ECLI:NL:RBROT:2024:7271

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
10/001387-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en bedreiging binnen een huwelijk met psychogeriatrische overwegingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn echtgenoot zwaar heeft mishandeld en bedreigd. De verdachte, geboren in 1951 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn echtgenote en bedreiging met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychogeriatrische aandoening, vermoedelijk veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer en andere dementie-achtige aandoeningen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op 30 december 2023 zijn echtgenote zwaar lichamelijk letsel had toegebracht door haar meerdere keren te slaan en te trekken, wat resulteerde in gebroken botten en andere verwondingen. De bedreigingen die hij uitte, waren ook overtuigend bewezen. Ondanks de ernst van de feiten, oordeelde de rechtbank dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging te zwaar zou zijn en dat de verdachte thuishoorde in een gesloten psychogeriatrische instelling. Vanwege uitvoeringsproblemen met de Wet Zorg en Dwang, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van voorarrest, zonder voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank benadrukte de noodzaak van zorg voor de verdachte na zijn detentie, om zowel zijn eigen veiligheid als die van zijn ex-echtgenote te waarborgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/001387-24
Datum uitspraak: 4 juli 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) in 1951,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. A.J.M. Bommer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde, te weten het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn echtgenote en de bedreiging van zijn echtgenote;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 24 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van een contactverbod met het slachtoffer als bijzondere voorwaarde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1 primair – zware mishandeling)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit omdat de verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd. Op basis van de aangifte, de verklaring van de getuige [naam getuige 1] bij de rechter-commissaris en de letselverklaringen kan hoogstens de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling worden bewezen.
Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het letsel dat in de nek bij de aangeefster is geconstateerd niet het directe gevolg kan zijn geweest van het handelen van de verdachte. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het letsel dat bij de aangeefster is geconstateerd, niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Uit de geneeskundige verklaring van [persoon A] van 31 december 2023 volgt dat er niet meer dan een vermoeden van gebroken ribben bestond. In de daaropvolgende letselverklaringen zijn de gebroken ribben niet meer benoemd. Ook is gebleken dat de breuk in de nek van de aangeefster een stabiele breuk is geweest. De herstelperiode was maximaal drie maanden en operatief ingrijpen is niet nodig geweest.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte op 30 december 2023 de aangeefster zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Uit de rapportage van de forensisch arts [persoon A] van 31 december 2023 blijkt dat de aangeefster een gebroken nek, gebroken ribben en diverse kneuzingen heeft opgelopen. De geschatte genezingsduur bedraagt 3 maanden. De raadsman heeft verweer gevoerd ten aanzien van de gebroken ribben en heeft zich op het standpunt gesteld dat hiervan enkel een vermoeden bestond. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerdergenoemde geneeskundige verklaring is onomwonden vermeld dat sprake is van gebroken ribben. De rechtbank merkt daarbij op dat gebroken ribben in veel gevallen herstellen door rust te nemen, waardoor het niet opmerkelijk of relevant is dat de gebroken ribben, in tegenstelling tot het letsel in de nek, niet zijn benoemd in de latere letselverklaringen. Daar komt bij dat de vaststelling van de arts dat sprake was van gebroken ribben past bij de latere verklaring van aangeefster en de foto’s die de verbalisanten ter plaatse hebben genomen van de blauwe en beurse plekken die op het gehele lichaam van de aangeefster waren te zien.
Het door de verbalisanten en de forensisch artsen waargenomen letsel past bij wat de aangeefster heeft verklaard en niet bij de lezing van de verdachte dat hij de aangeefster één keer met een vlakke hand tegen/op haar schouder heeft geduwd/geslagen. De verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige 1] , waaruit volgt dat de verdachte met vuisten op de aangeefster bleef inslaan. De verdachte heeft fors geweld op de aangeefster uitgeoefend. Gelet op het gegeven dat het gaat om verschillende over het hele lichaam verspreide verwondingen en breuken, is de rechtbank van oordeel dat deze in hun totaliteit beschouwd zwaar lichamelijk letsel opleveren. De aangeefster is langdurig opgenomen geweest in het ziekenhuis. Hoewel zij niet geopereerd is, heeft zij wel behandeling nodig gehad om te herstellen. Zo heeft zij met een nekkraag rondgelopen en heeft poliklinische controle plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm, kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doen ontstaan van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten zware mishandeling, is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2 – bedreiging)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij ontkent de aangeefster te hebben bedreigd.
