ECLI:NL:RBROT:2024:7184

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
C/10/673482 / HA ZA 24-128
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallen bankgarantie en gevolgen voor partijen in civiele procedure

In deze zaak heeft KBC Bank NV een bankgarantie verstrekt aan Wijco Technics B.V. ter opheffing van een beslag dat Wijco had gelegd op de activa van ASK Romein Bouw B.V. De bankgarantie was gebaseerd op het NVB-beslaggarantiemodel en bevatte specifieke voorwaarden waaronder de garantie verviel. De rechtbank heeft vastgesteld dat Wijco niet tijdig KBC heeft geïnformeerd over de aanhangige bodemprocedure tegen ASK, waardoor de bankgarantie is vervallen. KBC heeft de rechtbank verzocht te verklaren dat de bankgarantie is verlopen en dat Wijco geen aanspraak meer kan maken op de garantie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorwaarden van de bankgarantie strikt moeten worden nageleefd en dat KBC zich terecht op het verval van de garantie kan beroepen. De rechtbank heeft de vorderingen van KBC toegewezen en de vorderingen van Wijco afgewezen. Wijco is veroordeeld tot teruggave van de bankgarantie en in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van strikte naleving van de voorwaarden van bankgaranties in civiele procedures.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/673482 / HA ZA 24-128
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
KBC BANK NV,
gevestigd te Brussel,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WIJCO TECHNICS B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J. Schutrups te Enschede.
Partijen worden hierna KBC en Wijco genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
KBC heeft in 2021 een bankgarantie verstrekt aan Wijco. De bankgarantie is verstrekt als zekerheid voor de opheffing van een beslag dat Wijco had gelegd ten laste van ASK, een klant van KBC. De bankgarantie is gebaseerd op het zogeheten NVB-beslaggarantiemodel. In dit geschil gaat het erom hoe de vervalbepaling van artikel 5 van de bankgarantie moet worden uitgelegd en of KBC zich erop kan beroepen.
1.2.
De beoordeling in dit vonnis laat zich als volgt samenvatten. Onder het vervalbeding had Wijco zes maanden om ASK te dagvaarden en één maand na het verstrijken van die termijn om KBC schriftelijk te informeren dat er was gedagvaard. Wijco heeft ASK tijdig gedagvaard, maar nagelaten hiervan tijdig melding te doen aan KBC. Daardoor is de bankgarantie vervallen. KBC mag zich daarop beroepen, ook als zij uit andere hoofde mogelijk kennis had van de procedure. Dat is hard maar de aard van een bankgarantie brengt met zich dat strikt de hand gehouden moet worden aan de voorwaarden ervan.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 januari 2024, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de brief van 5 juli 2024 van mr. Van Dreumel namens Wijco, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 16 juli 2024 en de door partijen toen overgelegde spreekaantekeningen.

