ECLI:NL:RBROT:2024:7250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
11059675
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor gebrekkig kit- en voegwerk bij badkamerverbouwing en schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over gebrekkig kit- en voegwerk in de badkamer van [eiser], die door [gedaagde] is betegeld. Na een eerdere lekkage in 2020, die door [gedaagde] werd hersteld, ontstond er in 2023 opnieuw een lekkage. [eiser] stelt dat deze lekkage het gevolg is van gebrekkig uitgevoerd werk door [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn herstelwerkzaamheden, wat heeft geleid tot de lekkage. De rechter heeft de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schade is vastgesteld op € 7.433,11. Dit bedrag omvat herstelkosten, gevolgschade en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast moet [gedaagde] de kosten van een ingeschakelde deskundige vergoeden, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] het bedrag direct kan vorderen, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 11059675 CV EXPL 24-1884
datum uitspraak: 1 augustus 2024
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[eiseres] ,

2. [eiser],
woonplaats: [woonplaats 1] ,
eisers,
gemachtigde: mr. H.H. Renkema (Stichting Achmea Rechtsbijstand),
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [bedrijf A] ,
woonplaats: [woonplaats 2]
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiser] ’ (mannelijk enkelvoud) en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 8 april 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge antwoord op de rolzitting van 2 mei 2024;
  • het proces-verbaal van de zitting op 1 juli 2024.
1.2.
Op 1 juli 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig:
  • mevrouw [eiseres] ;
  • de heer [eiser] ;
  • mr. H.H. Renkema;
  • de heer [gedaagde] .

2.De beoordeling

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[gedaagde] heeft in 2020 de badkamer van [eiser] betegeld. Kort daarna is een lekkage ontstaan in de inloopdouche. [gedaagde] heeft de douche in september 2020 opnieuw betegeld. Bij verstek is hij veroordeeld om de gevolgschade van de lekkage te vergoeden. In 2023 is opnieuw een lekkage ontstaan in de douche. Volgens [eiser] is de lekkage ontstaan door gebrekkig kit- en voegwerk van [gedaagde] . [eiser] eist daarom dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de herstelkosten, gevolgschade en buitengerechtelijke kosten te betalen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. Hij vindt dat hij geen fouten heeft gemaakt. Volgens [gedaagde] is er een andere (achterliggende) oorzaak voor de lekkage. De kantonrechter wijst de eis van [eiser] toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De oorzaak van de lekkage is gebrekkig kit- en voegwerk
2.2.
In geschil is of [gedaagde] zijn herstelwerkzaamheden in 2020 goed heeft uitgevoerd. [eiser] stelt dat [gedaagde] tekortgeschoten is, omdat het kit- en voegwerk gebrekkig is. Dat onderbouwt [eiser] met twee rapporten, van Trition en AB Lekdetectie. Trition concludeert in haar rapport van 25 mei 2023 dat sprake is van doorslag van (spat)water via de kit- en tegelvoegen in de badkamer. AB Lekdetectie concludeert in haar rapport van 11 september 2023 dat de vochtschade wordt veroorzaakt door loszittend kitwerk rondom de douchedrain, gescheurd voegwerk en losliggende vloertegels in de douchehoek. Daarnaast heeft [eiser] een e-mail van 29 januari 2024 overgelegd met daarin de bevindingen van de voorman die herstelwerkzaamheden heeft verricht. Daaruit volgt dat in de voegen scheuren zaten door een loszittende tegel, omdat de lijm bijna op geen enkele plek aan de tegel was gehecht.
2.3.
Deze bevindingen betwist [gedaagde] op zichzelf niet, maar volgens hem is de achterliggende oorzaak van de loskomende tegels de werking in het nieuwbouwhuis van [eiser] . Door die werking ontstaat druk waardoor de kit- en voegranden zouden zijn gescheurd. [gedaagde] heeft dit niet onderbouwd en tijdens de zitting heeft hij bovendien verklaard dat hij dit niet kan bewijzen. De kantonrechter gaat daar dus aan voorbij en stelt vast dat de lekkage is veroorzaakt door de gebrekkige herstelwerkzaamheden die [gedaagde] heeft uitgevoerd.
[eiser] heeft zijn vordering tot nakoming omgezet in een schadevergoeding
2.4.
[eiser] heeft [gedaagde] vanaf 17 juni 2023 herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om herstelwerkzaamheden uit te voeren. Van die gelegenheid heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt. Daarom mocht [eiser] zijn vordering tot nakoming omzetten in een vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 BW). Dat heeft [eiser] in zijn brief van 13 september 2023 gedaan. Hierna bespreekt de kantonrechter de verschillende schadeposten die [eiser] eist.
De schade van [eiser] is € 7.433,11‬
2.5.
[eiser] eist € 1.546,38 aan herstelkosten voor de badkamer. Dat is het bedrag dat Faconed Bouw B.V. in rekening heeft gebracht bij [eiser] voor de herstelwerkzaamheden die zij heeft uitgevoerd. [gedaagde] voert geen verweer tegen de hoogte van de herstelkosten.
2.6.
Door zijn tekortkoming moet [gedaagde] ook de gevolgschade van [eiser] vergoeden (artikel 6:74 BW). [eiser] eist € 441,50 voor nieuwe tegels die hij moest aanschaffen, omdat de oude tegels niet hergebruikt konden worden. In dat bedrag zit ook € 150,- exclusief btw aan transportkosten. [eiser] eist ook € 4.492,73 voor de herstelwerkzaamheden aan het plafond en de wand in de woonkamer als gevolg van de lekkage. Daarnaast eist [eiser] € 952,50 voor het leeghalen van de woonkamer om de herstelwerkzaamheden aldaar uit te voeren. Tegen deze kosten voert [gedaagde] geen verweer.
2.7.
De kantonrechter stelt de schade van [eiser] gelet op het voorgaande vast op € 7.433,11. Dit bedrag moet [gedaagde] aan [eiser] betalen.
[gedaagde] moet ook de kosten van AB Lekdetectie betalen
2.8.
[eiser] heeft twee keer een deskundige ingeschakeld. Hij eist dat [gedaagde] de kosten van AB Lekdetectie vergoedt. [gedaagde] heeft niet weersproken dat het inschakelen van AB Lekdetectie nodig was om de oorzaak van de lekkage vast te stellen. De kosten van AB Lekdetectie zijn daarmee aan te merken als schade in de vorm van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). [gedaagde] moet deze kosten ter hoogte van € 502,15 aan [eiser] betalen.
[gedaagde] moet rente betalen
2.9.
De rente over de schadevergoeding en de kosten van AB Lekdetectie wordt toegewezen, omdat [eiser] genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en [gedaagde] dat niet heeft betwist.
[gedaagde] moet buitengerechtelijke kosten betalen
2.10.
De buitengerechtelijke kosten van € 876,21 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 lid 2 sub c BW).
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.11.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van [eiser] op € 140,84 aan dagvaardingskosten, € 248,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.201,84. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiser] dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 8.811,47‬ met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 7.433,11 vanaf 24 augustus 2023 tot de dag dat volledig is betaald en over een bedrag van € 502,15 vanaf 3 november 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiser] worden begroot op € 1.201,48 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C. Halk en in het openbaar uitgesproken.
49039