ECLI:NL:RBROT:2024:7318

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/653677 / HA ZA 23-214
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over bewijslevering en betaling van onbetaalde facturen tussen TOF Projectrealisatie B.V. en BodyBase B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2024 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen TOF Projectrealisatie B.V. (hierna: TOF) en BodyBase B.V. (hierna: BodyBase). TOF vorderde betaling van twee onbetaald gebleven facturen, waarvan de rechtbank in een eerder tussenvonnis had overwogen dat de vordering met betrekking tot de eerste factuur zou worden afgewezen. TOF werd opgedragen te bewijzen dat de werkzaamheden die met de tweede factuur in rekening waren gebracht, daadwerkelijk waren uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat BodyBase had ingestemd met de uitvoering van de werkzaamheden zoals beschreven in de oorspronkelijke offerte en dat er geen overeenstemming was over de werkzaamheden waarop de factuur betrekking had. TOF heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder facturen en foto's, waaruit bleek dat de werkzaamheden waren uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat TOF gedeeltelijk was geslaagd in haar bewijsopdracht en heeft BodyBase veroordeeld tot betaling van € 15.767,55, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vorderingen van BodyBase in reconventie werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema en is openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/653677 / HA ZA 23-214
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOF PROJECTREALISATIE B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. M.C. van den Ende te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BODYBASE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat: mr. J.H.C. van den Akker te Zeist.
Partijen zullen hierna TOF en BodyBase genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 20 maart 2024 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
  • de akte houdende bewijslevering tevens houdende overlegging producties van TOF, met producties 24 tot en met 51;
  • de antwoordakte bewijsopdracht/producties van BodyBase.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De stand van zaken

2.1.
In conventie vordert TOF betaling van twee onbetaald gebleven facturen. In het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de vordering van TOF, voor zover die betrekking heeft op de factuur met nummer [factuurnummer 1] , zal worden afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank TOF opgedragen te bewijzen dat zij de werkzaamheden die zij met de factuur met nummer [factuurnummer 2] in rekening heeft gebracht, heeft uitgevoerd. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de vorderingen in voorwaardelijke reconventie worden afgewezen.
in conventie
Op welke werkzaamheden ziet factuur [factuurnummer 2] ?
2.2.
BodyBase heeft aangevoerd dat het oordeel van de rechtbank dat factuur [factuurnummer 2] ziet op werkzaamheden uit de oorspronkelijke offerte of uit (een bijlage bij) de op 17 en 24 oktober 2022 verzonden e-mails met de stand van zaken, onjuist is. Volgens BodyBase bestond er geen overeenstemming tussen partijen over de werkzaamheden waarop de factuur ziet.
2.3.
De rechtbank overweegt dat zij op basis van hetgeen zij onder 4.11 in het tussenvonnis heeft overwogen tot de conclusie is gekomen dat BodyBase heeft ingestemd met de uitvoering van de werkzaamheden die in de oorspronkelijke offerte ofwel in (een bijlage bij) een van de op 17 en 24 oktober 2022 verzonden e-mails over de stand van zaken van de werkzaamheden stonden omschreven, althans dat BodyBase had moeten begrijpen dat zij hiervoor kosten verschuldigd zou zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding om terug te komen op die beslissing.
2.4.
TOF heeft aangevoerd dat factuur [factuurnummer 2] (d.d. 14 november 2022) een termijnfactuur is en gebaseerd is op de stand van zaken per 24 oktober 2022. Aangezien het factuurbedrag slechts een deel is van het totale bedrag dat volgt uit de stand van zaken, er voordien andere termijnfacturen zijn verzonden en op de factuur “bij voortgang werkzaamheden” is vermeld, is de rechtbank met TOF van oordeel dat factuur [factuurnummer 2] een termijnfactuur betreft. Dat betekent dat daarmee niet slechts de werkzaamheden sinds de vorige termijnfactuur in rekening worden gebracht. Het verweer van BodyBase, dat factuur [factuurnummer 2] uitsluitend kan zien op werkzaamheden in de periode vanaf 31 oktober 2022 (datum voorgaande termijnfactuur) tot 14 november 2022 (datum factuur [factuurnummer 2] ), slaagt daardoor niet.
