ECLI:NL:RBROT:2024:7333

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10/088259-24/ TUL VV: 10/035855-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en wederrechtelijk verblijven op besloten plaats in haven

Op 18 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 17-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de haven. De verdachte werd ervan beschuldigd op 12 maart 2024, samen met anderen, ongeveer 40 kilogram cocaïne Nederland binnen te hebben gebracht en zich wederrechtelijk te hebben bevonden op het terrein van APM Terminals Maasvlakte 2. De officier van justitie eiste een jeugddetentie van 225 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en legde een deels voorwaardelijke jeugddetentie op, evenals een werkstraf. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering. De verdachte had geen strafblad voor soortgelijke feiten en werkte goed mee aan de begeleiding. De rechtbank besloot tot een jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en een contactverbod met de medeverdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/088259-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/035855-23
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaaats] op [geboortedatum 1] 2007,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. D. Bouwmeester, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 4 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 225 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, en een locatieverbod voor de havens;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 40 kilogram,
van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten het besloten haventerrein van APM Terminals Maasvlakte 2, gelegen aan de
Europaweg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

en

2. het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, zeventien jaar oud, heeft zich samen met een ander als uithaler schuldig gemaakt aan de eendaadse samenloop van invoer van 40 kilogram cocaïne in Nederland en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte is samen met die ander over een hek geklommen om het haventerrein op te komen. Daar hebben zij pakketten cocaïne uit een container gehaald en deze hebben zij vervolgens in twee tassen naar het hek van het haventerrein gebracht, gericht op verder vervoer van die cocaïne. Toen de verdachten medewerkers van de douane zagen, hebben zij de tassen met cocaïne voor het hek laten vallen en zijn zij samen over het hek geklommen en gevlucht. Net buiten het terrein zijn zij aangehouden.
Hoewel de rol van een uithaler substantieel kleiner is dan die van degenen die drugstransporten organiseren, is een uithaler een belangrijke en onmisbare schakel voor de georganiseerde criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 mei 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming(hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De Raad is van mening dat een strak kader nog steeds wenselijk is voor de verdachte. Hij houdt zich tot op heden goed aan de schorsingsvoorwaarden. Deze voorwaarden moeten door blijven lopen, zolang de jeugdreclassering nodig vindt. Het is niet in het belang van de verdachte om terug te gaan naar de justitiële jeugdinrichting. Het is belangrijk dat hij de weg die hij reeds is ingeslagen kan voortzetten met de begeleiding van de jeugdreclassering en de jongerencoach. De avondklok en enkelband werken als stok achter de deur en als consequentie voor de verdachte, omdat hij hierdoor lijdensdruk zal ervaren. Ook is een contactverbod met de medeverdachte wenselijk. Daarnaast zullen het naar school gaan en meewerken met de jongerencoach bijdragen aan het vergroten van zijn probleeminzicht.
De Raad adviseert een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
• een dagbesteding heeft in de vorm van werk of scholing;
• meewerkt aan de inzet van een jongerencoach van E25;
• zich houdt aan het contactverbod met de medeverdachte;
• zich houdt aan de avondklok en Elektronische Monitoring zolang als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
waarbij aan Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 16 mei 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De jeugdreclassering adviseert een jeugddetentie die niet langer duurt dan het voorarrest en een voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden:
- dagbesteding in de vorm van werk of scholing;
- meewerken met de inzet van een jongerencoach van E25;
- contactverbod met de medeverdachte;
- een avondklok van 19:00 uur tot 06:00 uur, zolang als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
- Elektronische Monitoring tot 10-07-2024 (i.v.m. vakantie buitenland van het gezin);
- de verdachte gaat met zijn familie mee op vakantie van 12-07-2024 tot en met 25-08-2024.
Op de zitting heeft de jeugdreclasseerder het rapport van de jeugdreclassering toegelicht en aangegeven dat de verdachte goed meewerkt met de jongerencoach en meedoet aan bokstherapie. De verdachte wil zijn diploma halen en zich inschrijven voor een passende vervolgopleiding. De jeugdreclasseerder vindt het belangrijk dat als bijzondere voorwaarde wordt opgenomen dat de verdachte met zijn familie meegaat op vakantie, omdat het niet goed voor hem is om alleen thuis te blijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat op de zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gelet op de eendaadse samenloop is de rechtbank bij de strafoplegging uitgegaan van het zwaarste delict, te weten de invoer van harddrugs. Gezien de ernst van dat feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Mede gelet op de rapportages van de Raad en de jeugdreclassering, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank ziet in de ernst van het feit tevens aanleiding om aan de verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, op te leggen van na te noemen duur.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om een gebiedsverbod voor de havens op te leggen, omdat het al bij de wet is verboden om daar wederrechtelijk te verblijven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen / bijkomende straf