3.De feiten

3.1.
KBC heeft op 28 december 2021 op verzoek van ASK Romein Bouw B.V. (hierna: ASK) aan Wijco een bankgarantie afgegeven (hierna: de bankgarantie). De bankgarantie is afgegeven als zekerheid in verband met de opheffing van een door Wijco ten laste van ASK gelegd beslag.
3.2.
De bankgarantie bepaalt onder meer:
“2. De Bank verbindt zich op eerste schriftelijke verzoek van de Begunstigde, onder gelijktijdige overlegging van:
( a) een afschrift van een beslissing van een Nederlandse rechter met betrekking tot de Vordering, gewezen in een procedure tussen de Begunstigde en de Debiteur, (…)
( b) een origineel afschrift van een arbitraal vonnis met betrekking tot de Vordering gewezen in een procedure tussen de Begunstigde en de Debiteur; of
( c) een door partijen gewaarmerkt afschrift van een akte, houdende een minnelijke regeling tussen de Begunstigde en de Debiteur met betrekking tot de Vordering;
aan de Begunstigde te voldoen het bedrag dat de Begunstigde schriftelijk verklaart ter zake van de Vordering opeisbaar van de Debiteur te vorderen te hebben (…).
3. Ingeval van faillissement van de Debiteur (…) zal de Bank na verloop van een termijn van vier (4) maanden na de dag waarop de Begunstigde per aangetekende brief aan de Bank heeft bericht dat de Debiteur in staat van faillissement is verklaard (…), onder meezending van een bevestiging van de curator dat de Debiteur failliet is verklaard (…), aan de Begunstigde voldoen hetgeen de Begunstigde schriftelijk verklaart ter zake van de Vordering opeisbaar van de Debiteur te vorderen te hebben, tenzij:
( a) de Bank binnen voornoemde termijn van vier (4) maanden de Begunstigde heeft gedagvaard in een gerechtelijke procedure teneinde de gegrondheid en de hoogte van de Vordering te doen vaststellen of de Begunstigde te doen verbieden een beroep op deze bankgarantie te doen, in welk geval de Bank zal overgaan tot betaling aan de Begunstigde tegen overlegging van een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane beslissing van een Nederlandse rechter, gewezen in een procedure tussen de Begunstigde en de Bank; of
(…)
5. Deze bankgarantie vervalt indien niet voor, of binnen 6 maanden na [28 december 2021] een vordering als bovenbedoeld voor de bevoegde rechter tussen de Begunstigde en de Debiteur ter zake van de Vordering aanhangig is gemaakt of de benoeming van een of meer scheidslieden ingevolge een arbitraal beding is aangezegd, verzocht of voorgesteld, dan wel een minnelijke regeling tot stand is gekomen en de Bank niet binnen een maand na afloop van de hiervoor in dit artikel vermelde termijn door middel van een schriftelijke mededeling van of namens de Begunstigde hiervan in kennis is gesteld en in ieder geval tien (10) jaar na datum van ondertekening van deze bankgarantie, tenzij de Bank ten minste één maand voor de einddatum van de bankgarantie per aangetekend schrijven een schriftelijke verklaring van een in Nederland ingeschreven advocaat van de Begunstigde heeft ontvangen dat een procedure tussen de Begunstigde en de Debiteur ter zake van de Vordering nog aanhangig is of op grond van artikel 3 nog een procedure tussen de Begunstigde en de curator respectievelijk de bewindvoerder of de Bank aanhangig is, in welk geval de bankgarantie telkens voor een nieuwe termijn van tien (10) jaar geldig is.
6. Na verval van deze bankgarantie kan de Begunstigde geen enkele aanspraak meer maken jegens de Bank uit hoofde van deze bankgarantie en is de Begunstigde op verzoek van de Bank verplicht het origineel van deze bankgarantie terstond aan de Bank terug te geven. (…)”
3.3.
Op 27 juni 2022 heeft Wijco ASK gedagvaard bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Wijco/ASK-procedure). Zij vorderde betaling van meerwerkposten met in totaal € 160.364,00 exclusief btw, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. ASK heeft in die procedure een reconventionele vordering ingesteld.
3.4.
Voordat vonnis werd gewezen in de Wijco/ASK-procedure is ASK op 11 april 2023 failliet verklaard. De procedure werd hierdoor in conventie van rechtswege geschorst. De procedure in reconventie is niet voortgezet.
3.5. (
De advocaat van) KBC heeft op 2 oktober 2023 Wijco aangeschreven:
“Namens KBC doen wij hierbij mededeling van [ons] pandrecht. Als gevolg van deze mededeling is (alleen) KBC in plaats van ASK Romein Bouw B.V. c.s. en haar curatoren bevoegd de desbetreffende vordering te innen, daarvoor kwijting te verlenen en daarover minnelijke regelingen aan te gaan. KBC begrijpt dat bij de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een procedure aanhangig is tussen ASK Romein Bouw B. V. en Wijco Technics B. V. over een vordering van ASK Romein Bouw B. V. op Wijco Technics B.V. Deze vordering valt onder het pandrecht van KBC.”
3.6.
Wijco heeft KBC bij brief van 3 oktober 2023 meegedeeld dat ASK failliet was verklaard en geïnformeerd dat haar vordering (inclusief rente en kosten) € 194.924,21 bedroeg.
3.7. (
De advocaat van) KBC heeft bij brief van 17 oktober 2023 Wijco bericht dat de bankgarantie was vervallen omdat Wijco KBC niet tijdig had bericht dat er een bodemprocedure was begonnen tegen ASK.
3.8.
Wijco heeft op 27 maart 2024 de curatoren van ASK gedagvaard bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Zij vordert inzage in correspondentie tussen ASK en KBC met betrekking tot de Wijco/ASK-procedure. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft een mondelinge behandeling gepland op 26 september 2024.
3.9.
Bij brief van 25 juni 2024 heeft KBC Wijco verzocht de mogelijkheid van teruggave van de bankgarantie te onderzoeken.

4.Het geschil

4.1.
KBC vordert, samengevat, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart (primair) dat de bankgarantie is verlopen en er geen beroep meer op kan worden gedaan dan wel (subsidiair) dat KBC niet gehouden is enig bedrag onder de bankgarantie aan Wijco te betalen;
Wijco veroordeelt tot teruggave van de bankgarantie op straffe van een dwangsom;
Wijco veroordeelt in de proceskosten.
4.2.
Wijco voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van KBC in de proces- en nakosten.
4.3.
Wijco vordert op haar beurt dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de vordering van Wijco op ASK vaststelt op € 160.364,00, te vermeerderen met btw, rente en buitengerechtelijke incassokosten;
KBC veroordeelt tot uitkering onder de bankgarantie van de vordering van Wijco op ASK;
KBC veroordeelt in de proces- en nakosten, vermeerderd met rente.
4.4.
KBC voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Wijco in de proceskosten.

5.De beoordeling

Inleiding

5.1.
De bevoegdheid van de rechtbank en de toepasselijkheid van Nederlands recht zijn niet geschil en vloeien overigens voort uit de forum- en rechtskeuzes uit de bankgarantie.
Uitleg van de bankgarantie; de bankgarantie is op 29 juli 2022 vervallen
5.2.
Het is vaste rechtspraak dat de voorwaarden van een bankgarantie strikt uitgelegd en toegepast moeten worden. De reden daarvan is dat dergelijke garanties een zelfstandige betekenis hebben in het economisch verkeer en de bank, naast haar eigen belang, niet alleen maar te maken heeft met de belangen van de begunstigde, maar ook met de belangen van degene die opdracht heeft gegeven tot het stellen van de bankgarantie. Op dit uitgangspunt kan alleen in bijzondere omstandigheden een uitzondering worden aangenomen. Voorbeelden van dergelijke omstandigheden zijn bedrog of willekeur aan de zijde van de begunstigde of degene in wiens opdracht de garantie is gesteld.
5.3.
Uit de tekst van artikel 5 blijkt dat Wijco vanaf 28 december 2021 (de datum van de bankgarantie) zes maanden had om ASK te dagvaarden bij de gewone rechter of arbiters of te schikken en één maand na het verstrijken van die termijn (dus uiterlijk op 28 juli 2022) om KBC hiervan schriftelijk mededeling te doen. De rechtbank volgt dus niet het betoog van Wijco dat de termijn van één maand na het verstrijken van de eerste termijn alleen maar geldt bij schikkingen. Dat volgt niet uit de tekst van die bepaling.
5.4.
Wijco heeft ASK wel tijdig gedagvaard, maar heeft KBC daarvan niet tijdig schriftelijk mededeling gedaan. Daarmee is de bankgarantie vervallen.
Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat KBC zich op de voorwaarden van de bankgarantie beroept
5.5.
Wijco betoogt dat KBC niet in haar belangen is geschaad omdat KBC wist of zal hebben geweten dat Wijco een bodemprocedure was begonnen tegen ASK. Zij leidt die wetenschap af uit de brief van 2 oktober 2022. Ook betoogt zij dat KBC als pandhouder al veel eerder geïnformeerd zal zijn over die procedure.
5.6.
Dit betoog slaagt niet. KBC kan zich ook op artikel 5 van de bankgarantie beroepen als zij op of voor 29 juli 2022 zou hebben geweten dat de Wijco/ASK-procedure inmiddels was aangevangen. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat KBC zich op het artikel beroept. Tegenover het belang van Wijco om onder de garantie te kunnen trekken, staat immers het belang van ASK dat dit niet gebeurt. Ook heeft de bank een eigen belang, namelijk dat zij niet aangesproken wordt buiten de voorwaarden van een door haar afgegeven bankgarantie. De brief van 24 juni 2024 doet daar niet af.
5.7.
Wijco heeft de rechtbank gevraagd KBC te bevelen stukken over te leggen waaruit blijkt sinds wanneer KBC bekend was met de Wijco/ASK-procedure. Ook heeft zij bewijs aangeboden van die kennis. De rechtbank gaat hieraan voorbij. De kennis van KBC is immers niet relevant.
Slotsom
5.8.
De bankgarantie is vervallen en KBC mag zich op dit verval beroepen. Het verweer dat KBC op grond van artikel 3 van de bankgarantie niet tijdig deze procedure is begonnen tegen Wijco, verandert deze conclusie niet. Niet alleen is dit verweer feitelijk ongegrond maar toen KBC deze procedure begon, was de bankgarantie al vervallen.
5.9.
De vorderingen van KBC worden toegewezen, behalve dat een dwangsom niet nodig is. De vorderingen van Wijco, die erop neerkomen dat zij betaling onder de bankgarantie wil, worden afgewezen.
5.10.
Wijco zal als in de het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Die worden in conventie als volgt begroot:
De kosten in reconventie worden begroot op € 964,50 (één punt tegen € 1.929,00 * 50%).
5.11.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
a. verklaart voor recht dat de bankgarantie is verlopen en Wijco er geen beroep meer op kan doen;
veroordeelt Wijco om binnen tien werkdagen na vonnisdatum het origineel van de bankgarantie aan KBC terug te geven;
veroordeelt Wijco in de proceskosten, begroot tot op heden op € 4.685,42;
verklaart de veroordelingen onder b en c uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie
wijst de vorderingen van Wijco af;
veroordeelt Wijco in de proceskosten, begroot tot op heden op € 964,50;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
1876/3194