8.2.2.Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering heeft een rapport d.d. 24 juni 2024 over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte verbleef voorafgaand aan het ten laste gelegde sinds enkele maanden in Nederland, vermoedelijk vanuit paranoïde overtuigingen op de vlucht voor zijn naasten. De verdachte was werkzaam in de binnenvaart en kwam in die hoedanigheid ook al eerder in Nederland, maar heeft verder zowel persoonlijk als zakelijk geen binding met Nederland. Er zijn aanwijzingen naar voren gekomen dat de verdachte is opgegroeid met een vader met een alcoholverslaving, dat sprake was van huiselijk geweld van vader jegens moeder en de kinderen en dat de verdachte op negenjarige leeftijd zijn vader is verloren ten gevolge van suïcide. De verdachte heeft een getroebleerde relatie met zijn broer en moeder, bij wie mogelijk ook sprake is van psychische problematiek en/of middelengebruik.
De verdachte zou vanaf zijn puberteit alcohol zijn gaan drinken en problematisch gedrag hebben vertoond in de thuis- en schoolsituatie. De verdachte is sinds begin 2023 in zijn sociaal-maatschappelijk functioneren verder gemarginaliseerd geraakt. Zijn relatief prille relatie met een vrouw in Manchester zou verbroken zijn, waarna hij - uit vrees door haar (en handlangers) achtervolgd te worden, maar mogelijk ook op de vlucht voor ingeschakelde verplichte psychiatrische zorg - naar Nederland besloot te gaan. Na een kort verblijf in een sociaal pension in Arnhem, waar hij niet bijzonder opvallend was, maar wel onbegrepen gedrag vertoonde, zwierf hij rond op straat in Rotterdam en kwam zo enkele keren in contact met politie. Hij zorgde voor overlast, trachtte zelf op verwarde wijze om hulp te vragen, maar werd niet beoordeeld
door een crisisdienst GGZ.
De risico’s op recidive en op letsel worden ingeschat als gemiddeld tot hoog en het risico op het onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld.
De reclassering adviseert negatief ten aanzien van oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag afdoende te veranderen. De verdachte staat per 23 oktober 2023 ingeschreven in Nederland en derhalve mag hij als EU-onderdaan gebruik maken van het EU-recht. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft echter aangegeven dat er een intrekkingsprocedure van start zal gaan, wanneer er bij de IND een melding binnenkomt van een onherroepelijk vonnis, wat mogelijk resulteert in een ongewenstverklaring. De reclassering kan niet voorzien óf en zo ja, welke invloed het strafrechtelijk vervolg gaat hebben op het verblijfsrecht van de verdachte. Hieromtrent is duidelijkheid vereist om een resocialisatietraject vorm te kunnen geven.
Bovendien is de verdachte de Nederlandse taal niet machtig. Mede gezien de forse taalbarrière en de verplicht benodigde inzet van een Hongaars sprekende tolk in alle facetten van een behandel-, begeleidings- en resocialisatietraject, schat de reclassering een (resocialisatie)traject in het kader van een tbs met voorwaarden in als niet uitvoerbaar.
Het reeds aangehaalde Pro Justitia rapport d.d. 2 mei 2024 houdt naast hetgeen hiervoor is vermeld onder meer het volgende in.
Vanuit klinisch oogpunt is de verdachte ernstig beperkt door zijn psychotische stoornis met daaruit voortvloeiende paranoïdie, verminderde frustratietolerantie en gestoorde impulscontrole. Hij heeft nauwelijks probleeminzicht en een tot nu toe wat ambivalente motivatie tot behandeling van zijn psychische problemen, al accepteert hij wel aangeboden medicatie in de gestructureerde setting van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC). Door zijn problemen op verschillende levensgebieden, die in relatief korte tijd zijn ontstaan ten gevolge van zijn psychotische symptomen, zoals het ontbreken van stabiele huisvesting, pro sociaal netwerk, dagbesteding, werk of inkomen, wordt de kans op gevaarzettend gedrag groter. Er zijn bovendien nauwelijks beschermende factoren. Het risico op herhaling van verward en daarmee (vergelijkbaar) gevaarzettend gedrag wordt zonder adequate behandeling als matig hoog tot hoog ingeschat. Er zijn weinig beschermende factoren, behalve een (premorbide) gemiddelde intelligentie. In het land van herkomst lijken meer beschermende factoren aanwezig, zoals een ondersteunend sociaal netwerk van
ex-vrouw en zoons, eerder stabiele en passende werksituatie, redelijk financieel beheer, positieve houding tegenover autoriteit en positieve levensdoelen.