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen GPS tracker en moeren verbeurd te verklaren, omdat deze zijn gebruikt bij de gepleegde strafbare feiten. De telefoons kunnen worden teruggegeven aan de verdachte, voor zover deze van de verdachte zijn.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de iPhone, nummer 4 op de beslaglijst, aan de verdachte moet worden teruggegeven. Deze telefoon is van hem. De overige goederen kunnen verbeurd worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen telefoon (Apple iPhone zwart), electra (GPS tracker) en drie stuks gereedschap (moeren), vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 1 tot en met 3, zullen worden verbeurd verklaard. Het onder 1 bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen (waarvan niet kan worden vastgesteld aan wie zij toebehoren) begaan.
De in beslag genomen telefoon (iPhone) vermeld onder 4 op de beslaglijst met goednummer [beslagnummer] , behoort aan de verdachte toe. Ten aanzien van deze telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 mei 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging tot zware mishandeling en medeplegen van witwassen onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstaf bestaande uit een werkstraf van 40 uur, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 mei 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. De verdachte heeft de consequenties van zijn delictgedrag al kunnen ervaren en zou beloond moeten worden voor zijn goede gedrag de afgelopen weken, als stimulans om de juiste keuzes te blijven maken.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 12 mei 2023 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 225 (tweehonderdvijfentwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
180 (honderdtachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde in de zomervakantie met zijn familie meegaat op de reeds geplande vakantie naar Marokko;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te [geboorteplaats] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich zal houden aan een avondklok voor de maximale duur van zes maanden of zoveel korter als de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Deze avondklok houdt in dat de veroordeelde dagelijks om 19:00 uur thuis zal zijn en thuis zal blijven tot de volgende ochtend 06:00 uur. Deze tijdstippen van de avondklok kunnen worden gewijzigd door de jeugdreclassering, in die zin dat de veroordeelde in dat geval ’s avonds later thuis mag komen en ’s ochtends eerder van huis mag;
- zich zal houden aan de voorwaarden die zijn gesteld met betrekking tot elektronische monitoring, in de vorm van een gps-enkelband tot 10 juli 2024; dit houdt ook in dat de verdachte dagelijks tussen 07:00 uur en 22:00 uur de enkelband tenminste drie uur oplaadt;
- zich zal inzetten voor het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van werk of scholing;
- zal meewerken aan de inzet van een jongerencoach van E25;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen;
bepaalt dat de vervangende jeugddetentie ten uitvoer kan worden gelegd als vervangende hechtenis, indien de veroordeelde bij aanvang van de eventuele tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1:
1. STK Telefoontoestel (Apple iPhone zwart)
1 STK Electra (GPS tracker)
3 STK Gereedschap (moeren)
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 1 STK Telefoontoestel (IPhone), goednummer [beslagnummer] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
gelast
de tenuitvoerleggingvan de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
40 urensubsidiair 20 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de zaak met parketnummer 10/035855-23.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en H. Biemond, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 40 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van ongeveer 40 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders,
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- één of meerdere gps-trackers en/of tassen en/of moeren voorhanden te hebben
en/of
- zich (onbevoegd) te begeven tussen de containerstacks op het (besloten) terrein
van APM Terminals Maasvlakte 2 en/of
- aldaar voornoemde (pakketten) cocaïne uit de inspectieluiken van de
reefercontainer [containernummer] te halen en/of
- voornoemde cocaïne (vervolgens) in tassen te verplaatsen over het haventerrein;
2.
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te
weten het besloten haventerrein van APM Terminals Maasvlakte 2, gelegen aan de
Europaweg.