ECLI:NL:RBROT:2024:7264

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
10/260394-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2004 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van de voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen een vuurwapen en andere voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van een misdrijf. De verdachte heeft bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak leidt. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van voorarrest, en het vuurwapen en de munitie zijn onttrokken aan het verkeer. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 5.000,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor materiële schade afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/260394-23
Datum uitspraak: 10 juni 2024
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2004,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [naam PI] , locatie [detentielocatie] ,
raadsvrouw mr. F.A.G.M. Landerloo, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 mei 2024.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Bosmans heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 3 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 te
Krimpen aan den IJssel en/of Amsterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling
met voorbedachte rade, opzettelijk
voorwerpen, te weten een vuurwapen en een bivakmuts en handschoenen
en een telefoon, bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij omstreeks 6 oktober 2023 in Nederland,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool, van het merk BLOW, type TR 92 K, kaliber 9mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van zware mishandeling met voorbedachten rade. De verdachte heeft via de app Signal van een van de medeverdachten de opdracht aangenomen om het beoogde slachtoffer in haar been te schieten (in de berichten stond dit omschreven als ‘leg day’), in ruil voor het ontvangen van een geldelijke beloning. De verdachte is bij de woning van het slachtoffer aangetroffen terwijl hij een telefoon met gevoerde chatberichten met de medeverdachten, waarin wordt gesproken over deze ‘leg day’, een vuurwapen, een bivakmuts en handschoenen bij zich had.
Dat de verdachte zich niets aantrok van het welzijn en de lichamelijke integriteit van het beoogde slachtoffer, maar zich enkel liet leiden door de hem in het vooruitzicht gestelde beloning, neemt de rechtbank hem zeer kwalijk. Het incident heeft een grote impact gehad op het slachtoffer en haar gezin. Het is een gelukkige omstandigheid dat het beoogde slachtoffer niet daadwerkelijk in haar been is geschoten. Het feit dat verdachte op de openbare weg een wapen bij zich had, is ook kwalijk op zichzelf. Het voorhanden hebben van een vuurwapen verhoogt immers het risico op het gebruik daarvan. Daarnaast veroorzaakt het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Bij de uiteindelijke strafoplegging zal de rechtbank meewegen dat er sprake is van enige samenloop.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 maart 2024, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad van de verdachte niet strafverzwarend meeweegt.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft ten behoeve van de raadkamer een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2024. Dit rapport houdt – kortweg – het volgende in.
- De verdachte is een zogenoemde first offender en er lijken zich geen grote problemen voor te doen op de verschillende leefgebieden. Een aandachtspunt is het feit dat de verdachte nog niet in het bezit is van een startkwalificatie en dat hij daar naar eigen zeggen ook niet toe gemotiveerd is. De verdachte lijkt in het afgelopen jaar te zijn afgegleden. Het risico op recidive kan niet door de reclassering worden ingeschat. Ondanks dat de reclassering indicaties ziet voor toepassing van het jeugdstrafrecht, zoals het niet in bezit zijn van een startkwalificatie en naar eigen zeggen handelingsverlegen zijn ten aanzien van de tenlastelegging, ziet de reclassering meer indicaties voor toepassing van het volwassenenstrafrecht. Verder heeft de reclassering – in het kader van een eventuele schorsing - geadviseerd om aan de verdachte voorwaarden op te leggen in de vorm van een meldplicht, contactverbod met het slachtoffer en een inspanningsverplichting voor dagbesteding.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De raadsvrouw heeft verzocht een combinatie van strafmodaliteiten op te leggen: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest en een taakstraf. Voor het zich conformeren aan bijzondere voorwaarden is de verdachte niet gemotiveerd, aldus de raadsvrouw. Naar het oordeel van de rechtbank doet het voorstel van de raadsvrouw geen recht aan de ernst van de feiten en kan hierop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van langere duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank gelet op de opmerking van de raadsvrouw geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon (omschrijving: [beslagnummer 1] , zwart, merk: Apple Iphone) verbeurd te verklaren en het in beslag genomen vuurwapen (omschrijving: [beslagnummer 2] , Groen, merk: Blow Tr 92 K) en de munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het in beslag genomen vuurwapen en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang. Daarnaast is het onder 1 ten laste gelegde feit met behulp van voornoemde voorwerpen begaan.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon, zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 973,51
(zegge: negenhonderdendrieënzeventig euro en éénenvijftig eurocent) aan materiële schade en een vergoeding van € 25.000,- (zegge: vijfentwintigduizend euro) aan immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente en een en ander onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft tevens verzocht om een contactverbod en/of een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de materiële schade gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat het niet duidelijk is in hoeverre deze schade rechtstreeks in verband staat met het onder 1 ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gevorderd dat het bedrag naar billijkheid door de rechtbank moet worden vastgesteld en toegewezen omdat aannemelijk is dat sprake is van immateriële schade.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van zowel de gevorderde materiële als de immateriële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Er is geen sprake van causaal verband tussen de gevorderde schade en het ten laste gelegde feit. Subsidiair ontbreekt een relevante onderbouwing van de schadeposten en meer subsidiair is de jurisprudentie waarnaar is verwezen, niet vergelijkbaar met onderhavige zaak. De verdediging acht matiging tot een bedrag van maximaal € 1.000,- billijk.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering tot toekenning van een bedrag ter zake van materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat onvoldoende is onderbouwd dat en voor welk deel de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, rechtstreeks verband houdt met het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank komt tot dat oordeel, omdat sprake is geweest van meerdere incidenten die (mogelijk) uiteindelijk tot een deel van de als materiële schade opgevoerde kosten hebben geleid. Om nader te onderzoeken welk deel dat precies is, zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
Nu de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen, is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank zal het verzoek om aan de verdachte een contactverbod op te leggen afwijzen. De benadeelde partij was voor de verdachte een willekeurig slachtoffer en de rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte contact zal zoeken met de benadeelde partij.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij ter zake van schadevergoeding een bedrag betalen van € 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36b, 36c, 36f, 46, 47, 57 en 303 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer: vuurwapen (omschrijving: [beslagnummer 2] , Groen, merk: Blow Tr 92 K) en munitie (omschrijving: PL1700-2023322169-G6648959, Sellier & Bellot);
- gelast de teruggave aan verdachte van: de telefoon (omschrijving: [beslagnummer 1] , zwart, merk: Apple Iphone);
verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de anderen zullen zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 5.000 (zegge: vijfduizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde] te betalen
€ 5.000,- (hoofdsom,
zegge: vijfduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 5.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P. Joele en R.B. Schiphuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2023 tot en met 6 oktober 2023 te
Krimpen aan den IJssel en/of Amsterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling
met voorbedachte rade,
opzettelijk
voorwerpen, te weten een vuurwapen en/of een bivakmuts en/of handschoenen
en/of (een) telefoon(s) en/of communicatiemiddel(en) (bedoeld om te
communiceren met anderen over dit strafbare feit)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 oktober 2023 te Krimpen aan den IJssel, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een
pistool, van het merk BLOW, type TR 92 K, kaliber 9mm
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad.