ECLI:NL:RBROT:2024:7332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juni 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10/088189-24 / TUL VV: 10/329989-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen toepassing van het jeugdstrafrecht bij eendaadse samenloop van drugshandel en wederrechtelijk verblijf op haventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 12 maart 2024 te Rotterdam betrokken was bij de invoer van 40 kilogram cocaïne en wederrechtelijk verbleef op een besloten haventerrein. De verdachte, net 18 jaar oud, werd beschuldigd van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten, strafbaar was en dat de opgelegde straf passend was. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als uithaler, die minder zwaar weegt dan die van de organisatoren van drugstransporten, maar benadrukte de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving. De verdachte werd schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, terwijl andere beschuldigingen niet bewezen konden worden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/088189-24
Parketnummer vordering TUL VV: 10/329989-22
Datum uitspraak: 18 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2005,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. F. el Makhtari, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. L. Verhoeven, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
  • mocht de rechtbank het jeugdstrafrecht toepassen, vordert de officier van justitie jeugddetentie voor de duur van 285 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Fivoor, met uitzondering van de geadviseerde begeleiding door een coach van E25, met opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van de bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, een en ander in combinatie met een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, 40 kilogram,
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 12 maart 2024 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, te
weten het besloten haventerrein van APM Terminals Maasvlakte 2, gelegen aan de
Europaweg.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
De eendaadse samenloop van

1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

en

2. het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte, net 18 jaar, heeft zich samen met een ander als uithaler schuldig gemaakt aan de eendaadse samenloop van invoer van 40 kilogram cocaïne in Nederland en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een haventerrein. De verdachte is samen met die ander over een hek geklommen om het haventerrein op te komen. Daar hebben zij pakketten cocaïne uit een container gehaald en deze hebben zij vervolgens in twee tassen naar het hek van het haventerrein gebracht, gericht op verder vervoer van die cocaïne. Toen de verdachten medewerkers van de douane zagen, hebben zij de tassen met cocaïne voor het hek laten vallen en zijn zij samen over het hek geklommen en gevlucht. Net buiten het terrein zijn zij aangehouden.
Hoewel de rol van een uithaler substantieel kleiner is dan die van degenen die drugstransporten organiseren, is een uithaler een belangrijke en onmisbare schakel voor de georganiseerde criminaliteit. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 mei 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor wederrechtelijk verblijf op het haventerrein.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van de deskundige op de terechtzitting
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond(hierna: de jeugdreclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 mei 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft goed meegewerkt met de begeleiding van de jeugdreclassering en heeft zich gehouden aan de schorsingsvoorwaarden. Toch heeft hij blijkbaar niet altijd volledige openheid van zaken gegeven, want de huidige verdenking was een verrassing voor de jeugdreclassering. De verdachte heeft doelen voor zichzelf gesteld. Hij is in september 2023 gestart met een mbo 4-opleiding maatschappelijke zorg en wil stage gaan lopen bij Stichting JOZ jongerenwerk. Hij is bezig met de aanvraag van een Verklaring Omtrent het Gedrag. De verdachte werkt momenteel niet, omdat hij zich wil concentreren op school. Thuis zijn er geen problemen. Daarnaast staat de verdachte nu wel open voor de inzet van een coach.
De verdachte heeft wederom recidive gepleegd en wordt nu verdacht van een strafbaar feit gepleegd na zijn achttiende verjaardag. De jeugdreclassering is van mening dat de verdachte niet in aanmerking komt voor toepassing van het jeugdstrafrecht. De verdachte heeft geen beperking, stoornis of verslaving en er zijn ook geen pedagogische redenen om het jeugdstrafrecht toe te passen. Wat hij buiten doet, blijft grotendeels uit het zicht van de ouders. De verdachte lijkt een weloverwogen keuze te hebben gemaakt om naar de haven te gaan om drugs uit te halen. Hij heeft voldoende capaciteiten om te begrijpen wat de gevolgen hiervan zijn. De jeugdreclassering is van mening dat de begeleiding vanuit de jeugdreclassering niet meer passend is voor de verdachte.
De jeugdreclassering adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met aftrek van het voorarrest, met daarbij de voorwaarden:
- meewerken aan reclasseringstoezicht van een 3Ro organisatie (volwassen reclassering);
- het inzetten voor een vaste daginvulling, bij voorkeur een opleiding;
- meewerken aan hulpverlening, bijvoorbeeld coaching, zolang de reclassering dit nodig acht.
GGZ Fivoor(hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 mei 2024. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De reclassering vindt het zorgelijk dat de verdachte wederom voor eenzelfde delict in aanraking met politie en justitie is gekomen. Er zijn zorgen over het criminele sociaal netwerk waarin de verdachte zich bevindt. Een financieel motief kan gelet op de onderhavige verdenking niet worden uitgesloten. Er zijn geen aanwijzingen voor een laag niveau van cognitief functioneren, middelengebruik dan wel psychopathologie naar voren gekomen.
De reclassering adviseert om het jeugdstrafrecht toe te passen en het toezicht te laten uitvoeren door de jeugdreclassering. Er zijn weinig aanwijzingen van beperkte handelingsvaardigheden naar voren gekomen. De verdachte wordt voldoende in staat geacht zijn eigen gedrag te organiseren. Ook zijn er geen indicaties voor een licht verstandelijke beperking. Daarentegen heeft de verdachte recentelijk de achttienjarige leeftijd bereikt en is er sprake van een goed lopend toezicht bij de jeugdreclassering. Daarnaast volgt de verdachte een mbo niveau 4 opleiding en is continuering van de schoolgang van belang. Hij woont bij zijn ouders thuis waar hij actief aan het gezin deelneemt en is voor zover nu bekend ontvankelijk voor sociale, emotionele en praktische ondersteuning door volwassenen. Ook zijn er op basis van de beschikbare informatie geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht waargenomen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
- begeleiding door de jeugdreclassering;
- een contactverbod met de medeverdachte;
- een locatieverbod voor het havengebied Vlissingen, Waalhaven en Maasvlakte (met elektronische monitoring);
- een locatiegebod op het verblijfadres voor de duur van zes maanden (met elektronische monitoring);
- dagbesteding;
- ambulante begeleiding door Stichting Welzijn E25 of soortgelijke instelling.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting aangegeven dat de verdachte nu volwassen is en bewust bezig is geweest met het plegen van een nieuw strafbaar feit. De verdachte valt niet binnen de doelgroep, waarvoor het jeugdstrafrecht is bedoeld. Toepassing van het jeugdstrafrecht is volgens hem niet meer aan de orde.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten en wat ter zitting naar voren is gebracht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Geen toepassing van het jeugdstrafrecht
De raadsvrouw van de verdachte heeft de rechtbank verzocht om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht.
Op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren, maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De verdachte heeft de bewezenverklaarde feiten gepleegd toen hij net 18 jaar was. De rechtbank ziet - anders dan de verdediging - echter geen reden om in de onderhavige zaak toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht. Uitgangspunt is dat een verdachte die de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt wordt berecht volgens het gewone strafrecht. In de hiervoor genoemde rapportages van de reclassering en de jeugdreclassering en de wijze waarop de verdachte zich op de zitting heeft gepresenteerd, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om hiervan af te wijken. Niet gebleken is dat de verdachte niet beschikt over het zelfstandig oordeelsvermogen van een volwassene. In tegendeel, hij lijkt er, ondanks de jarenlange begeleiding van de jeugdreclassering en het gegeven dat hij eerder is veroordeeld voor wederrechtelijk verblijf op het haventerrein, bewust voor te hebben gekozen om zich opnieuw op het haventerrein te begeven en daar een grote hoeveelheid drugs uit een container te halen. Op de zitting heeft de verdachte geen opening van zaken gegeven en geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan leiden niet tot een ander oordeel.
Straf
Gelet op de eendaadse samenloop is de rechtbank bij de strafoplegging uitgegaan van het zwaarste delict, te weten de invoer van harddrugs. Gezien de ernst van dat feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn rol als uithaler, die veel kleiner is dan die van de organisator van de invoer van de cocaïne.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoon niet van de verdachte is en kan worden teruggegeven aan de eigenaar.
8.3.
Beoordeling
Ter terechtzitting is gebleken dat de in beslag genomen telefoon niet toebehoort aan de verdachte. Daarom zal de bewaring worden gelast ten behoeve van de rechthebbende, omdat op dit moment geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 3 juli 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van het wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen veroordeeld tot een taakstaf bestaande uit een werkstraf van 80 uur, waarvan een gedeelte, groot 40 uur, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 18 juli 2023.
9.2.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis van 3 juli 2023 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, omdat deze straf geen toegevoegde waarde heeft gezien (de duur van) de gevangenisstraf die wordt opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 55 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 1 STK Telefoontoestel;
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 3 juli 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf (parketnummer 10/329989-22).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.J. Loorbach, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.L. Pöll en H. Biemond, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juni 2024.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 40 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van ongeveer 40 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn/haar mededaders,
wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het
plegen van dat feit,
door
- één of meerdere gps-trackers en/of tassen en/of moeren voorhanden te hebben
en/of
- zich (onbevoegd) te begeven tussen de containerstacks op het (besloten) terrein
van APM Terminals Maasvlakte 2 en/of
- aldaar voornoemde (pakketten) cocaïne uit de inspectieluiken van de
reefercontainer [containernummer] te halen en/of
- voornoemde cocaïne (vervolgens) in tassen te verplaatsen over het haventerrein;
2.
hij, op of omstreeks 12 maart 2024, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te
weten het besloten haventerrein van APM Terminals Maasvlakte 2, gelegen aan de
Europaweg.