Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde (medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving);
- bewezenverklaring van het onder 2 impliciet primair ten laste gelegde (poging tot doodslag);
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van de Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) van 13 mei 2024, waarbij de [adres 2] mag worden uitgezonderd van het geadviseerde locatieverbod, en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden;
- oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de [straatnaam] te Rotterdam voor de duur van 3 jaren, met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel. Bij het overtreden van deze verboden vordert de officier van justitie de toepassing van (telkens) 2 weken hechtenis, met een maximum van 6 maanden.
4.Waardering van het bewijs
De verdachte heeft verklaard dat aangever zichzelf heeft gestoken, met het mes dat hij in een tas bij zich had. De verklaring van de verdachte over de gang van zaken vindt steun in de verklaring van getuige [naam getuige] , en ook de bloedspatanalyse sluit die lezing niet uit. Verder is op het handvat van het mes DNA van aangever aangetroffen. Weliswaar is op het handvat en het lemmet van het mes DNA aangetroffen van verdachte, maar dat betreft een DNA-mengprofiel. Dit is onvoldoende om vast te stellen dat verdachte het mes heeft vastgepakt en aangever daarmee heeft gestoken. Het dactyloscopisch spoor op het lemmet van het mes levert geen match op met verdachte. Dit kan erop wijzen dat verdachte het mes niet heeft vastgepakt. Verder is er onvoldoende bewijs waaruit voortvloeit dat de verdachte opzet (in voorwaardelijke zin) had om de aangever dodelijk te raken. Als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dan kan dat – gelet op de jurisprudentie – alleen voor het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (poging zware mishandeling).
indie auto naar de woning waar aangever op instructie van de verdachte ook een tijd binnen is geweest, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte, samen met een ander, de aangever van zijn vrijheid heeft beroofd, en beroofd heeft gehouden. Immers, uit de bewijsmiddelen volgt dat tussen verdachte en getuige [naam getuige] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering van het plan tot wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Getuige [naam getuige] stelt zijn telefoontoestel ter beschikking aan verdachte die daarmee contact opneemt met aangever om daarmee vast te stellen waar aangever zich bevindt. Verder zit getuige [naam getuige] in de auto als verdachte, na zijn bezoek aan de pizzeria, aangever het voertuig induwt. Hij rijdt vervolgens in die auto mee naar de woning en hij is tevens aanwezig als verdachte in de woning geweld gebruikt tegen aangever. Het verweer dat medeplegen niet kan worden vastgesteld, wordt in het licht van het voorgaande verworpen.
Verdachte heeft verklaard dat aangever dreigend op hem afkwam en zichzelf heeft gesneden en verwond met het mes dat hij in een tas bij zich had. Dit alles zou hebben plaatsgevonden in de woonkamer tussen de salontafel en de televisiekast.
opde fauteuil bevond, dan dat verdachte en aangever tussen de salontafel en de televisiekast stonden, zoals betoogd door verdachte. In de woonkamer van de woning treft de politie op de linker armleuning van de hoekbank en op de zitting van de fauteuil op bloed gelijkende drupspatten aan. Op de rugleuning van de fauteuil ziet de politie twee op bloed gelijkende afdruksporen.
geslagen. In de keuken van de woning is aangever op enig moment in staat geweest om zijn verwondingen uit te spoelen. De verdachte is gestopt na ingrijpen van getuige [naam getuige] , waarna aangever de woning heeft kunnen verlaten. De rechtbank leidt uit dit alles af dat verdachte daarbij geen opzet heeft gehad op de dood van aangever. Wel heeft hij door zijn handelen minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Zowel het hoofd als de directe omgeving van het hoofd zijn immers kwetsbare delen van het lichaam, omdat zich daar meerdere pezen, spieren, bloedvaten en slagaders bevinden. Verdachte heeft door zijn handelen een situatie in het leven geroepen die de aanmerkelijke kans in zich droeg dat deze kwetsbare plekken zodanig zouden worden geraakt dat aan aangever zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht. Die kans heeft verdachte bewust aanvaard.
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
een gedeelte, groot 4 (vier) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
€ 5.143,- (zegge: vijfduizend honderddrieënveertig euro),bestaande uit € 143,- (zegge: honderddrieënveertig euro) aan materiële schade en € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 23 november 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] te betalen
€ 5.143,- (zegge: vijfduizend honderddrieënveertig euro),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
€ 5.143,- (zegge: vijfduizend honderddrieënveertig euro)niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;