke manier en waar de verdachte de twee politieauto’s heeft geraakt en wat de wegomstandigheden ter plaatse waren. Daarbij komt dat de verdachte ten opzichte van de agenten in een relatief kleine en lichte auto (een Fiat Punto) reed en dat de betrokken politieagenten getrainde bestuurders zijn. De rechtbank heeft daarmee op basis van dit dossier te weinig objectieve informatie om vast te stellen dat er een aanmerkelijke kans op de dood van de politieagenten is geweest. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling. Zoals genoemd heeft de verdachte met zeer hoge snelheid, terwijl direct voor, achter en naast hem politievoertuigen reden, abrupte stuurbewegingen gemaakt, plotseling afgeremd en daarbij de vangrail en twee politieauto’s geraakt. De gedragingen van de verdachte zijn naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt tot het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. Hoewel het doel van de verdachte was om aan te politie te ontkomen, blijkt uit zijn handelen dat het niet anders kan zijn dan dat hij daarbij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de politieagenten een ongeluk zouden krijgen en daarbij ernstig gewond zouden raken. De rechtbank acht daarom de onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van de politieagenten [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 3] , [naam verbalisant 5] , [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 1] wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 2 en 3: verlaten plaats ongeval en rijden onder invloed
De verdachte beschikte niet over een geldig rijbewijs en heeft verklaard dat hij die avond ongeveer twaalf flesjes bier heeft gedronken, heeft geblowd en cocaïne heeft gebruikt. In zijn bloed is cocaïne, alcohol en THC aangetroffen, waarbij de hoeveelheden (ruim) boven de grenswaarden lagen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen blijkt dat de verdachte bovendien is doorgereden, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat hij schade had veroorzaakt aan de politievoertuigen. Het onder feit 2 en 3 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4: artikel 5a WVW
Op basis van de hiervoor beschreven gedragingen acht de rechtbank bovendien bewezen dat de verdachte de verkeersregels opzettelijk in ernstige mate heeft geschonden waardoor er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de politieambtenaren te duchten was. Ook het onder 4 primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 22 juni 2021 te Barendrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] en [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 1] ,
opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Rotterdam,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- rijdende in een auto met gedoofde verlichting tijdens de nachtelijke uren op de
autosnelweg A29, terwijl hij verdachte reed met een veel hogere snelheid dan de ter plaatse
toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur,
- met hoge snelheid slingerend heeft gereden in de richting van die op
zeer kleine afstand van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig
rijdende [naam verbalisant 1] en
- met hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden/reden en
- vervolgens met hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden/reden en
- met hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich bevonden/reden
en
- vervolgens met hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich
bevonden/reden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Barendrecht op/aan de (autosnelweg) A29,
op 22 juni 2021 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan de politie Eenheid Rotterdam schade was toegebracht.
3
hij op 22 juni 2021 te Oud-Beijerland en Heinenoord en
Barendrecht en Zwijndrecht, een voertuig, te weten een
personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als
bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne in
combinatie met een of meer van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis en
alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 82 microgram cocaïne
per liter bloed en 3,6 microgram THC per liter bloed en 0,64 milligram ethanol
per milliliter bloed bedroeg.
4
hij op 22 juni 2021 te Oud-Beijerland en Heinenoord en
Barendrecht en Zwijndrecht, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N217 en
autosnelwegen A29 en A15 en A16 en vervolgens op wegen
binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht, te weten de Surinamestraat en de
Bilderdijkstraat en de Jacob Catsstraat en de Genestetstraat en de
Meerdervoortstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden door nadat hij van een als zodanig herkenbare politieambtenaar een stopteken vanwege een alcoholcontrole had gekregen,
- met verhoogde snelheid de plaats van de alcoholcontrole te verlaten en weg te
rijden over de N217 en
- op die N217 te rijden met een veel hogere snelheid dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80
kilometer per uur en
- vervolgens terwijl het nacht/donker was de verlichting van zijn auto te doven
en
- op de autosnelweg A29 te rijden met gedoofde verlichting met een veel hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per
uur, en
- met hoge snelheid op die autosnelweg A29, om zijn aanhouding te
voorkomen, meermalen slingerend te rijden en ongecontroleerd te remmen
en
- met hoge snelheid slingerend te rijden in de richting van de op zeer kleine afstand
van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig rijdende
opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Rotterdam [naam verbalisant 1] en
- tegen een vangrail te botsen en
- vervolgens met hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden/reden en
- vervolgens met hoge snelheid aan te rijden en aan te botsen tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden/
reden en
- met hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich bevonden/reden en
- vervolgens met hoge snelheid aan te rijden en/of aan te botsen tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich
bevonden/reden en
- binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht te rijden met een veel hogere snelheid dan de
ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en
- aldaar in een berm en/of over gras en over een voetpad te rijden,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol en drugs verkeerde en niet in het
bezit was van een geldig rijbewijs voor het besturen van een personenauto,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1 (primair, impliciet subsidiair)
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd
feit 2
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 3
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994
feit 4 (primair)
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
De rechtbank is van oordeel dat er ter zake van de onder 1 primair en 4 primair bewezenverklaarde onderdelen sprake is van eendaadse samenloop.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zonder geldig rijbewijs een personenauto bestuurd terwijl hij onder invloed was van alcohol en drugs. De verdachte kreeg tijdens een alcoholcontrole een stopteken van de politie, maar negeerde dat om er vervolgens met hoge snelheid vandoor te gaan. Pas na een lange en risicovolle achtervolging over de openbare weg kon hij worden aangehouden. Tijdens de achtervolging heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan ernstige verkeersdelicten en nam hij het risico op zwaar lichamelijk letsel van vijf politieambtenaren op de koop toe, omdat hij koste wat het kost aan hen wilde ontkomen. Het incident heeft veel impact gehad op de politieambtenaren. Uit de toelichting op hun vordering als benadeelde partij komt naar voren dat zij doodsangsten hebben uitgestaan en dat zij nog vaak terugdenken aan het incident.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft een uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 juni 2024 gezien, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed en rijden zonder geldig rijbewijs. Daarmee wordt in het nadeel van de verdachte rekening gehouden in de strafmaat. Uit dit uittreksel blijkt verder dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
7.3.1.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 december 2022. De reclassering schat de kans op recidive in als gemiddeld tot hoog. De reclassering geeft aan dat, als de verdachte schuldig wordt bevonden, gesteld kan worden dat hij onvoldoende verantwoordelijkheid neemt, zijn verantwoordelijkheden buiten zichzelf legt en zichzelf in de slachtofferrol plaatst. De verdachte vindt dat hij nergens schuld aan heeft en heeft geen hulpvraag. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen en adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank vindt de feiten daarvoor echter te ernstig, temeer omdat de verdachte eerder is veroordeeld voor rijden onder invloed en voor rijden zonder geldig rijbewijs. Bovendien heeft de verdachte ontkend dat hij de auto heeft bestuurd en is hij niet op de zitting verschenen, waarmee hij geen verantwoordelijkheid neemt voor de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank rekent de verdachte de bewezen feiten dan ook ernstig aan. De rechtbank houdt verder in strafmatigende zin rekening met de artikelen 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en het tijdsverloop in deze zaak. Gelet op de schending van de redelijke termijn en de vrijspraak voor de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [naam verbalisant 2] , [naam verbalisant 4] , [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 3] ter zake van het onder 1 en 4 ten laste gelegde. De benadeelde partijen vorderen elk een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vorderingen, met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zijn door toedoen van de verdachte betrokken geraakt bij een risicovolle achtervolging. Zij hebben hierdoor psychische klachten ontwikkeld.