4.2.2.
Beoordeling door de rechtbank
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de aangeefster in de periode van 28 december 2023 tot en met 30 december 2023 heeft bedreigd. De verklaring van de aangeefster wordt voldoende ondersteund door de verklaringen van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] .
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 december 2023 te Gorinchem,
aan zijn echtgenote, [slachtoffer] opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere botbreuken, heeft toegebracht
door die [slachtoffer]
-meerdere keren, met gebalde vuisten tegen de kaak en de slaap, te stompen, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en
-meerdere keren, tegen de nek te slaan en
-aan de haren te trekken en
-tegen de schutting te gooien, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam;
2.
hij
inde periode van 28 december 2023 tot en met 30 december 2023
te Gorinchem
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen “ik ga net zo lang door tot jij er
psychisch aan onderdoor gaat en tot dat ik een einde aan je leven maak” en “als
jij niet in Nederland was dan had ik allang een einde aan je leven gemaakt” en “ik
ga je doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.zware mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;

2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zijn echtgenote zwaar heeft mishandeld en woordelijk bedreigd met de dood. Dit vond plaats in en rondom hun eigen woning, hetgeen bij uitstek de plek is waar het slachtoffer zich veilig en geborgen behoort te kunnen voelen. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 mei 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater dr. [persoon B] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2024. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychogeriatrische aandoening in de vorm van een ongespecificeerde uitgebreide neurocognitieve stoornis met gedragsstoornissen, meest waarschijnlijk veroorzaakt door de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie en/of fronto-temporale degeneratie. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hier sprake van. Doordat de verdachte de ten laste gelegde zware mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote ontkent, kon het eventuele verband tussen die feiten en de diagnose niet goed worden onderzocht. Desondanks kunnen die feiten bij bewezenverklaring gezien de bevindingen van het onderzoek worden beschouwd als voor een belangrijk deel voortgekomen uit een psychogeriatrische aandoening. Als gevolg van die aandoening heeft de verdachte duurzame, progressieve stoornissen van zijn geheugen, oordeels- en kritiekvermogens en andere cognitieve functies en heeft hij gedragsstoornissen met agitatie, hypomane ontremming en controleverlies.
Geadviseerd wordt daarom de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring in een
verminderde mateaan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt als hoog tot zeer hoog ingeschat als de verdachte zou terugkeren naar zijn thuissituatie en het recidiverisico wordt als laag tot matig verhoogd ingeschat bij verblijf in een gesloten setting met professionele behandeling en begeleiding. Daarbij kan in ogenschouw worden genomen dat het eventuele recidiverisico in de thuissituatie waarschijnlijk niet in voldoende mate zou kunnen worden beperkt door ambulante behandeling, begeleiding en toezicht. Vanuit zowel het oogpunt van recidivepreventie als zorgoogpunt is behandeling en verblijf van de verdachte in een psychogeriatrische instelling aangewezen.
Geadviseerd wordt bij een bewezenverklaring het recidivegevaar te beperken door opname en behandeling van de verdachte in een psychogeriatrische instelling in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel. Aangezien de verdachte door zijn uitgebreide neurocognitieve stoornis niet in staat kan worden geacht zich in voldoende mate te blijven houden aan dergelijke voorwaarden wordt geadviseerd daarnaast de mogelijkheden te laten onderzoeken voor een rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van de verdachte in een psychogeriatrische instelling op grond van de Wet Zorg en Dwang en artikel 2.3 van de Wet forensische zorg.
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 april 2024.Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Gelet op de psychogeriatrische aandoening van de verdachte ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. De reclassering acht een aanmelding via de huisarts bij de WMO wenselijk, zodat samen met de verdachte buiten het forensische kader op zoek kan worden gegaan naar passende hulp. Tijdens het opstellen van het reclasseringsrapport heeft de reclassering tweemaal een casusoverleg gehad waarbij alle betrokken partijen aanwezig waren. Hierbij is vooral het onderwerp huisvesting besproken. De ex-vrouw van de verdachte draagt voor haar veiligheid een Aware-kastje. De reclassering acht het wenselijk dat het contactverbod met het slachtoffer ook na detentie voortduurt.
7.4.
Standpunt officier van justitie
Naar aanleiding van het psychiatrisch rapport van dr. [persoon B] - met het advies om de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging, ingevolge artikel 28a van de Wet Zorg en Dwang te onderzoeken - heeft de officier van justitie een memo, gedateerd 27 maart 2024, van de officier van justitie verplichte zorg overgelegd. Hieruit volgt, kort samengevat, dat er vele uitvoeringsproblemen bestaan bij de toepassing van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg in combinatie met artikel 28a van de Wet zorg en Dwang. Het verlenen van een rechterlijke machtiging volgens de Wet Zorg en Dwang vindt plaats zonder tussenkomst van een officier van justitie. Over het algemeen stelt het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een dergelijk verzoekschrift op. Navraag van de officier van justitie bij het CIZ leerde dat een dergelijke procedure voor de verdachte niet mogelijk is. Het eerste probleem is gelegen in het ontbreken van een medische verklaring met een passende indicatiestelling voor een geschikte instelling. Als de procedure voor de aanvraag van een rechterlijke machtiging zou worden doorgezet door het rapport van dr. [persoon B] te gebruiken en een CIZ-indicatie wordt verkregen, zou in theorie een rechterlijke machtiging kunnen worden verleend. Op dit moment is er echter geen zicht op een instelling die een geschikte plaats heeft voor de verdachte en de rechterlijke machtiging vervalt als deze niet binnen vier weken wordt uitgevoerd door plaatsing in een instelling.
In dit memo wordt voorts verwezen naar een bijgevoegd tweede memo van de landelijk officier van justitie verplichte zorg van 20 maart 2023, waarin eveneens wordt gesproken over de uitvoeringsproblemen bij de toepassing van artikel 2.3 Wet Forensische Zorg in combinatie met artikel 28a van de Wet zorg en Dwang. Hierin wordt vermeld dat het als gevolg van deze uitvoeringsproblemen voor het OM en ketenpartners in de praktijk vrijwel onmogelijk is om uitvoering te geven aan de bepalingen uit art. 28a-c Wzd en dat dit met zich brengt dat ook niet voldaan kan worden aan de schakelbepaling van art. 2.3 lid 2 Wfz.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psychiater gedragen wordt door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Beoordeling door de rechtbank
Hoewel een opname met langdurige en intensieve begeleiding in een psychogeriatrische instelling volgens de deskundige de meest passende setting wordt geacht, blijkt dit op basis van de hierboven beschreven door de officier van justitie gesignaleerde uitvoeringsproblematiek geen reële optie. Als de tenuitvoerlegging van de rechterlijke machtiging op grond van de Wet Zorg en Dwang immers binnen vier weken niet mogelijk blijkt, komt de verdachte op straat te staan. De rechtbank acht dit niet alleen voor de veiligheid van de ex-vrouw van de verdachte, maar ook voor zijn eigen veiligheid allesbehalve wenselijk. De problematiek van de verdachte noopt tot intensieve beveiliging in een gesloten setting.
De maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging zou nog als enig alternatief resteren om dit te bereiken. De rechtbank is echter van oordeel dat dit een te zware maatregel is en dat oplegging daarvan strijdig zou zijn met het proportionaliteitsbeginsel nu de verdachte thuishoort in een gesloten (afdeling van een) psychogeriatrische instelling. Het advies van dr. [persoon B] strekt daar ook toe. Een reguliere TBS kliniek is geen geschikte setting voor deze verdachte. Het is niet bekend of er een met het oog op de specifieke psychogeriatrische problematiek van de verdachte geschikte TBS instelling/afdeling is waar de verdachte naar toe kan. Gezien een en ander zou het opleggen van tbs in dit geval een te zware maatregel zijn. Bovendien ontbreekt een rapport van een tweede gedragsdeskundige. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De rechtbank kan op dit moment niet anders dan volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf, nu de ernst van de feiten dit rechtvaardigt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal geen voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden aan de verdachte opleggen, nu blijkens het psychiatrisch rapport de verdachte hiertoe niet in staat wordt geacht.
De rechtbank is zich ervan bewust dat deze uitkomst niet leidt tot de noodzakelijke, langdurige waarborging van de veiligheid van de samenleving in het algemeen en het slachtoffer in het bijzonder, noch tot de evenzeer noodzakelijke, langdurige zorg voor de verdachte. Het ontbreekt haar echter aan mogelijkheden aan om in het strafrechtelijk kader van deze uitspraak aan beide belangen voldoende recht te doen. De rechtbank acht het moeilijk aanvaardbaar dat voor een persoon als de verdachte civielrechtelijk onvoldoende zorgvangnet bestaat. De hoop bestaat dat wanneer de verdachte de gevangenisstraf heeft uitgezeten, alsnog via een civielrechtelijk traject urgent passende zorg aan de verdachte kan worden geboden.
De rechtbank moedigt alle betrokken partijen, en in het bijzonder de officier van justitie, aan om de komende maanden te benutten om de kinderen te ondersteunen in het doen van hetgeen nodig is teneinde een opname via civielrechtelijke weg (het CIZ) voor de verdachte te bewerkstelligen zodat hij direct aansluitend aan de gevangenisstraf de zorg krijgt die hij nodig heeft, zijn gezin wordt ontlast en zijn ex-vrouw veilig is.
Voor psychiatrische (niet geriatrische) patiënten die in detentie zitten kan ook, terwijl zij in detentie zitten, de aanvraag van een zorgmachtiging worden voorbereid en verleend. Niet valt in te zien dat dat voor geriatrische patiënten om praktische redenen anders zou moeten zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 285, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mr. W.J.M. Diekman en mr. J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 december 2023 te Gorinchem, althans in Nederland
aan zijn echtgenote, [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere botbreuken, heeft toegebracht
door die [slachtoffer]
-meerdere keren, althans één keer, met (gebalde) vuist(en) op/tegen de kaak en/of de slaap, althans het hoofd, te stompen/slaan, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
-meerdere keren, althans één keer, tegen de nek te slaan en/of
-aan de haren te trekken en/of
-tegen de schutting en/of muur te gooien, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2023 te Gorinchem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn echtgenote, [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
door die [slachtoffer]
-meerdere keren, althans één keer, met (gebalde) vuist(en) op/tegen de kaak en/of de slaap, althans het hoofd, te stompen/slaan, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
-meerdere keren, althans één keer, tegen de nek te slaan en/of
-aan de haren te trekken en/of
-tegen de schutting en/of muur te gooien, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 december 2023 te Gorinchem
zijn echtgenote, [slachtoffer]
heeft mishandeld door
die [slachtoffer]
-meerdere keren, althans één keer, met (gebalde) vuist(en) op/tegen de kaak en/of de slaap, althans het hoofd, te stompen/slaan, waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
-meerdere keren, althans één keer, tegen de nek te slaan en/of
-aan de haren te trekken en/of
-tegen de schutting en/of muur te gooien, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam;
2.
hij op of omstreeks de periode van 28 december 2023 tot en met 30 december 2023
te Gorinchem
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "ik ga net zo lang door tot jij er
psychisch aan onderdoor gaat en tot dat ik een einde aan je leven maak" en/of "als
jij niet in Nederland was dan had ik allang een einde aan je leven gemaakt" en/of "ik
ga je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.