ECLI:NL:RBROT:2024:7351

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
11000603
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekzaak over kredietovereenkomst en informatieverplichtingen

In deze verstekzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 8 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Coöperatieve Rabobank U.A. en een gedaagde uit Zwijndrecht. De zaak betreft een kredietovereenkomst die in 2020 is gesloten, waarbij de gedaagde toestemming had om € 500,- rood te staan op haar betaalrekening. De overeenkomst vereiste dat het saldo elke drie maanden minstens één werkdag positief moest zijn. De gedaagde heeft echter langer dan drie maanden rood gestaan, wat leidde tot de opzegging van de kredietovereenkomst door de Rabobank en de eis tot betaling van het negatieve saldo van € 534,77, inclusief rente en kosten.

De kantonrechter heeft de eis van de Rabobank toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig leek. De rechter heeft ambtshalve getoetst of de Rabobank aan haar informatieverplichtingen had voldaan en of zij een kredietwaardigheidstoets had uitgevoerd. Hoewel de Rabobank op één punt niet volledig aan haar informatieverplichtingen voldeed, was deze schending niet ernstig genoeg om gevolgen te hebben voor de rechtsgeldigheid van de overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de Rabobank de kredietwaardigheid van de gedaagde voldoende had onderzocht door relevante informatie, zoals het BKR en het inkomen van de gedaagde, te raadplegen.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat er geen oneerlijke bepalingen in de overeenkomst waren en dat de gedaagde de proceskosten moest betalen, die zijn vastgesteld op € 667,88. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld om het bedrag van € 534,77 aan de Rabobank te betalen, met wettelijke rente vanaf 15 maart 2024 tot de dag van volledige betaling. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Fiege en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11000603 CV EXPL 24-1336
datum uitspraak: 8 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Coöperatieve Rabobank U.A.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Zwijndrecht,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.

1.De procedure

1.1.
Rabobank heeft [gedaagde] op 15 maart 2024 gedagvaard.
1.2.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend (artikel 139 Rv).

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft in 2020 met de Rabobank een overeenkomst gesloten waardoor zij op haar betaalrekening € 500,- rood mocht staan. Zij moest ervoor zorgen dat het saldo elke drie maanden minstens één werkdag positief was. [gedaagde] heeft op enig moment langer dan drie maanden rood gestaan. Rabobank heeft toen de kredietovereenkomst opgezegd en het negatieve saldo op de bankrekening van [gedaagde] opgeëist. [gedaagde] heeft Rabobank niet betaald. Daarom eist Rabobank dat [gedaagde] wordt veroordeeld om € 534,77 (de hoofdsom met kredietvergoeding) te betalen met rente en kosten.
De kantonrechter wijst de eis toe
2.2.
De kantonrechter wijst de eis toe, omdat die niet ongegrond of onrechtmatig lijkt en dat is wat de kantonrechter in een verstekzaak moet toetsten (artikel 139 Rv.) Verder heeft de kantonrechter beoordeeld of Rabobank bepaalde informatie juist in de overeenkomst heeft opgenomen. De conclusie is dat zij op één punt niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, maar dat die schending onvoldoende ernstig is om daar gevolgen aan te verbinden. Rabobank heeft de kredietwaardigheid van [gedaagde] voldoende onderzocht. Deze beslissingen worden hierna toegelicht.
Er is sprake van een kredietovereenkomst
2.3.
Wanneer iemand bij een betaalrekening rood mag staan, dan is sprake van een kredietovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:58 BW. Meer specifiek gaat het om een kredietovereenkomst in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening die binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald (artikel 7:58 lid 3 BW).
Rabobank heeft bijna alle informatie juist in de overeenkomst opgenomen
2.4.
In de kredietovereenkomst moet bepaalde informatie op duidelijke en beknopte wijze staan (artikel 7:61 lid 6 BW). De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval niet alle informatie op duidelijke en beknopte wijze is opgenomen, maar dat er geen voldoende ernstige schending is. De schending van de informatieverplichtingen blijft daarom zonder gevolgen.
2.5.
Alle informatie staat duidelijk en beknopt in de kredietovereenkomst, behalve de informatie over het herroepingsrecht (sub h). Die informatie staat alleen in de algemene voorwaarden. Dat is op zich toegestaan, maar de algemene voorwaarden zijn in dit geval zo omvangrijk dat niet meer gezegd kan worden dat de informatie over het herroepingsrecht duidelijk en beknopt is opgenomen. De algemene voorwaarden van Rabobank zijn alles bij elkaar namelijk 95 pagina’s. De kantonrechter is niettemin van oordeel dat de schending niet voldoende ernstig is om daaraan gevolgen te verbinden. Daarbij is met name van belang dat de informatie weliswaar niet duidelijk en beknopt in de overeenkomst staat, maar dat de informatie over het herroepingsrecht wel voor het sluiten op duidelijke en beknopte wijze is gegeven. Dit staat namelijk duidelijk vermeld in het Europese standaardformulier dat [gedaagde] kort voor het sluiten van de overeenkomst had ontvangen.
Rabobank heeft de kredietwaardigheid op basis van toereikende informatie onderzocht
2.6.
Rabobank moest tot slot de kredietwaardigheid van [gedaagde] onderzoeken (artikel 4:34 Wft). De kantonrechter is van oordeel dat Rabobank in dit geval aan deze verplichting heeft voldaan. Zij heeft namelijk het BKR en het Incidentenregister geraadpleegd en zij heeft het inkomen op de bankrekening van [gedaagde] over de drie volledige kalendermaanden voor de aanvraag van het krediet in haar systeem gecontroleerd. Dit was gelet op de hoogte van het krediet voldoende.
Geen oneerlijke bepalingen
2.7.
De kantonrechter heeft ook nog onderzocht of er oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.8.
[gedaagde] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Rabobank op € 137,38 aan dagvaardingskosten, € 328,- aan griffierecht, € 135,- aan salaris voor de gemachtigde en € 67,50 aan nakosten. Dat is in totaal € 667,88‬. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Rabobank te betalen € 534,77 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 15 maart 2024 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Rabobank tot vandaag worden vastgesteld op € 667,88;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
49039