ECLI:NL:RBROT:2024:7196

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
FT RK 24/276 en FT RK 24/277
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerdere schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoekster, die te maken heeft met meerdere schuldeisers. Verzoekster heeft een verzoek ingediend op 29 maart 2024, waarin zij een schuldregeling heeft aangeboden aan haar veertien concurrente schuldeisers, met een totaalbedrag van € 21.606,74. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 22,751% aan de schuldeisers tegen finale kwijting. Dertien van de veertien schuldeisers hebben ingestemd met de regeling, maar Billink, een van de schuldeisers, heeft geweigerd in te stemmen.

Tijdens de zitting op 23 mei 2024 is Billink, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De rechtbank heeft op verzoek van de schuldhulpverlening aanvullende stukken ontvangen. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de vordering van Billink slechts 0,6% van de totale schuldenlast bedraagt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoekster en de andere schuldeisers die hebben ingestemd met de regeling zwaarder wegen dan die van Billink.

De rechtbank heeft Billink bevolen in te stemmen met de schuldregeling en heeft de kosten van de procedure op nihil vastgesteld, aangezien verzoekster niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft ook bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M. Aukema, rechter, en griffier L.M. Heinis.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummers: [nummer 1] – [nummer 2]
uitspraakdatum: 30 mei 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 29 maart 2024, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om één schuldeiser, te weten:
- Billink;
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 23 mei 2024 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • mevrouw [persoon A] , schuldhulpverlener bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Op verzoek van de rechtbank heeft schuldhulpverlening op 24 mei 2024 nadere stukken ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift veertien concurrente schuldeisers, met 21 vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 21.606,74 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 15 december 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 22,60% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. Volgens het ingediende verzoekschrift is het aanbod licht gestegen, naar 22,751%.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster heeft een arbeidscontract voor 20 uur per week, voor bepaalde tijd. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Er zal jaarlijks een hercontrole plaatsvinden. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Dertien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Billink stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 119,63 op verzoekster, welke 0,6% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft aangegeven niet akkoord te gaan met het aanbod. De reden van weigering is niet bekend.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Billink geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Billink bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Billink in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Billink een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 0,6%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk dertien van de veertien schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd, zij het dat de stukken met betrekking tot de arbeids(on)geschiktheid van verzoekster ontbraken. Deze stukken zijn na de zitting op (hernieuwd) verzoek van de rechtbank nagestuurd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Gegeven de in de medische stukken geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat fulltime werken niet haalbaar is voor verzoekster en dat meer dan 20 uur per week werken nu niet haalbaar is.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Billink, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Billink te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Billink zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Billink om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Billink in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aukema, rechter, en in aanwezigheid van L.M. Heinis, griffier, in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.