ECLI:NL:RBROT:2024:7265

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
10/264242-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen; veroordeling medeplegen voorbereiding zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 juni 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het medeplegen van de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte het wapen daadwerkelijk in zijn bezit had of daarover kon beschikken. De rechtbank oordeelde dat de bewijsstukken niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor dit feit. Echter, de rechtbank vond wel voldoende bewijs voor het medeplegen van de voorbereiding van zware mishandeling. De verdachte had via de applicatie Signal gecommuniceerd met medeverdachten over een plan om een slachtoffer in het been te schieten, wat de rechtbank als een ernstige misdaad beschouwde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij voor immateriële schade, terwijl de vordering voor materiële schade werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als opdrachtgever in het geweldsplan en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/264242-23
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
verblijvende te [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , [detentie-afdeling] ,
raadsman mr. R.I. Takens, waarnemend kantoorgenoot van mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte heeft het vuurwapen op 5 oktober 2023 overgedragen aan de medeverdachte [medeverdachte] ter uitvoering van de opdracht die de verdachte zelf heeft uitgezet. Uit de berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van de verdachte, volgt dat op 5 oktober 2023 rond 10:30 uur aan de verdachte is verteld dat de medeverdachte [medeverdachte] bereid was om de opdracht uit te voeren. De verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hebben vervolgens op 5 oktober 2023 rond 20:18 uur met elkaar afgesproken. Het samenkomen van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] kan geen ander doel hebben gehad dan het bespreken van de opdracht en de medeverdachte [medeverdachte] te voorzien van de middelen (waaronder het vuurwapen) om de opdracht uit te kunnen voeren. Na de aanhouding van de medeverdachte [medeverdachte] hebben de verdachte en de medeverdachte ‘ [bijnaam] ’ berichten naar elkaar verzonden. De verdachte heeft bevestigd dat ‘hij alles had om safe te zijn’ en de medeverdachte ‘ [bijnaam] ’ heeft vervolgens het volgende naar de verdachte verstuurd: ‘hoop dat het gereedschap ergens is gegooid, kan ik die nog halen voor je’.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat
de verdachte het vuurwapen op enig moment voorhanden heeft gehad of dat hij daar zelf over kon beschikken. Ook blijkt uit geen van de berichten - die op de verschillende telefoons van de verdachte en zijn medeverdachten zijn gevonden - dat het de verdachte is geweest die ervoor heeft gezorgd dat de medeverdachte [medeverdachte] het wapen in bezit heeft gekregen. Dat de ontmoeting van 5 oktober 2023 (mede) daarvoor was bedoeld, kan de rechtbank op basis van dit dossier niet vaststellen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het telefoonnummer van de verdachte is weliswaar gekoppeld aan het Signal-account ‘ [accountnaam] ’, maar dat maakt niet dat hij ook de gebruiker is van het desbetreffende Signal-account en al helemaal niet dat hij de gespreksdeelnemer is geweest. Daar komt bij dat de applicatie Signal verbonden is met de Cloud, hetgeen ervoor zorgt dat berichten worden gesynchroniseerd.
4.2.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 6 oktober 2023 omstreeks 9:45 uur komt bij de politie een melding binnen dat een persoon zich verdacht ophoudt rondom de [adres 2] te Krimpen aan den IJssel. Als de politie vijf minuten later ter plaatse komt, treffen zij aan de achterzijde van deze woning een man aan, die voldoet aan het in de melding omschreven signalement. In de kleding van de man worden een bivakmuts en handschoenen aangetroffen en in de broeksband van de man wordt een vuurwapen aangetroffen. De man wordt vervolgens aangehouden en blijkt de medeverdachte [medeverdachte] te zijn. Op het beginscherm van de in beslag genomen telefoon van de medeverdachte [medeverdachte] zien de verbalisanten Signal-berichten van ‘ [accountnaam] ’ met daarin de tekst: ‘100%’, ‘Maar je moet der wel raken’. In de telefoon van de verdachte treft de politie een chatgeschiedenis aan met ‘ [accountnaam] ’, waarin door de medeverdachte [medeverdachte] wordt gezegd dat hij ‘die werker van [bijnaam] ’ is. De verbalisanten treffen vervolgens ook een chatgeschiedenis met ‘ [bijnaam] ’ aan. ‘ [bijnaam] ’ lijkt aan de medeverdachte [medeverdachte] de opdracht uit te zetten voor ‘Legday 4k’, hetgeen inhoudt dat een persoon door zijn benen moet worden geschoten en dat daar een vergoeding van € 4.000,00 tegenover staat. De medeverdachte [medeverdachte] krijgt ‘gereedschap’, maar hij moet wel zijn eigen vervoer regelen. Uit de berichten volgt verder dat de medeverdachte [medeverdachte] de verdere instructies van ‘ [accountnaam] ’ heeft ontvangen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat het telefoonnummer dat gekoppeld is aan het Signal-account ‘ [accountnaam] ’, zijn telefoonnummer betreft. Toch zou de verdachte niet de gebruiker van het op zijn telefoon aangetroffen Signal-account zijn. Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft de verdachte verklaard dat hij geen Signal-account heeft en dat hij enkel een sms-code ter activatie van het Signal-account heeft doorgegeven aan een ander. Over die persoon heeft de verdachte verder niks willen verklaren. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte niet aannemelijk. De verdachte heeft dit geschetste alternatieve scenario op geen enkele wijze concreet gemaakt. Zo heeft hij niet aangevoerd wanneer en aan wie hij de verificatiecode heeft doorgestuurd en waarom. De politie heeft desondanks nader onderzoek verricht naar de verklaring van de verdachte. Uit dit onderzoek volgt dat de applicatie Signal niet tegelijkertijd op meerdere telefoons kan worden gebruikt. Toen de telefoon van de verdachte in beslag werd genomen op 9 oktober 2023, bleek de accountnaam ‘ [accountnaam] ’ op de applicatie Signal op zijn telefoon op 8 oktober 2023 nog actief te zijn geweest. Het verweer van de raadsman ten aanzien van de synchronisatie is pas voor het eerst ter terechtzitting opgeworpen en kon derhalve niet door de politie worden onderzocht. Dit verweer maakt het oordeel van de rechtbank echter niet anders. De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Signal-account ‘ [accountnaam] ’.
De rechtbank gaat er op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, van uit dat de verdachte een telefoon voorhanden heeft gehad, met het oog op de uitvoering van het geweldsmisdrijf tegen het slachtoffer. De gevoerde chatgesprekken bevestigen naar het oordeel van de rechtbank eveneens dat het de bedoeling was om het slachtoffer door haar benen te schieten. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gericht op de benen van een persoon schieten de aanmerkelijke kans doet ontstaan dat die persoon zwaar lichamelijk letsel oploopt. De verdachte en zijn medeverdachten hebben de ‘legday’ enkele dagen van tevoren voorbereid. Hieruit volgt dat zij voldoende gelegenheid hebben gehad om na te denken over hun handelen. Er is niet gebleken van contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 5 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 in
Amsterdam en/of Lelystad,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met
voorbedachte rade, opzettelijk
eenvoorwerp, te weten een telefoon bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte heeft via de applicatie Signal met zijn medeverdachten gecommuniceerd over het plan om het slachtoffer in het been te laten schieten, de organisatie daarvan en de geldelijke beloning daarvoor. De verdachte had de rol van opdrachtgever in het geheel.
Dat de verdachte zich niets aantrok van het welzijn en de lichamelijke integriteit van het beoogde slachtoffer neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Het incident heeft een grote impact gehad op het slachtoffer en haar gezin. Bovendien is het voor haar nog steeds onduidelijk waarom de verdachte het op haar had gemunt Het is een gelukkige omstandigheid, die niet aan de verdachte te danken is geweest, dat het beoogde slachtoffer niet daadwerkelijk in haar been is geschoten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 februari 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat zijn strafblad strafverzwarend meeweegt.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur op te leggen en denkt daarbij aan een gevangenisstraf gelegen tussen de zes en tien maanden. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter geen recht aan de ernst van het feit en kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan is geëist door de officier van justitie omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de rol van de verdachte als opdrachtgever.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 973,51
(zegge: negenhonderdendrieënzeventig euro en éénenvijftig eurocent) aan materiële schade en een vergoeding van € 25.000,- (zegge: vijfentwintigduizend euro) aan immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, een en ander onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft tevens verzocht om een contactverbod en/of een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het niet duidelijk is in hoeverre deze schade rechtstreeks in verband staat met het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat het bedrag naar billijkheid door de rechtbank moet worden vastgesteld en toegewezen omdat aannemelijk is dat sprake is van immateriële schade.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens de bepleite vrijspraak. Ook is de vordering onvoldoende onderbouwd en levert de behandeling van de vordering een onevenredige belasting op van het strafgeding. Subsidiair acht de verdediging matiging tot een bedrag van maximaal € 1.000,- billijk en dient de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te worden verklaard.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat en voor welk deel de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank komt tot dit oordeel, omdat sprake is geweest van meerdere incidenten die (mogelijk) uiteindelijk tot een deel van de als materiële schade opgevoerde kosten hebben geleid. Om nader te onderzoeken welk deel dat precies is, zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal het verzoek om aan de verdachte een contactverbod op te leggen afwijzen. De benadeelde partij was voor de verdachte een willekeurig slachtoffer en de rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte contact zal zoeken met de benadeelde partij.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter zake van schadevergoeding een bedrag betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente hierover en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 46, 47 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] te betalen
€ 5.000,- (hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P. Joele en R.B. Schiphuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 in
Amsterdam en/of Lelystad, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met
voorbedachte rade,
opzettelijk
voorwerpen, te weten een vuurwapen en/of (een) telefoon(s) en/of
communicatiemiddel(en) (bedoeld om te communiceren met anderen over dit
strafbare feit en/of om anderen instructies te geven betrekking tot dit strafbare feit)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 in
Amsterdam en/of Lelystad, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool, van het merk BLOW, type TR 92 K, kaliber 9mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad.