ECLI:NL:RBROT:2024:7192

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/676785 / JE RK 24-753
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten plaatsing en ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

Op 26 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht betreffende een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp en een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar. De Raad verzocht om deze maatregelen vanwege ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken heeft met gedragsproblematiek en een onveilige thuissituatie. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar hebben aangegeven dat zij momenteel onvoldoende in staat zijn om de ontwikkeling van hun kind zelfstandig te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 april 2024 waren de minderjarige, zijn ouders, vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om de hulpverlening te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging voor gesloten plaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot evaluatie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/676785 / JE RK 24-753
Datum uitspraak: 26 april 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp en ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] ,
advocaat mr. A.T. Tilburg te Spijkenisse.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 3 april 2024, binnengekomen op de rechtbank op diezelfde datum;
  • de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 18 april 2024, binnengekomen op de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 april 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige] met zijn advocaat;
  • de moeder;
  • de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, te weten dhr. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna GI), te weten mw. [persoon B] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij [naam instelling] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 februari 2024 [voornaam minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 11 mei 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 16 februari 2024 een machtiging verleend [voornaam minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 11 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] voor de duur van een jaar.
Daarnaast verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn nog altijd zorgen over [voornaam minderjarige] . Nadat de voorlopige ondertoezichtstelling is uitgesproken en een gesloten machtiging is verleend, is [voornaam minderjarige] geplaatst bij [naam instelling] . Hier heeft [voornaam minderjarige] aan zichzelf gewerkt. Het is van belang dat de hulpverlening en de begeleiding wordt voortgezet. De Raad schaart zich achter het advies van de gedragsdeskundige. Een gesloten machtiging voor de duur van zes maanden is nodig om de hulpverlening te kunnen bieden die [voornaam minderjarige] nodig heeft. Een kortere verlening van de gesloten machtiging is niet wenselijk. Zo wordt voorkomen dat [voornaam minderjarige] valse hoop krijgt. Daarnaast wordt de machtiging niet langer gebruikt dan nodig.
4.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad ondersteund en het volgende meegedeeld. De zorgen over [voornaam minderjarige] zijn nog steeds aanwezig. Hoewel er wordt gezien dat [voornaam minderjarige] erg zijn best doet op de groep, is hij nog niet klaar voor een thuisplaatsing. De vraag is of [voornaam minderjarige] zijn best doet voor de omgeving of voor zichzelf. Er dient te worden gewerkt aan het gedrag en de impulsiviteit van [voornaam minderjarige] met behulp van therapie. Er is overwogen om [voornaam minderjarige] (als tussenstap) te plaatsen op een open groep, maar dit lijkt niet in het belang van [voornaam minderjarige] omdat hij is gebaat bij continuïteit, duidelijkheid en structuur. Daarom wordt er de komende periode vanuit de geslotenheid toegewerkt naar thuisplaatsing.
4.3.
De moeder heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de Raad. De moeder is het eens met het plan van de jeugdbeschermer. De ouders onderkennen dat zij in de afgelopen periode [voornaam minderjarige] onvoldoende hebben weten te begrenzen. Zij zijn daar erg van geschrokken. Zij zijn daarom nu een stuk strikter. Tot op heden verlopen de verlofmomenten goed. De ouders willen leren hoe zij [voornaam minderjarige] kunnen vertrouwen en loslaten, maar dan in kleine stapjes. Als het gezin er klaar voor is, willen zij dat er wordt teruggewerkt naar huis.
4.4.
De vader heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige] gedraagt zich goed. Ook de vader is het eens met het plan van de jeugdbeschermer. De vader wil het allerbeste voor [voornaam minderjarige] .
4.5.
Door en namens [voornaam minderjarige] is het volgende ter zitting aangevoerd. [voornaam minderjarige] heeft zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling. Daarnaast vindt [voornaam minderjarige] een gesloten plaatsing nog nodig. [voornaam minderjarige] is het echter niet eens met de verzochte duur van de gesloten machtiging. [voornaam minderjarige] verzoekt de machtiging te verlenen voor de duur van drie maanden en het overig verzochte aanhouden. Op deze manier is er een tussentijds toetsingsmoment en wordt er perspectief geboden.

5.De beoordeling

Ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er grote zorgen zijn over [voornaam minderjarige] , waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Bij [voornaam minderjarige] is sprake van forse gedragsproblematiek. Zo heeft [voornaam minderjarige] last van onverklaarbare woedeaanvallen. Als [voornaam minderjarige] een woedeaanval heeft, overziet hij de situatie niet meer, waardoor [voornaam minderjarige] spullen vernielt en gezinsleden bedreigt. [voornaam minderjarige] maakt deel uit van een drill-rapgroep en komt veelvuldig in aanraking met politie en justitie. [voornaam minderjarige] heeft anderen bedreigd en beroofd. Ook heeft [voornaam minderjarige] met anderen gevochten. De politie heeft haar zorgen geuit over [voornaam minderjarige] , omdat de kans bestaat dat [voornaam minderjarige] zelf slachtoffer wordt. Hij is op dit moment niet veilig in de wijk. Er zijn ook zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] gaat al langere tijd niet naar school en heeft geen andere zinvolle dagbesteding.
5.3.
Het is positief dat zowel de ouders als [voornaam minderjarige] open staan voor hulp. Er wordt ook gezien dat de ouders welwillend zijn, maar op dit moment onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [voornaam minderjarige] zelfstandig weg te nemen. Het lukt de ouders onvoldoende grip te krijgen op [voornaam minderjarige] . Het is van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft, zodat er hulpverlening voor de ouders en [voornaam minderjarige] kan worden ingezet. Tot slot is ter zitting gebleken dat niemand zich heeft verzet tegen het verzoek. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
Machtiging gesloten plaatsing
5.4.
De kinderrechter is ook van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [voornaam minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw)).
5.5.
De zorgen zoals omschreven in de beschikking van 16 februari 2024 zijn nog altijd onverminderd aanwezig. [voornaam minderjarige] is geplaatst bij [naam instelling] omdat hij een gevaar vormde voor zichzelf en zijn omgeving. De situatie bleek zodanig ernstig dat [voornaam minderjarige] met spoed gesloten is geplaatst. De ouders zijn weliswaar erg betrokken bij [voornaam minderjarige] , maar zij kunnen op dit moment nog onvoldoende grip krijgen op [voornaam minderjarige] in de thuissituatie. Om deze reden kan [voornaam minderjarige] nog niet terug naar de ouders. Hoewel [voornaam minderjarige] de afgelopen periode hard aan zichzelf heeft gewerkt, zijn deze ontwikkelingen nog pril. Het is van belang dat [voornaam minderjarige] zijn gedrag verandert omdat hij dit zelf wil en niet omdat anderen dit van hem verwachten.
5.6.
De komende periode is het van belang dat er vanuit de geslotenheid wordt toegewerkt naar meer vrij- en openheden. Een plaatsing bij een open groep acht de kinderrechter niet in het belang van [voornaam minderjarige] , omdat hij is gebaat bij de structuur en stabiliteit die de geslotenheid hem biedt. Een machtiging voor de duur van drie maanden, zoals namens [voornaam minderjarige] is verzocht, acht de kinderrechter niet in het belang van [voornaam minderjarige] . Dit biedt mogelijk valse hoop. Een verlening van de gesloten machtiging voor de duur van zes maanden is van belang, zodat [voornaam minderjarige] gedurende die periode daadwerkelijk leert om zijn gedrag te veranderen vanuit intrinsieke motivatie. De kinderrechter gaat er vanuit dat de machtiging niet meer wordt gebruikt als dit niet langer nodig is.
5.7.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlenen, en wel voor de periode van zes maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 26 april 2024 tot 26 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verleent een machtiging om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 26 april 2024 tot 26 oktober 2024;
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2024 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 15 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.