In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over gebrekkig kit- en voegwerk in de badkamer van [eiser], die door [gedaagde] is betegeld. Na een eerdere lekkage in 2020, die door [gedaagde] werd hersteld, ontstond er in 2023 opnieuw een lekkage. [eiser] stelt dat deze lekkage het gevolg is van gebrekkig uitgevoerd werk door [gedaagde]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn herstelwerkzaamheden, wat heeft geleid tot de lekkage. De rechter heeft de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schade is vastgesteld op € 7.433,11. Dit bedrag omvat herstelkosten, gevolgschade en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast moet [gedaagde] de kosten van een ingeschakelde deskundige vergoeden, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] het bedrag direct kan vorderen, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat.