ECLI:NL:RBROT:2024:7336
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herstelvonnis inzake voorlopige hechtenis en gevangenisstraf
Op 11 juli 2024 heeft de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, een vonnis uitgesproken in de gevoegde zaken met parketnummers 09/329428-23, 10/105346-23 en 10/127183-23. De verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van de terechtzitting preventief gedetineerd, had een raadsman, mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam. Na de uitspraak bleek dat het dictum van het vonnis een kennelijke fout bevatte die eenvoudig te herstellen was. Het dictum vermeldde dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte zou worden opgeheven op de dag dat de totale duur van de voorlopige hechtenis gelijk zou zijn aan de opgelegde gevangenisstraf. Dit deel van het dictum moest komen te vervallen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de kennelijke fout hersteld. De alinea die het bevel tot voorlopige hechtenis behandelde, is geschrapt. De griffier is opgedragen deze beslissing aan te tekenen en te hechten aan het origineel van het vonnis dat is hersteld. Het herstelvonnis is op 11 juli 2024 gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, en mrs. M. van Zinnen en R.B. Schiphuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan, griffier. Bij afwezigheid van de griffier die het oorspronkelijke vonnis heeft opgemaakt, is dit herstelvonnis in tegenwoordigheid van mr. D. Blom-den Haan opgemaakt. De jongste rechter was niet in staat om het herstelvonnis mede te ondertekenen.