De verdachte heeft nauwelijks justitiële voorgeschiedenis. Uit gestructureerde risicotaxatie komen beperkte historische risicofactoren naar voren. De dynamische risicofactoren zijn in het afgelopen jaar ontstaan ten gevolge van de psychiatrische ontregeling. Bij meer stabiele psychiatrische conditie is het herhalingsrisico voor algemeen delictgedrag laag. Onderzoekers zien vooral noodzaak tot psychiatrische behandeling van zijn psychotische stoornis, met medicamenteuze behandeling en andere (psycho)therapeutische ondersteuning. Dat zal in een klinische setting moeten plaatsvinden. Vanuit verdere stabilisatie zal met de verdachte gewerkt moeten worden aan verdere rehabilitatie richting stabiele huisvesting, werk en/of dagbesteding en herstel van zijn interpersoonlijke relaties. Dat laatste heeft vermoedelijk het meeste kans van slagen in zijn land van herkomst.
Onderzoekers adviseren de officier van justitie de mogelijkheid te laten onderzoeken om aan de verdachte een zorgmachtiging volgens de Wet verplichte GGZ te verlenen via de schakelbepaling 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz). Onderzoekers zien weinig reden om verplichte behandeling op een hoger dan gemiddeld GGZ-beveiligingsniveau te adviseren. Vanuit een psychiatrische instelling zou gewerkt kunnen worden aan repatriëring en overname door een Hongaarse kliniek. Een andere optie zou zijn om de verdachte reeds nu vanuit de gevangenis in Vught te laten repatriëren naar een klinische behandelsetting in Hongarije.
In het dossier bevindt zich voorts een verklaring van de officier van justitie Verplichte Zorg d.d. 2 juli 2024. Deze verklaring houdt onder andere het volgende in.
De geneesheer-directeur van Antes is aangewezen om te onderzoeken of de verdachte voor een reguliere zorgmachtiging in aanmerking komt. Er is uitdrukkelijk gekozen voor een reguliere zorgmachtiging in plaats van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3 Wfz, omdat een reguliere zorgmachtiging meer vrijheid geeft aan de zorginstelling om de zorgmachtiging tussentijds te beëindigen. Dat is in dit geval van belang omdat het uitdrukkelijk de bedoeling is dat de verdachte gerepatrieerd gaat worden.
De geneesheer-directeur van Antes heeft aangegeven dat uit overleg met de behandelaren en de geneesheer-directeur van het PPC Vught is gebleken dat de verdachte vrijwillig meewerkt aan zorg, waardoor niet is voldaan aan één van de criteria voor het verlenen van verplichte zorg, namelijk dat zorg op vrijwillige basis niet mogelijk is. Om die reden is er geen verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging voor de verdachte ingediend.
Psychiater [persoon A] en GZ-psycholoog [persoon B] hebben ter terechtzitting van 9 juli 2024 naar aanleiding van vragen onder meer het volgende aan het eerdere advies toegevoegd.
De deskundigen hebben de mogelijkheid van oplegging van de tbs-maatregel bewust niet als interventieadvies vermeld, omdat zij een hoog beveiligingsniveau niet noodzakelijk achten. Er zijn geen aanwijzingen voor gewelddadig gedrag jegens anderen en het is de deskundigen niet gebleken dat de verdachte de intentie had om personen schade toe te brengen. Behandeling is voldoende mogelijk door middel van een minder ingrijpende vorm van zorg dan een tbs-maatregel met dwangverpleging. Tegelijkertijd hebben de deskundigen aangegeven twijfels te hebben ten aanzien van de duurzame vrijwilligheid van de verdachte om medewerking te verlenen aan het innemen van medicatie – en daarmee dus de vrijwillige acceptatie van de benodigde zorg.