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door de strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 800,- per benadeelde.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 juni 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partij zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de vijf agenten ieder een schadevergoeding betalen van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 10-178815-18 dient te worden afgewezen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 55, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegt de verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 2 (twee) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam verbalisant 2] , te betalen een bedrag van € 800,- (zegge: achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam verbalisant 4] , te betalen een bedrag van
€ 800,-(
zegge: achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam verbalisant 1] , te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam verbalisant 5] , te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam verbalisant 3] , te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro),bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam verbalisant 2] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam verbalisant 4] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam verbalisant 1] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam verbalisant 5] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam verbalisant 3] te betalen
€ 800,-(hoofdsom,
zegge: achthonderd euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 10-178815-18;
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Barendrecht, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] en/of [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] en/of [naam verbalisant 1] ,
opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Rotterdam,
opzettelijk van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- rijdende in een auto met gedoofde verlichting tijdens de nachtelijke uren op de
autosnelweg A29, terwijl hij verdachte reed met een snelheid van 150 tot 170
kilometer per uur, in elk geval een veel hogere snelheid dan de ter plaatse
toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur,
- met voornoemde hoge snelheid slingerend heeft gereden in de richting van die op
zeer kleine afstand van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig
rijdende [naam verbalisant 1] en/of
- met voornoemde hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met voornoemde hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] zich bevonden /
reden en/of
- met voornoemde hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich bevonden / reden
en/of
- vervolgens met voornoemde hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en [naam verbalisant 4] zich
bevonden /reden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Barendrecht, althans in Nederland,
[naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] en/of [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] en/of [naam verbalisant 1] ,
opsporingsambtenaren van de politie Eenheid Rotterdam, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- rijdende in een auto met gedoofde verlichting tijdens de nachtelijke uren op de
autosnelweg A29, terwijl hij verdachte reed met een snelheid van 150 tot 170
kilometer per uur, in elk geval een veel hogere snelheid dan de ter plaatse
toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur,
- met voornoemde hoge snelheid slingerend te rijden in de richting van die op zeer
kleine afstand van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig rijdende
[naam verbalisant 1] en/of
- met voornoemde hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met voornoemde hoge snelheid aan te rijden en/of aan te botsen tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden /
reden en/of
- met voornoemde hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich bevonden / reden
en/of
- vervolgens met voornoemde hoge snelheid aan te rijden en/of aan te botsen tegen
het herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich
bevonden /reden;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij
een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Barendrecht op/aan de (autosnelweg) A29,
op of omstreeks 22 juni 2021
de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een
ander, te weten de politie Eenheid Rotterdam
schade was toegebracht;
( art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994, art 7 lid 1 ahf/ond b
Wegenverkeerswet 1994 )
3
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Oud-Beijerland en/of Heinenoord en/of
Barendrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, een voertuig, te weten een
personenauto, heeft bestuurd, na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit
alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof en alcohol als
bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cocaïne in
combinatie met een of meer van deze aangewezen stoffen, te weten cannabis en
alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94 het
gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en/of alcohol 82 microgram cocaïne
per liter bloed en/of 3,6 microgram THC per liter bloed en/of 0,64 milligram ethanol
per milliliter bloed bedroeg, in elk geval zijnde hoger dan de in artikel 3 van het
genoemd Besluit, bij die aangewezen stoffen en/of alcohol afzonderlijk vermelde
grenswaarde;
