ECLI:NL:RBROT:2024:7330

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
10/333346-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van zware mishandeling en noodweer als verweer in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juli 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1990, die werd beschuldigd van zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, te weten zware mishandeling, en ook van het subsidiair ten laste gelegde feit, mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer van de verdachte slaagde. De zaak vond zijn oorsprong in een conflict op 14 september 2023 in Zuid-Beijerland, waarbij de verdachte en de aangever, die in dezelfde straat wonen, met elkaar in conflict raakten. De verdachte had naar eigen zeggen gefrustreerd met een volleybal tegen de schuur van de aangever geschopt, wat leidde tot een confrontatie. De aangever sloeg de verdachte met een vuist in het gezicht, waarna de verdachte in reactie daarop de aangever drie keer in het gezicht sloeg. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen en dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de verdediging van de verdachte proportioneel en noodzakelijk was, gezien de omstandigheden van de wederrechtelijke aanranding door de aangever. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarvoor schadevergoeding werd gevorderd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/333346-23
Datum uitspraak: 29 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 juli 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J. Jacobs heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 90 (negentig) uren, subsidiair 45 (vijfenveertig) dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde zware mishandeling. De aangifte wordt ondersteund door de bekennende verklaring van de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte aangever drie keer geslagen heeft. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het lichaam betreft. Door de aangever drie keer met een vuist op zijn gezicht te stompen heeft de verdachte de kans op zwaar lichamelijk letsel bij de aangever bewust aanvaard. De verdachte komt geen beroep op noodweer(exces) toe, omdat er sprake was van culpa in causa. De verdachte heeft de aanval van de aangever uitgelokt door hem te provoceren.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat het opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel ontbreekt. Het staat vast dat de verdachte de aangever heeft geslagen en dat de aangever als gevolg daarvan zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft echter gehandeld uit noodweer. Er was sprake van een wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangever. De aangever sloeg de verdachte. Daartegen mocht verdachte zich verdedigen en die verdediging is proportioneel en noodzakelijk geweest. Daarom moet verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
4.1.3.
Beoordeling door de rechtbank
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat op 14 september 2023 in Zuid-Beijerland een conflict tussen de verdachte en de aangever heeft plaatsgevonden. De verdachte en de aangever wonen in dezelfde straat, met één tussengelegen huis.
De verdachte was met zijn dochtertje van 1,5 jaar oud en de hond aan het spelen op het achter de achtertuin van de aangever gelegen veld. De verdachte was die dag naar eigen zeggen gefrustreerd onder meer omdat hij een brief namens omwonende buren (waaronder de aangever) had ontvangen waarin werd geklaagd over zijn hond. Uit frustratie trapte hij een aantal keer met een volleybal tegen de schuur van de aangever. Dit zorgde voor irritatie bij de aangever. De aangever kwam naar buiten en sprak de verdachte aan en vroeg hem om te stoppen. Volgens de verklaring van aangever, zou aangever gezegd hebben, dat als de verdachte niet zou stoppen met het trappen met de bal, de verdachte een hijs zou krijgen.
De verdachte trapte toen nog een keer met de volleybal tegen de schuur van de aangever. De aangever kwam vervolgens op de verdachte af en sloeg hem één keer met gebalde vuist in zijn gezicht, waarna de verdachte de aangever in een vloeiende beweging drie klappen in zijn gezicht gaf met zijn vuist. De aangever is vervolgens op de grond terecht gekomen. Bij de aangever is een breuk in de bodem en aan de neuszijde van de oogkas, doorlopend in de bovenkaak, geconstateerd en een bloeduitstorting die chirurgisch is ontlast. Later is een bloeding achter het oog ontstaan waarbij een chirurgische ingreep door de oogarts noodzakelijk was. Na zes maanden bleek er sprake te zijn van een forse visusbeperking.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de aangever als gevolg van het handelen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Voor het verwijt van zware mishandeling is – naast de ernst van het letsel – ook vereist dat de verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de aangever willens en wetens zwaar heeft mishandeld. Ook van voorwaardelijk opzet is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Bij het meerdere malen slaan met de vuist in het gezicht is niet zonder meer sprake is van een gedraging die naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven roept. De rechtbank ziet in het dossier ook geen aanknopingspunten om te concluderen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte heeft door het geven van de klappen dus niet bewust de kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Vervolgens betrekt de rechtbank bij de beoordeling van het subsidiair ten laste gelegde de vraag of de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Voor een geslaagd beroep op noodweer is, ingevolge artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het eigen lijf of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Deze verdediging mag verder de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit niet overschrijden. Daarnaast mag er geen sprake zijn van eigen schuld (culpa in causa).
De aangever heeft de verdachte een vuistslag in zijn gezicht gegeven, wat een reactie was op het door de verdachte met een bal schoppen tegen aangevers garage. De verdachte heeft moeten begrijpen dat de aangever dit als een provocatie zou opvatten en dat dit aanleiding zou kunnen zijn voor een reactie van de aangever. Echter, dat dit zou leiden tot het vergaande gevolg van het door de verdachte slaan in het gezicht van verdachte, hoefde laatstgenoemde redelijkerwijs niet te verwachten.
Nu aangever en verdachte op dat moment tegenover elkaar stonden en verdachte in de veronderstelling leefde dat zijn dochtertje van 1,5 jaar oud nog in de buurt was mocht de verdachte zichzelf en zijn dochter verdedigen. De verdachte werd geslagen en heeft vervolgens uit noodzakelijke verdediging teruggeslagen. Het drie keer met de vuist slaan in het gezicht van de aangever acht de rechtbank in dit verband niet disproportioneel. De rechtbank weegt daarin mee dat de verdachte is gestopt met slaan toen de aangever op de grond lag en de noodweersituatie zich niet langer voordeed.
Omdat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte een beroep op noodweer toekomt en zijn handelen dus gerechtvaardigd was, komt de wederrechtelijkheid aan zijn handelen te ontvallen. Daarom zal de verdachte ook worden vrijgesproken van de hem subsidiair verweten mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.
4.1.4.
Conclusie
De verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling. Het beroep op noodweer slaagt. Daarom zal de verdachte ook worden vrijgesproken van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg.

5.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.641,56 aan materiële schade en een vergoeding van
€ 27.500,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het feit ter zake waarvan de schadevergoeding wordt gevorderd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal hij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt. Omdat niet is gebleken welke kosten de verdachte daarvoor heeft gemaakt, zullen die kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche
Waard,
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten twee breuken van de oogkas, heeft toegebracht
door die [slachtoffer] meerdere malen op het oog, althans het hoofd, te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Zuid-Beijerland, gemeente Hoeksche
Waard,
[slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen op het oog, althans het
hoofd, te slaan,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten twee breuken van de oogkas ten
gevolge heeft gehad.