2.5.
De werkzaamheden die met factuur [factuurnummer 2] in rekening zijn gebracht, zien dus niet op een specifieke periode maar zijn onderdeel van alle uitgevoerde werkzaamheden, niet nader te specificeren naar tijd of categorie. Om te beoordelen of de werkzaamheden die met factuur [factuurnummer 2] in rekening zijn gebracht zijn uitgevoerd, dient aldus te worden beoordeeld of alle werkzaamheden die in rekening zijn gebracht zijn uitgevoerd. Het meest relevante overzicht hiervoor is het meest recente overzicht van de stand van zaken. Zodoende ligt de vraag voor of TOF heeft bewezen dat de werkzaamheden die zijn genoemd in het overzicht van 24 oktober 2022 zijn uitgevoerd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de kwaliteit van deze werkzaamheden hierbij niet van belang is, omdat daarover niet tijdig is geklaagd door BodyBase.
Beoordeling bewijslevering
2.6.
TOF heeft als bewijsstukken vele facturen, foto’s en een werkbon overgelegd. Met uitzondering van de foto’s wordt door BodyBase niet betwist dat deze stukken betrekking hebben op de verrichte werkzaamheden. De rechtbank constateert daarnaast dat de op de bewijsstukken vermelde werkzaamheden en bedragen bijna volledig overeenkomen met het overzicht van de stand van zaken van 24 oktober 2022. Ten slotte overweegt de rechtbank dat BodyBase niet
gemotiveerdheeft betwist dat de door TOF overgelegde foto’s betrekking hebben op de door TOF uitgevoerde werkzaamheden. Zij stelt slechts dat daaruit niet blijkt wanneer deze zijn genomen, wat daarop te zien is of wie de betreffende verrichtingen heeft uitgevoerd. BodyBase is nota bene eigenaresse van het pand en dus bekend met het pand. Zij heeft eerder aangevoerd dat een groot deel van de werkzaamheden is verricht door de heer [persoon A] in de periode dat hij na de betrokkenheid van TOF voor BodyBase werkzaam was. Het had op de weg van BodyBase gelegen om te onderbouwen dat de foto’s op die door de heer [persoon A] (en niet door TOF) verrichte werkzaamheden zien, of bijvoorbeeld op een ander pand dan de [adres] betrekking hebben. Omdat BodyBase dat niet heeft gedaan, dragen de foto’s naar het oordeel van de rechtbank bij aan het bewijs van TOF dat zij de werkzaamheden genoemd in het overzicht van de stand van zaken van 24 oktober 2022 heeft uitgevoerd. In zoverre heeft TOF bewijs geleverd van haar stelling dat zij de werkzaamheden die zij met factuur [factuurnummer 2] in rekening heeft gebracht, heeft uitgevoerd. BodyBase heeft geen tegenbewijs geleverd, terwijl dat wel mogelijk was en op haar weg had gelegen.
2.7.
Een uitzondering op het bovenstaande vormt de factuur van Coolblue, die TOF heeft overgelegd ter bewijs van haar stelling dat zij de heer [persoon A] met het kopen van goederen heeft betaald voor zijn werkzaamheden om houtrot op het dak te herstellen. Uit de factuur blijkt echter niet dat TOF hiermee voor deze werkzaamheden heeft betaald. TOF is dan ook voor dat deel van de werkzaamheden niet in haar bewijsopdracht geslaagd. Het bedrag van deze factuur (€ 2.382,45) strekt zodoende in mindering op het factuurbedrag van factuur [factuurnummer 2] .
2.8.
Ten slotte heeft BodyBase aangevoerd dat een groot deel van de overgelegde facturen ziet op bedragen die mede-eigenaar [persoon B] aan TOF factureert en dat deze facturen dateren van 24 oktober 2022. Volgens BodyBase heeft het er alle schijn van dat de facturen achteraf geconstrueerd zijn. De rechtbank overweegt dat BodyBase hiermee de integriteit van TOF ter discussie stelt maar hiervan geen (nadere) onderbouwing aanlevert. Het is op zichzelf niet onwaarschijnlijk te achten dat [persoon B] , bij het voltooien van werkzaamheden en om de administratie op te maken, op één dag diverse facturen verstuurt. De enkele suggestie dat TOF de facturen achteraf zou hebben opgesteld staat niet aan de bewijswaarde van deze facturen in de weg.
Hoofdsom
2.9.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat TOF gedeeltelijk is geslaagd in haar bewijsopdracht. Zij heeft bewezen dat zij de werkzaamheden die zij met factuur [factuurnummer 2] in rekening heeft gebracht heeft uitgevoerd, met uitzondering van de werkzaamheden ter onderbouwing waarvan zij een factuur van Coolblue heeft overgelegd. Dit betekent dat aan hoofdsom zal worden toegewezen € 15.767,55 (te weten € 18.150,00 (factuurbedrag [factuurnummer 2] ) minus € 2.382,45 (factuurbedrag Coolblue)). Het meer of anders gevorderde bedrag aan hoofdsom zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
2.10.
TOF vordert wettelijke handelsrente over de gevorderde hoofdsom vanaf het moment van opeisbaarheid. BodyBase heeft op dit punt geen verweer gevoerd, waardoor deze vordering in beginsel toewijsbaar is. Op factuur [factuurnummer 2] is als vervaldatum 21 november 2022 vermeld. De wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW zal dan ook over het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom worden toegewezen vanaf 21 november 2022.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.11.
TOF vordert € 1.197,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten op grond van het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het besluit). De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het besluit van toepassing is. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding van buitengerechtelijke kosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht (ECLI:NL:HR:2014:1405). Een enkele aanmaningsbrief is in beginsel voldoende. Zoals bij onderdeel 2.7 van het tussenvonnis is beschreven, heeft de advocaat van TOF op 5 januari 2023 BodyBase aangemaand tot betaling. Dat is voldoende om buitengerechtelijke kosten toe te wijzen. Gebaseerd op het toe te wijzen bedrag aan hoofdsom van € 15.767,55 zal aan buitengerechtelijke kosten conform de staffel van het besluit € 932,68 worden toegewezen.
Proceskosten
2.12.
Partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de proceskosten in conventie worden gecompenseerd (artikel 237 lid 1 Rv). Dat betekent dat iedere partij in conventie de eigen kosten dient te dragen.
in reconventie
2.13.
Zoals reeds is overwogen in het tussenvonnis, zullen de vorderingen van BodyBase in reconventie worden afgewezen.
Proceskosten
2.14.
BodyBase wordt in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). Deze kosten aan de zijde van TOF worden begroot op:
  • salaris advocaat € 1.228,00 (twee punten x tarief II)
  • nakosten
Totaal € 1.406,00
2.15.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt BodyBase tot betaling aan TOF van € 15.767,55 aan hoofdsom binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente hierover als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 21 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt BodyBase tot betaling aan TOF van € 932,68 aan buitengerechtelijke incassokosten binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis;
3.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
verklaart de onderdelen 3.1 en 3.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.6.
wijst de vorderingen van BodyBase af;
3.7.
veroordeelt BodyBase in de proceskosten, aan de zijde van TOF tot op heden begroot op € 1.406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als BodyBase niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet BodyBase € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
3.8.
veroordeelt BodyBase in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.9.
verklaart de onderdelen 3.7 en 3.8 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Santema. Het is ondertekend door de rolrechter en door deze in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
3533 / 32