( art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 )
4
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Oud-Beijerland en/of Heinenoord en/of
Barendrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland, als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de N217 en/of
autosnelwegen A29 en/of A15 en/of A16 en/of vervolgens op een of meer wegen
binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht, te weten de Surinamestraat en/of de
Bilderdijkstraat en/of de Jacob Catsstraat en/of de Genestetstraat en/of de
Meerdervoortstraat, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in
ernstige mate werden geschonden door
nadat hij van een als zodanig herkenbare politieambtenaar een stopteken vanwege
een alcoholcontrole had gekregen,
- met verhoogde snelheid de plaats van de alcoholcontrole te verlaten en weg te
rijden over de N217 en/of
- op die N217 te rijden met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur, in elk
geval een veel hogere snelheid dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 80
kilometer per uur en/of
- vervolgens terwijl het nacht/donker was de verlichting van zijn auto te doven
en/of
- vervolgens op de autosnelweg A29 te rijden met gedoofde verlichting met een
snelheid van ongeveer 150 tot 170 kilometer per uur, in elk geval een veel hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per
uur, en/of
- vervolgens met hoge snelheid op die autosnelweg A29, om zijn aanhouding te
voorkomen, meermalen slingerend te rijden en/of ongecontroleerd te remmen
en/of
- met hoge snelheid slingerend te rijden in de richting van de op zeer kleine afstand
van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig rijdende
opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Rotterdam [naam verbalisant 1] en/of
- vervolgens tegen een vangrail te botsen en/of
- vervolgens met hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid aan te rijden en/of aan te botsen tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden /
reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid in te rijden en/of toe te rijden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid aan te rijden en/of aan te botsen tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich
bevonden /reden en/of
- vervolgens binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht te rijden met een snelheid
van ongeveer 70 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere snelheid dan de
ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of
- aldaar in een berm en/of over gras en/of over een voetpad te rijden,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs verkeerde en niet in het
bezit was van een geldig rijbewijs voor het besturen van een personenauto,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
( art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juni 2021 te Oud-Beijerland en/of Heinenoord en/of
Barendrecht en/of Zwijndrecht, althans in Nederland als bestuurder van een
voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de N217 en/of vervolgens
autosnelweg A29 en/of vervolgens autosnelweg A15 en/of vervolgens autosnelweg
A16 en/of vervolgens op een of meer wegen binnen de bebouwde kom van
Zwijndrecht, te weten de Surinamestraat en/of de Bilderdijkstraat en/of de Jacob
Catsstraat en/of de Genestetstraat en/of de Meerdervoortstraat,
nadat hij van een als zodanig herkenbare politieambtenaar een stopteken vanwege
een alcoholcontrole had gekregen,
- met verhoogde snelheid de plaats van de alcoholcontrole heeft verlaten en is
weggereden over de N217 en/of
- op die N217 heeft gereden met een snelheid van ongeveer 130 kilometer per uur,
in elk geval een veel hogere snelheid dat de ter plaatse geldende maximumsnelheid
van 80 kilometer per uur en/of
- vervolgens terwijl het nacht/donker was de verlichting van zijn auto heeft gedoofd
en/of
- vervolgens op de autosnelweg A29 heeft gereden met gedoofde verlichting met een
snelheid van ongeveer 150 tot 170 kilometer per uur, in elk geval een veel hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per
uur, en/of
- vervolgens met hoge snelheid op die autosnelweg A29 om zijn aanhouding te
voorkomen meermalen slingerend heeft gereden en/of ongecontroleerd heeft
geremd en/of
- met hoge snelheid slingerend heeft gereden in de richting van de op zeer kleine
afstand van hem verdachte in een herkenbaar politie dienstvoertuig rijdende
opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Rotterdam [naam verbalisant 1] en/of
- vervolgens tegen een vangrail is gebotst en/of
- vervolgens met hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 2] en/of [naam verbalisant 3] zich bevonden /
reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid is ingereden en/of toegereden op een herkenbaar
politie dienstvoertuig waarin de opsporingsambtenaren van de politie Eenheid
Rotterdam [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich bevonden / reden en/of
- vervolgens met hoge snelheid is aangereden en/of aangebotst tegen het
herkenbare politie dienstvoertuig waarin die [naam verbalisant 5] en/of [naam verbalisant 4] zich
bevonden /reden en/of
- vervolgens binnen de bebouwde kom van Zwijndrecht heeft gereden met een
snelheid van ongeveer 70 kilometer per uur, in elk geval met een veel hogere
snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur
en/of
- aldaar in een berm en/of over gras en/of over een voetpad heeft gereden,
- terwijl verdachte onder invloed van alcohol en/of drugs verkeerde en niet in het
bezit was van een geldig rijbewijs voor het besturen van een personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )