ECLI:NL:RBROT:2024:7334

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10/127869-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van het medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. De verdachte had op 15 april 2024 in Rotterdam, samen met anderen, een omgebouwde alarmrevolver en bijbehorende munitie voorhanden gehad. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 50 dagen, waarvan 11 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen was, aangezien de verdachte het feit had bekend. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zich positief ontwikkelde. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een strenge aanpak van vuurwapenbezit, gezien de maatschappelijke impact en de risico's die daarmee gepaard gaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/127869-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2006,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. O.J. Much, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 18 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 50 dagen, met aftrek

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 15 april 2024, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in
artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
(omgebouwde alarm)revolver van het merk BBM, model Olympic 38., kaliber .22lr
en (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1
onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te
weten acht kogelpatronen, kaliber .22lr voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op zeventienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan het op de openbare weg voorhanden hebben van een (omgebouwde alarm)revolver met bijbehorende munitie. Op 13 april 2024 was de verdachte midden in de nacht met een groep jongens op straat. Naar aanleiding van een melding over een schietpartij is de politie ter plaatse gekomen. Toen de jongens de politie zagen heeft de verdachte naar eigen zeggen een vuurwapen van een andere jongen in zijn handen gekregen. De verdachte is met het vuurwapen weggerend voor de politie, heeft het wapen in zijn tas gestopt en heeft het vuurwapen uiteindelijk achter een auto gelegd. Vervolgens is het vuurwapen achter de auto aangetroffen en is de verdachte aangehouden.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens kan leiden tot het toebrengen van ernstige schade aan personen en/of goederen en tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Die gevoelens worden versterkt door het feit dat vuurwapens steeds vaker worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten. Gelet op de toename van het vuurwapenbezit en het gevaarzettende karakter daarvan, dient er streng tegen te worden opgetreden. De verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stil gestaan bij de risico’s van het aannemen en bij zich dragen van een vuurwapen en de ernstige gevolgen die hij daarmee had kunnen veroorzaken. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 juli 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad maakt zich zorgen over de verdachte vanwege de aard van het delict. Dit delict staat echter in contrast met de beschermende factoren en positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte. Op alle gebieden gaat het goed en maakt de verdachte een positieve ontwikkeling door: gezin, school, werk, houding, agressie en vaardigheden. Het risico op recidive is laag. De Raad adviseert een onvoorwaardelijke werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de algemene voorwaarde. De voorwaardelijke jeugddetentie kan als stok achter de deur dienen. De onvoorwaardelijke werkstraf is passend om de kans op herhaling te verkleinen.
De jeugdreclasseerder van de gecertificeerde instelling het Leger des Heils heeft ter zitting toegelicht dat zij goede gesprekken met de verdachte heeft gehad. Hij is vriendelijk en respectvol. De verdachte is serieus bezig met zijn toekomst. Hij heeft zijn school positief afgerond en is hard aan het werk. Begeleiding door de jeugdreclassering is niet langer nodig.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Net als de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank een onvoorwaardelijke jeugddetentie langer dan het al ondergane voorarrest in dit geval niet passend en ook niet wenselijk. De verdachte is geschorst uit zijn voorlopige hechtenis, heeft zich goed aan de afspraken gehouden en zet zich in voor school en werk. Daarbij wordt er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder met justitie in aanraking is geweest en de periode van voorarrest voor hem een ingrijpende ervaring is geweest.
De verdediging heeft verzocht om de straf te beperken tot onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest en dat niet te combineren met voorwaardelijk deel. Het argument dat daarvoor wordt aangevoerd is dat de verdachte het niet meer nodig heeft dat er een straf boven zijn hoofd hangt om hem van strafbare feiten te weerhouden. De rechtbank heeft er op basis van de rapportages, het mondelinge verslag van de jeugdreclasseerder en wat de verdachte daar zelf over heeft verteld ter terechtzitting eveneens vertrouwen in dat de verdachte zich niet nog een keer in een dergelijke situatie zal begeven. De verdachte ontwikkelt zich positief en er zijn geen zorgen over hem. De ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden waaronder het feit is begaan, te weten het tezamen met anderen binnen handbereik hebben van een met munitie geladen vuurwapen op de openbare weg, rechtvaardigen echter wel dat aan de verdachte een detentiestraf wordt opgelegd die langer is dan het ondergane voorarrest, maar daarvan het resterende deel voorwaardelijk. Om in de plaats daarvan een voorwaardelijke werkstraf op te leggen, zoals door de verdediging is verzocht, vindt de rechtbank gelet op de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden niet passend. Het voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 11 (elf) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van hierna te melden voorwaarde;
stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en J. uit Beijerse, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2024.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 15 april 2024, te Rotterdam, althans in Nederland, alleen,
althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in
artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een
vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
(omgebouwde alarm)revolver van het merk BBM, model Olympic 38., kalliber .22lr
en/of (daarbij) (voor dit vuurwapen geschikte) munitie in de zin van artikel 1, lid 1
onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te
weten acht kogelpatro(o)n(en), kaliber .22lr voorhanden heeft gehad.